Zonder kwade bedoelingen | Een specialist: Adolf Eichmann

De beelden van het Eichmannproces (Jeruzalem, 1961) die ik als adolescent in het journaal zag, zijn me altijd bijgebleven. De als monster afgeschilderde man, die verantwoordelijk heette te zijn voor de uitroeiing van miljoenen joden, zag er onbeduidend uit in zijn kogelvrije glazen kooi. Toen ik als volwassene en geschiedkundige meer aan de weet kwam over Adolf Eichmann en zijn proces, werd een en ander genuanceerd, maar de behoefte aan meer beelden bleef.

Dankzij verwoed speurwerk van Rony Brauman en Eyal Sivan, twee in Frankrijk levende Israëli's, zijn die beelden er nu. Ze hebben 350 van de meer dan 500 uur videobeelden die tijdens het proces werden gemaakt opgespoord en gerestaureerd. Uit dat materiaal hebben ze Un spécialiste, een twee uur durende speelfilm vervaardigd, een portret van Eichmann. InEloge de la désobéissance, het boek dat de film vergezelt, maken ze duidelijk dat de film een politiek essay is over gehoorzaamheid en verantwoordelijkheid, geïnspireerd op Hannah Arendts analyse van Eichmann, de banaliteit van het kwaad. Ze willen de aanwezigheid van het 'geval Eichmann' in onze directe omgeving aantonen, waarschuwen voor de verwoestingen die gedachteloze gehoorzaamheid kan aanrichten. Anders dan in de film, die uitsluitend gebaseerd is op beelden van het Eichmannproces, leveren ze in hun boek bijzonder felle kritiek op het politieke beleid van Israël en de exploitatie van de Shoah. Gehoorzaamheid die tot wreedheden tegen anderen leidt, is geen typisch Duits fenomeen, maar komt ook voor in het land dat zich te pas en te onpas op zijn slachtofferstatus beroept.

De film begint met een uittreksel uit de openingsrede van de openbare aanklager. Hij noemt Eichmann de vijand van de mensheid, een monster. Vervolgens zien we de bureaumoordenaar achteloos het stof afdoen van zijn 'bureau'. Daarop volgen beelden van een verontwaardigd publiek. De hele film door zien we afwisselend getuigen en Eichmann, ondervraagd door procureur en rechters. Deze opeenvolging van indringende verhoren en dovemansgesprekken levert een indrukwekkende film op, vol sterke beelden en dramatische spanning. De bureaucratische houding, het gedrag en denken van Eichmann verbijsteren. Zijn vaak expressieve gelaatsuitdrukkingen, de scherp-schuine streep van zijn mond met de nerveuze trek errond en zijn gefronste voorhoofd, duid je onwillekeurig in het licht van zijn misdaad: minachting, cynisme, grijnslach.

Het kost moeite om je te realiseren dat de film een collage is, resultaat van verwoed knip- en plakwerk. Eichmann deed het stof niet af terwijl de aanklager zijn onmenselijke daden beschreef, hij speelde niet met zijn stylo toen getuigd werd over kinderen die hij naar Auschwitz liet deporteren. Maar het blijft een sterk beeld: Eichmann, Schreibtischtäter, spelend met zijn moordwapen.


Banaliteit van het kwaad

In Eichmann in Jerusalem. A Report on the Banality of Evil omschrijft Arendt niet precies wat ze met 'banaliteit van het kwaad' bedoelt. Men moet er rekening mee houden dat het boek een bundeling is van reportages die ze ter plekke schreef voor een Amerikaans weekblad. In die verslagen worstelt Arendt met het kwaad waarmee ze geconfronteerd wordt, probeert het almaar beter te omschrijven. Wie het boek leest, herbeleeft die worsteling en moet actief meedenken.

Zoals veel verslaggevers kwam Arendt sterk onder de indruk van de normaliteit van Eichmann. Geen indrukwekkend of geslepen misdadiger, maar iemand die door niets anders bezield werd dan "een ongewone ijver om alles te doen wat bevorderlijk kon zijn voor zijn carrière". Hij heeft er "nooit bij stilgestaan wat hij eigenlijk deed". Niet dat hij dom was, hij "heeft heel goed geweten waar het om ging". Maar het was pure gedachteloosheid die hem ertoe voorbestemde een van de grootste misdadigers van zijn tijd te worden. Er viel bij hem geen demonische kant te ontdekken. Dat moge "'banaal' zijn of zelfs komisch, 'gewoon' is het daarom allerminst" (Arendt, 12). Veel verslaggevers waren vertrokken met de verwachting dat zo'n monsterachtige misdaad door een monster begaan moest zijn.[1] Ze verloren uit het oog dat "de meeste tirannen en seriemoordenaars er zielig en gewoon uitzien eens ze van hun macht beroofd zijn" (Elon, 26).

Arendt had moeite om Eichmann au sérieux te nemen, hij was "duidelijk geen monster, eerder een clown in een glazen kooi". Haar argumentatie is zwak: hij is niet de hele tijd consequent, spreekt zichzelf soms tegen. Volgens Arendt kon je hem maar serieus nemen als je "er de voorkeur aan gaf het dilemma tussen de onuitsprekelijke ontzetting over zijn daden en de onloochenbare lachwekkendheid van de dader zelf uit de weg te gaan en hem als een sluwe, berekenende leugenaar te beschouwen - wat hij ten duidelijkste niet was" (Arendt, 68-70).

Ze noemt hem een opschepper die zich alleen in clichés kon uitdrukken, iemand "met echt wel beperkte geestesgaven". Hij kon niet denken, was "hoegenaamd niet in staat iets vanuit andermans oogpunt te bekijken" (Arendt, 61-65, 144-146). Of met andere woorden, hij kon zich totaal niet inleven in zijn slachtoffers. Mede daardoor achtte hij zich 'Im Sinne der Anklage nicht schuldig'. Arendt gelooft dat hij nooit uit laaghartige motieven gehandeld heeft; integendeel, hij heeft altijd zijn plicht gedaan. Het enige dat hem een slecht geweten kon bezorgen, was ongehoorzaamheid (Arendt, 44, 153).

Dat Eichmann geen monster was maar één van de vele "angstig en beangstigend normale mensen", noemt ze "veel schrikwekkender dan alle gruwelen te zamen, want [dat impliceert] dat dit nieuwe type misdadiger, dat met recht hostis humani generis genoemd mag worden handelt onder omstandigheden die het hem nagenoeg onmogelijk maken te beseffen of aan te voelen dat hij kwaad aanricht" (Arendt, 268-269). Dat deze "doorsnee-mens, een individu dat noch zwakzinnig, noch ideologisch geïndoctrineerd, noch cynisch was, niet in staat was goed van kwaad te onderscheiden", was voor velen niet te bevatten. Ook de humane en plichtsgetrouwe rechters in Jeruzalem zagen hem liever als een leugenaar en "gingen daarmee het grootste ethische probleem van de hele zaak uit de weg" (Arendt, 45). Gebrek aan werkelijkheidszin en gedachteloosheid "kunnen in een mens meer onheil aanrichten dan alle boze driften die het mensenhart eigen zijn te zamen" (Arendt, 12).


Banalisering van kwaad

Dit deel van Arendts analyse vinden we terug bij Brauman en Sivan. Ze leiden er onder meer uit af dat ieder van ons in potentie een Eichmann is; een interpretatie die Arendt nochtans afwees (p. 11). Brauman en Sivan zien gehoorzaamheid en gedachteloosheid als de bron van alle kwaad. Hun bewijsvoering is aan de magere kant, ze verwijzen alleen naar het gekende gehoorzaamheidsexperiment van Stanley Milgram[2]. Maar het is zeer de vraag of gedachteloze onderwerping aan een autoriteit volstaat om jarenlang begeesterd mee te werken aan de organisatie en uitvoering van een volkenmoord. Moet je behalve gehoorzaam ook niet een beetje overtuigd zijn van wat je doet? Als, zoals Brauman en Sivan stellen, gehoorzaamheid een van de voornaamste karaktertrekken van Eichmann was, waarom zou hij dan op ideologisch vlak ongehoorzaam geweest zijn?

Maar ze geloven Eichmann op zijn woord, hij was een overijverig bureaucraat, geen jodenhater maar de gehoorzame uitvoerder van een criminele wet die hij privé afkeurde. Ze nemen deze verdediging van Eichmann integraal over om ze als beschuldiging tegen hem te keren. Gedachteloze gehoorzaamheid, dát is zijn schuld. Ook Arendt stond nogal onkritisch tegenover Eichmanns beweringen (al geloofde ze niet alles), ook zij vroeg zich niet af of Eichmann een en ander niet zei in de hoop er met een lichtere straf af te komen.[3]

Eichmann werd vóór en tijdens het proces voorgesteld als de hoofdverantwoordelijke voor de jodenuitroeiing, een waar monster. Eichmann kende dit satansbeeld en wou het weerleggen, mede daarom was hij vijf jaar vóór het proces aan zijn memoires begonnen. Ook zijn verdediging in Jeruzalem werd waarschijnlijk verregaand bepaald door het satansbeeld dat van bij het begin van hem werd geschetst. Hij kon moeilijk anders dan zich als gewoon mens voorstellen, een radertje in de nazi-machinerie, iemand die alleen maar gehoorzaamde, niet nadacht over wat hij deed, geen initiatieven nam, tegen de Endlösung was. Deze verdediging, mogelijk een strategie, werd en wordt nogal eens verward met een objectieve beschrijving van luitenant-kolonel Eichmann. Maar het is weinig waarschijnlijk dat de man die alle razzia's en deportaties regelde, zichzelf als een willoos radertje zag. "Je had hem", zei een getuige op het proces, "in zijn SS-uniform moeten zien!". De verwachting in de beklaagdenbank een monster aan te treffen, gekoppeld aan het hardnekkig gehamer van de aanklager op het satansbeeld, heeft bij een aantal intellectuelen mogelijk een averrechts effect gehad, waardoor ze iets te ver zijn meegegaan in Eichmanns banalisering van zijn rol.


Een andere Eichmann

Wie vol wil houden dat Eichmann slechts een willoos instrument was, moet elk spoor van ideologische overtuiging minimaliseren of ontkrachten. Neem de beruchte uitspraak van Eichmann, eind februari 1945 tegen zijn medewerkers. Hij zei "dat hij lachend in zijn graf zou springen, want de gedachte vijf miljoen personen op zijn geweten te hebben was voor hem een bron van buitengewone voldoening".[4] Arendt en Mulisch doen dit zonder enige argumentatie af als dubieus, grootspraak, gebral onder vrienden. Brauman en Sivan reppen met geen woord over Eichmanns cynische uitspraak.

Toen Himmler eind 1944 achter Hitlers rug om zoete broodjes probeerde te bakken met de geallieerden, en daarom deportaties en vergassingen stopzette, legde Eichmann zijn bevel naast zich neer en blééf joden deporteren. Geen ideologische hardnekkigheid, meent Arendt, zijn beslissing werd ingegeven door zijn geweten; Himmlers bevel was in strijd met dat van de Führer die hij mateloos vereerde. Mulisch (die meent dat Eichmann zich niet bijzonder voor Hitler interesseerde) bespeurt evenmin fanatisme, maar een "bovennatuurlijke conceptie van 'het bevel'".

En dan zijn er de Sassentapes, een interview van honderdtwintig uur dat Eichmann in 1956-57 als vrij man gaf aan de Nederlandse ex-SS'er Willem Sassen. Delen van het door Sassen uitgeschreven vraaggesprek werden in Jeruzalem als bewijsstuk aanvaard: bladzijden die eigenhandig door Eichmann geannoteerd werden, plus een zeventigtal pagina's die hij ter afsluiting van het interview had geschreven. Over de waarde van dit Sassendocument lopen de meningen uiteen. Volgens sommigen voegt het op feitelijk vlak niets toe, maar werpt het wel een interessant licht op de psychologie van Eichmann en de wijze waarop hij op zijn nazi-verleden terugkijkt (Wieviorka, 94). Anderen vinden dat het feit dat Eichmann zich in dit interview een verstokt nazi toont "even zwaar weegt als de duizenden bevelen en instructies die hij destijds heeft getekend" (Poliakov, 85-87; Robinson, 23). Zeker is, dat de passages die door het hof werden aanvaard aantonen dat Eichmann op zijn proces, óf ingrijpend veranderd was, óf zich anders voordeed met de bedoeling zijn aandeel in de Endlösung zoveel mogelijk te minimaliseren. Het is dan ook ronduit verbazingwekkend dat de Sassentapes en -documenten nog altijd niet serieus onderzocht werden. Stan Lauryssens schreef er wel twee geromantiseerde boeken over, maar die bevatten te veel onwaarschijnlijkheden, onjuistheden, gissingen en contradicties om geloofwaardig te zijn.

Het is niet duidelijk of het hof in Jeruzalem over de bandopname beschikte. Volgens Lauryssens zitten de 67 spoelen 'veilig' in een Zwitserse bankkluis. Sivan is ervan overtuigd dat de Israëlische geheime dienst ze heeft, maar ze niet wil vrijgeven. In de documentaire die Guido Knopp over Eichmann heeft gemaakt, zitten verschillende uittreksels uit de Sassentapes. Wat Eichmann daar over de jodenuitroeiing zegt, klinkt bijzonder beslist, gedreven en overtuigd. Toen ik Sivan hiermee confronteerde, beweerde hij dat niet Eichmann spreekt, maar iemand die zijn stem nabootst. Bewijzen heeft hij niet, maar hij windt zich op over deze "schandalige manipulatie".

Met het interview wou Eichmann onder meer de 'leugens' weerleggen die over hem de ronde deden. Ook hier luidt het dus dat hij geen monster is maar een gewoon mens. Hij voerde bevelen uit, gewoon sachliche Arbeit. Maar, voegt hij eraan toe, had hij niet voor transport gezorgd, dan waren de joden nooit in het slachthuis afgeleverd. Wat er verder met hen gebeurde ging hem niet aan. Hij heeft nooit een jood gedood, aan zijn handen kleeft geen bloed.

In de door Eichmann geannoteerde bladzijden leren we ook een andere Eichmann kennen. Iemand die het gesmeerde verloop van de deportatie van de Nederlandse joden "eine Pracht!" noemt. Iemand die benadrukt geen simpele Befehlsempfänger geweest te zijn, maar een idealist. Eens hij de noodzaak van de jodenuitroeiing begrepen had, zette hij zich fanatiek in. Hij beroept er zich op in zes jaar tijd zes miljoen vijanden van het Reich gedood te hebben. Daarop sloeg zijn uitspraak dat hij lachend in zijn graf zou springen! Alles bij mekaar had hij nergens spijt van, integendeel.

Deze Eichmann lijkt toch nogal overtuigd van de nazi-ideologie, op zijn minst ideologisch gehoorzaam. Maar wie Eichmanns verdediging volgt, in hem "slechts een werktuig in handen van hogere krachten" ziet, kan met dit alles weinig aanvangen. Integendeel, zij benadrukken dat hij ideologischongehoorzaam is geweest, geloven graag dat hij in zijn diepste binnenste de jodenuitroeiing heeft afgekeurd. Die innerlijke gespletenheid bewees immers dat hij zijn geweten opzij geschoven had, moreel schuldig was.

Mulisch doet niets met het Sassendocument, Arendt gebruikt alleen die gegevens die niet strijdig zijn met haar stelling en zwijgt over de rest. Brauman en Sivan verzwijgen het bestaan van het document, maar gebruiken wel reacties van Eichmann op uittreksels die op het proces werden voorgelezen. Reacties die ze in een totaal andere context plaatsen, waardoor ze van betekenis veranderen.


Kwaad uit goedheid

Op een gegeven moment twijfelt Arendt kennelijk aan haar vaststelling dat Eichmann goed en kwaad niet uit elkaar kon houden. Tijdens het lange politieverhoor dat voor het proces werd afgenomen, had hij gezegd "dat hij zijn leven lang aan de ethische eisen van Kant had gehoorzaamd".[5] En dat past natuurlijk niet in het beeld van een gedachteloos, Kadavergehorsamiemand. Kants zedenleer is immers "nauw verbonden met 's mensen oordeelsvermogen, dus met het tegendeel van blinde gehoorzaamheid". Tijdens het proces bleek "tot ieders verbazing dat Eichmann een vrij nauwkeurige definitie wist te geven van de categorische imperatief: 'Daarmee bedoelde ik, dat het principe van mijn willen en streven zo moet zijn dat het te allen tijde verheven kan worden tot het principe van een algemene wetgeving'. Maar vanaf het moment dat hij aan de Endlösung moest meewerken, had hij niet meer volgens de Kantiaanse principes geleefd en zich getroost met de gedachte dat hij zijn eigen meester niet meer was, toch niets kon veranderen". Arendt meent dat "Eichmann de Kantiaanse formule niet heeft afgezworen maar omgebogen tot: 'Handel zo dat de Führer, als hij van uw handelen op de hoogte was, dit handelen zou billijken'" (Arendt, 144-145).

Dus dan toch enigszins beredeneerde gehoorzaamheid, niet louter gedachteloosheid, maar een vorm van morele overtuiging. Was Eichmann ook ideologisch overtuigd, al was het maar uit gehoorzaamheid? Arendt verwijst (impliciet) naar de beruchte toespraken die Himmler begin oktober 1943 hield voor hooggeplaatste SS'ers en nazi's. Ze twijfelt er niet aan dat de toehoorders geloofden wat Himmler hun voorhield. Dat de jodenuitroeiing een geweldige, unieke taak was die zware eisen stelde aan de uitvoerders. Dat ze verre van "gemene boeven, geboren sadisten of anderszins perverse figuren" waren, maar normale mensen. "Het probleem was niet zozeer hoe ze hun 'normale geweten' het zwijgen konden opleggen, als wel hoe men hen kon bevrijden van de 'animalische Mitleids-reacties' die vrijwel elk normaal mens bij de aanblik van fysiek lijden te zien geeft" (Arendt, 115-116).

Ook Eichmann "had een geweten; zijn geweten heeft ongeveer vier weken lang zo gefunctioneerd als men normaliter mocht verwachten. Daarna maakte het een draai van 180 graden en functioneerde verder" (Arendt, 107).[6] Anders dan Brauman en Sivan beweren, heeft Eichmann zijn geweten niet in slaap gesust, het was van inhoud veranderd. Eichmann, sinds 1932 nazi en SS'er, was tien jaar later toen de uitroeiing begon, naar alle waarschijnlijkheid ideologisch overtuigd van wat hij deed. Door mee te werken aan de vernietiging van het Europese jodendom, 'de rotte appendix van Europa' verwijderen, dacht hij het goede te doen. In de ogen van overtuigde nazi's vormden mentaal gehandicapten, zigeuners, joden... een ernstige bedreiging voor het Duitse volk. Ze zagen ze als parasieten die hetVolkskörper infecteerden en het op termijn te gronde zouden richten. Dit kwaad definitief uitroeien, was het eigen volk beschermen, dus een verdienste.[7] Geen kwaad uit gehoorzaamheid, geen morele gedachteloosheid, maar de ideologisch gefundeerde overtuiging goed te doen. Overtuigde nazi's maakten wel degelijk onderscheid tussen goed en kwaad, maar ze hielden er andere, nationaal-socialistische waarden op na.

Ook Arendt heeft het hierover, maar Eichmann sluit ze kennelijk uit van enige ideologische overtuiging. Ze opponeert hem aan nazi-kopstukken. Anders dan bij Eichmann kon hun bewering dat ze een zuiver geweten hadden, gemakkelijk weerlegd worden. Hooggeplaatst als zij waren, konden ze bezwaarlijk het Befehl ist Befehl inroepen. Maar zelfs dat is niet zeker, misschien handelden ze vanuit de overtuiging dat ze werkelijk de "'bevrijding' van de mensheid uit de 'macht van de Untermensch'" nastreefden, een inzicht dat "nog niet door andere naties was geaccepteerd. ... Gesteld dat zij de oorlog hadden gewonnen - wie van hen zou een kwaad geweten hebben gehad?" (Arendt, 269).

Gemeten aan de maatstaven van de maatschappij waar hij deel van uitmaakte, trof Eichmann geen schuld. Maar er zijn misdaden die de natuur, de mensheid geweld aandoen. Kwaad dat de wereldrechtsorde verkracht, moet worden bestraft om de morele orde te herstellen. Deze "verouderde, barbaarse denkbeelden" zijn het "die ertoe leidden dat men Eichmann voor de rechter bracht ... als het erop aankomt rechtvaardigden alleen zij de doodstraf" (Arendt, 268-269).


Manipulatie

Brauman en Sivan hebben uit honderden uren beeldmateriaal die gegevens gepuurd die het 'systeem Eichmann', de administratieve misdaad, duidelijk maken. In hun boek schetsen ze wat zoal werd weggelaten: het grootste deel van de openingsrede van de aanklager; de meeste getuigenverklaringen (die meer dan de helft van de zittingen in beslag namen); de antwoorden van Eichmann op vragen van zijn advocaat; beelden van het publiek; alle gruwelbeelden; de Reichskristallnacht, het plan om de joden naar Madagascar over te brengen, de uitroeiing van honderdduizenden Hongaarse joden (toen Eichmann op het toppunt van zijn macht stond)...

Anders dan op het proces, doen de filmmakers geen moeite om de escalatie van jodenvervolging tot uitroeiing te verduidelijken. Ze menen dat die voldoende bekend is. Dat valt te betwijfelen. Wat daar verder ook van zij, door alle beelden over de Kristalnacht en het Madagascarplan te schrappen, bevorderen ze zeker geen genuanceerd inzicht. Wie alleen de film ziet en niet goed thuis is in de geschiedenis van de Endlösung, zal heel wat niet goed kunnen duiden.

Om er een boeiend en vloeiend verhaal van te maken, hebben Brauman en Sivan het verloop van het proces compleet omgegooid. Daardoor lijkt het of Eichmann in discussie gaat met de getuigen. Beeld en klank werden grondig bewerkt. Het gedateerd karakter van de beelden werd weggewerkt door ze met de modernste technieken te herbelichten en restaureren. Om dramatiek en verhaal te verbeteren, werden met de computer verschillende camerabewegingen toegevoegd en bepaalde beelden versmolten (vandaar de bijna voortdurende reflectie van het publiek op de glazen wanden van Eichmanns kooi). Er werd duchtig geknipt en naadloos geplakt. Vanuit technisch oogpunt is de film een première.

De makers verantwoorden hun aanpak met de bewering dat objectiviteit toch onmogelijk is. Om die reden menen ze dat hun vervorming van het materiaal evenwaardig is "aan die andere, het zogenaamde waarheidseffect van een onbewerkt document". De waarheid van hun film "berust in het feit dat de selectiecriteria en de opgelegde structuur expliciet zijn". Maar dat geldt alleen voor wie ook hun boek leest, en ook daarin zetten ze lang niet alles uiteen.

De manipulatie is niet altijd even vrijblijvend. Neem het einde van de film. Eerst zien we hoe Eichmann zich in allerlei bochten wringt om geen standpunt te moeten innemen over de jodenuitroeiing. Na lang aandringen verklaart hij dat, mocht hij hebben moeten doden, hij zich waarschijnlijk een kogel door het hoofd zou hebben gejaagd. Daarop confronteert de aanklager Eichmann met een passage uit het politieverhoor waarin hij zegt te beseffen dat hij schuldig bevonden zal worden aan medeplichtigheid aan moord en zich bereid verklaart voor zijn misdaden te boeten. Erkent hij dan nu medeplichtig te zijn? Eichmanns reactie werd in de film bijna integraal weggelaten. Hij antwoordde dat hij bij zijn verklaring bleef, maar niet kon aanvaarden medeplichtig te zijn. Hij had alleen maar gedaan wat hem bevolen werd, beschouwde zich bijgevolg vanuit juridisch oogpunt onschuldig... (Poliakov, 88-89). In Un spécialiste bleef alleen 'vanuit juridisch oogpunt' bewaard. Daarna laten de makers Eichmann zeggen dat hij zich vanuit menselijk oogpunt schuldig acht omdat hij de deportaties heeft georganiseerd. Ongevraagd voegt hij daar beschouwingen aan toe overReue.[8] Berouw, zegt Eichmann, is onnodig, niemand wordt er weer levend van. Het levert niets positiefs op, is alleen goed voor kinderen. Maar deze krasse morele beschouwingen komen uit een andere context. In werkelijkheid reageerde Eichmann daarmee op de vraag van de aanklager of hij, zoals in het Sassendocument staat, gezegd had nergens spijt van te hebben, zich niet zou vernederen door te beweren fout gehandeld te hebben. "Nee, in alle eerlijkheid: hadden we de 10,3 miljoen joden gedood die voorzien waren, dan zou ik tevreden geweest zijn en gezegd hebben: Goed, we hebben een vijand vernietigd!" (Knopp; Poliakov, 95-96, 333). Eichmann ontkende ooit zoiets gezegd te hebben en opperde dat hij mogelijk iets gezegd had in de aard van 'berouw dient nergens toe'.

Niets daarvan in de slotscène. Die gaat verder met Eichmann die verklaart dat hij "deze moord, de uitroeiing van de joden, als een van de belangrijkste misdaden in de geschiedenis van de mensheid beschouwt". Hij vond ze destijds al monsterachtig, maar was tot zijn grote spijt gebonden door zijn eed van trouw. Waarna hij besluit dat hij zich dus in zijn diepste binnenste niet schuldig voelt; hij heeft altijd zijn plicht gedaan en niemand heeft hem ooit verweten tekortgeschoten te zijn.

Dit slot van Un spécialiste is - zoals de rest van de film - een samenraapsel van beelden die op zeer verschillende momenten en in zeer verschillende contexten zijn opgenomen. Het resultaat van deze collage is, dat Eichmann onsamenhangend, inconsistent en niet bepaald intelligent overkomt. "Akkoord", zei Sivan me, "maar het is toch duidelijk dat er duchtig geknipt en geplakt werd?". Toch is het zelfs voor een gespecialiseerd historicus een hele klus om een en ander terug uit elkaar te halen en in zijn historische context te plaatsen.

Ik maak me sterk dat je, mits wat oordeelkundig geknip en geplak, aan de hand van die honderden uren beeldmateriaal ook overtuigend kan aantonen dat Eichmann een monster was; bijvoorbeeld door de klemtoon te verleggen naar de openbare aanklager die dat de hele tijd volhield. Maar ook die voorstelling - waar veel waarnemers van het proces heilig van overtuigd waren - is een tijdsgebonden, geen afstandelijke, geschiedkundige interpretatie.

Historische romans, films en documentaires benaderen het verleden anders dan de geschiedschrijving. Ze maken duidelijk dat historici niet het alleenrecht hebben op dat verleden. Er is niets mis met bewuste manipulatie van historische beelden in speelfilms als ze voor iedereen duidelijk is. InZelig herken je in een oogwenk Woody Allen tussen de groten van deze aarde. Maar als je zoals in Un spécialiste uitsluitend met historische beelden werkt, de speelfilm als documentaire voorstelt, wordt de illusie directe toegang te hebben tot het verleden wel heel groot.

Sommigen vrezen dat door documentaire beelden los te koppelen van de geregistreerde werkelijkheid, een van de belangrijkste waarheidscriteria werd opgeblazen en dat de deur nu wijd openstaat voor allerhande misbruiken.[9] Als historicus heb ook ik de nodige moeite, maar dit standpunt is me te streng. Daarenboven valt er weinig te beginnen tegen dit soort manipulatie; de tijd en de techniek staan niet stil.

Al bij al prijs ik me gelukkig dat Un spécialiste er is, dat de makers de moeite genomen hebben om het beeldmateriaal van het Eichmannproces te restaureren en terug raadpleegbaar te maken, dat ze ook nog eens een gedetailleerde catalogus hebben opgesteld die het mogelijk maakt elke scène terug aan zijn bron te koppelen (al blijkt uit mijn contacten met Eyal Sivan dat alleen zij dat kunnen). Onbedoeld hebben ze ook aangetoond dat veel onderbelicht gebleven is. Er is nog heel wat onderzoek nodig om een beter beeld te krijgen van de man die - zonder kwade bedoelingen, uit gehoorzaamheid of uit overtuiging - miljoenen joden, zigeuners en Slaven heeft geregistreerd, geconcentreerd en gedeporteerd.

 

Noten

[1]. "Heeft deze kleine stiekemerd miljoenen mensen op zijn geweten? Zijn we voor deze kleurloze, een beetje groezelige en kaal wordende kleinburger van een jaar of vijftig, allemaal hierheen gekomen?" (Herzberg, 9).

[2]. In 1963 liet Stanley Milgram in een zogenaamd leerexperiment willekeurige proefpersonen geleidelijk steeds zwaardere elektrische schokken toedienen aan 'leerlingen' die een fout antwoord hadden gegeven. De schokken werden niet echt toegediend, de leerlingen simuleerden pijn en angst. Liefst 65% van de proefpersonen bleef tot het einde toe gehoorzaam en diende, enkel en alleen omdat de proefleider dat vroeg, 450 volt toe, niettegenstaande waarschuwingen dat dat niet zonder gevaar was voor de leerling.

[3]. Andere scherpzinnige waarnemers en holocaustkenners, zoals Abel Herzberg en Léon Poliakov, geloofden Eichmann niet, ze waren ervan overtuigd dat hij ook ideologisch gehoorzaam was. Sommigen menen dat Eichmann met het oog op een eventueel proces een gerechtszaal-identiteit had opgebouwd en die tijdens zijn gevangenschap verfijnde (Rosenberg, 108-109).

[4]. Getuigenis van Dieter Wisliceny op het Neurenbergproces, 3 januari 1946.

[5]. "Hier biedt Eichmann het opzienbarende tafereel aan dat de dodentreinen in naam van de categorische imperatief naar Polen ratelden, dat de crematoria loeiden in naam van de moraal" (Mulisch, 128).

[6]. Hij sloot zich geenszins af voor de stem van zijn geweten, "niet omdat hij geen geweten had, maar omdat de stem van het geweten in hem precies zo sprak als de stem van het Duitse establishment" (Arendt, 135).

[7]. Zie hierover Van den Berghe-1995.

[8]. Berouw, spijt, wroeging - in de ondertiteling vertaald als 'spijt', 'regret', 'regrets'.

[9]. 'L'ajout d'effets spéciaux, une minuscule boîte de Pandore', Le Monde, 1 avril 1999, p. 34; Rauger, Jean-François - 'Aki Kaurismäki, première grande émotion', Le Monde, 17 février 1999, p. 28.

 

Bibliografie


Arendt, Hannah - De banaliteit van het kwaad. Een reportage, Amsterdam, Moussault, 1969

Borgmann, Monika - 'Transporttechnische Angelegenheiten', Die Zeit, 11.2.1999 (interview met R. Brauman)

Brauman, Rony et Sivan, Eyal - Un spécialiste. Portrait d'un criminel moderne. Inspiré de 'Eichmann à Jérusalem. Rapport sur la banalité du mal' de Hannah Arendt, 1999

     - Eloge de la désobéissance, Paris, Le Pommier, 1999

Coppens, Freddy - 'De visie van de regisseur', in: E. De Maesschalck (e.a.), Geschiedenis op televisie, Leuven, Acco, 1988, p. 101-117

Elon, Amos - 'The Case of Hannah Arendt', The New York Review of Books, November 6, 1997, p. 25-29

Herzberg, Abel J. - Eichmann in Jeruzalem, den Haag, Bert Bakker/Daanen, 1962

Knopp, Guido - Hitlers Helfer. Eichmann - Der Vernichter, ZDF, 1998

Lauryssens, Stan - De Eichmann-erfenis, Brussel/Den Haag, Manteau, 1976

     - De fatale vriendschappen van Adolf Eichmann, Leuven, Van Halewyck, 1998

Mulisch, Harry - De zaak 40/61. Een reportage, Amsterdam, De Bezige Bij, 1979

Poliakov, Léon (éd.) - Le procès de Jérusalem. Jugement - Documents, Paris, Calmann-Lévy, 1963

Robinson, Jacob - 'Les vertus des criminels et les crimes des victimes. Réplique à Mme Hanna Arendt', Le Monde Juif, 1964, n° 1, p. 22-33

Rosenberg, Harold - 'The trial and Eichmann (November 1961)', in: Podhoretz, Norman (Ed.) - The commentary reader. Two decades of articles and stories, London, Rupert Hart-Davis, 1968, p. 98-114

Rosenstone, Robert A - Visions of the Past. The Challenge of Film to our Idea of History, Harvard University Press, 1995

Van den Berghe, Gie - 'Gott mit uns', het tweede deel van De zot van Rekem, Antwerpen, Hadewijch, 1995

     - Interview met Eyal Sivan, Brussel, 7 juni 1999

Wieviorka, Annette - 1961. La mémoire du siècle. Le procès Eichmann, Bruxelles, Complexe, 1989

Verschenen in Streven, september 1999, pp. 710-721; en in Belgisch Israëlitisch weekblad, 10 september 1999, pp. 93-101.