Niet zo vrije meningsuiting | Poging tot censuur van Christophe Busch, zakelijk directeur Kazerne Dossin, en De Wereldmorgen

Nu iedereen de mond vol heeft over die o zo belangrijke democratische waarde van de vrijheid van meningsuiting, nu bijna iedereen blijkbaar gelooft die waarde altijd en overal te respecteren, nu bijna iedereen zichzelf Charlie noemt, nu zelfs politici – met inbegrip van oorlogsmisdadiger Netanyahu – dit lijken te geloven of dat minstens voorwenden, spijt het me te moeten opmerken en vaststellen dat de zo geroemde vrijheid van meningsuiting bijzonder vaak met voeten getreden wordt, zij het meestal achter de schermen en op achterbakse wijze. Neen mensen mogen niet zomaar om het even welke mening ventileren, zelfs niet als je niemand bespot, belastert of beledigt. En ja, er zijn allerhande kanalen – media, ideologieën, tijdsgeest – die beslissen wat wel en niet gepubliceerd wordt. Dat hebben ik en anderen die al decennialang samenwerken met allerhande media tot onze scha en schande moeten ondervinden. Opiniestukken die tegen de geest van een bepaald medium indruisen, of lijnrecht ingaan tegen wat hier en nu voor politiek correct doorgaat, ja zelfs boekbesprekingen die die regeltjes overtreden, komen niet in de krant, het tijdschrift, op de radio of televisie. Toen mij zoiets ook overkwam bij twee gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrifen heb ik vriendelijk bedankt voor dat soort publicaties.

Noam Chomsky heeft het in zijn op 15.1.2015 op De Wereldmorgen verschenen artikel '#Je suis… (vul zelf in)' over dit soort hypocrisie.

Tot mijn grote spijt zijn er, te midden alle euforie over vrijheid van meningsuiting, ook recente aanwijzingen dat ook instellingen die deze waarde hoog in het vaandel dragen, zoals De Wereldmorgen en het holocaustmuseum Kazerne Dossin, die vrijheid af en toe aan banden proberen te leggen.

Eergisteren, 13 januari 2015, vroeg De Wereldmorgen me of ik het OK vond dat op vraag van Christophe Busch, zakelijk directeur van Kazerne Dossin, de vijfde alinea werd verwijderd uit mijn van 13 oktober 2013 (u leest het goed) daterend artikel Terzake niet Terzake, waarin ik reageerde op wat Busch zoal in die aflevering van Terzake beweerde.

De gewraakte alinea gaat over wat Busch me eind 2012 of begin 2013 heeft verteld over zijn voornemen om prof. Johan Braeckman als promotor of co-promotor te vragen voor het doctoraat dat hij toen plande over daders van de jodenuitroeiing door de nazi's (en andere daders). Dixit Busch vroeg collega Braeckman hem toen waarom hij mij, toch een doorgewinterd specialist inzake Endlösung en daderschap, niet aansprak. Busch zei me dat hij daarop had geantwoord dat dat niet mogelijk was omdat ik in joodse middens persona non grata ben en hij zijn toekomstkansen niet in gevaar wou brengen.

Het klopt helaas dat ik na publicatie van mijn De uitbuiting van de Holocaust (waarin ik de argumenten van Holocaustontkenners weerleg maar in het tweede deel ook wijs op de politieke exploitatie van die jodenmoord), zacht uitgedrukt, niet gegeerd ben in en vaak tegengewerkt werd door Joodse kringen.

Busch vertelde me dit zonder getuigen en ontkent nu alles, noemt het in zijn mail aan De Wereldmorgen 'verdoken laster en eerroof zowel naar mij als naar prof. Braeckman' en dat het 'overduidelijk is dat hij (ik, GvdB dus) schade wil toebrengen aan de organisatie, collega Braeckman en mezelf (Busch dus)". Busch – bij mijn weten geen wetenschapper – heeft het in zijn schrijven aan DWM ook nog over mijn 'strategie: "steeds dezelfde: in een wetenschappelijk omhulde verpakking voegt hij nauwgezet laster toe omtrent de organisatie en specifiek (sic) personen".

Wat er voor Busch of collega Johan Braeckman lasterlijk is aan zijn verhaal dat hij prof. Braeckman als promotor of co-promotor plande ontgaat me volkomen. Wat een 'wetenschappelijk omhulde verpakking' is , "nauwgezet laster", ontgaat me eveneens; zoals ook welke organisaties ik schade zou willen toebrengen – in de veronderstelling dat ik dat al zou kunnen…

Zeer vermoedelijk struikelt Busch, die zichzelf in dezelfde mail aan DWM een 'frequente lezer ' van DWM noemt, bijna anderhalf jaar na publicatie van mijn artikel over Terzake, over het in 'Joodse middens gaaf houden van zijn toekomstkansen'. Zeker nu hij, na veel in het werk gesteld te hebben om in de gunst te komen van die middens en de conservator van Kazerne Dossin, een verantwoordelijke positie bekleedt in een voor een flink stuk door die middens beheerde en beheerste instelling.

Maar goed. De Wereldmorgen vroeg me of ik het OK vond om die bepaalde alinea uit mijn stuk over Terzake en Busch te verwijderen, een vraag die vergezeld werd van de lasterlijke en beledigende uitspraken van Busch aan mijn adres – iets waar DWM verder met geen woord over repte.

Neen, ik vond dat niet OK, want Busch had dat werkelijk gezegd (eind 2012 of begin 2013) en ik wist ook van collega Braeckman dat hij, Busch, al in 2008 contact had opgenomen met Braeckman om na te gaan of en in hoeverre evolutionaire psychologie bruikbaar kon zijn voor zijn onderzoek over daders (een vrij lachwekkende stelling of  hypothese, maar dat is een andere zaak). J. Braeckman – verre van een specialist wat genociden of daderschap betreft - schreef me toen ook dat hij wel dacht dat hij verder betrokken zou worden bij Busch' onderzoek en dat het toch goed zou zijn als ik contact met Busch zocht om hem mee te begeleiden. Dat zag ik niet zitten  omdat ik toen al kampte met gebrek aan tijd, en toen op basis van de informatie waarover ik beschikte en zonder de man persoonlijk ontmoet te hebben geen al te hoge dunk had van Busch' wetenschappelijke kwaliteiten. Busch zocht in elk geval geen contact met mij. Dat en de suggestie van Braeckman dat IK contact met hem zou zoeken, bevestigen mogelijk wat Busch me zelf vertelde, nl. dat hij omwille van zijn toekomstkansen niet kon samenwerken met iemand die persona non grata was in joodse middens.

Mijn gemotiveerde weigering om bedoelde alinea in mijn 'Terzake/Busch' artikel te schrappen stuurde ik meteen ook naar collega Braeckman en Busch. Iets wat men bij DWM 'niet netjes' vond. 'Niet netjes' was natuurlijk de poging tot censuur, het zomaar aanvaarden en doorsturen van lasterlijke beledigingen aan mijn adres, het niet stil staan bij die beweringen en het zelfs geen moeite doen om even na te vragen bij J. Braeckman of Busch dit inderdaad van plan was. Bij DWM had men ook niet overwogen om op Busch' vraag om die alinea te schrappen te reageren met: 'het staat u zoals iedereen vrij om onder dat artikel te reageren'.

Op mijn voorstel dat de redactie van DWM dit voorval zou kunnen of moeten aangrijpen om na te denken over wat ze in dergelijke gevallen hoort te doen, kreeg ik geen antwoord. Als lezer en auteur bij onder meer DWM vraag ik me na dit voorval natuurlijk ook een paar dingen af.

Gebeurt dit vaker? Gaat men op elke vraag van om het even welke lezer (die in een artikel met naam wordt genoemd) in op een censuurverzoek? Of moet je directeur van een instelling zijn? Hoe was dat verzoek van Busch geformuleerd? Waarom kwam hij daar pas meer dan een jaar later mee voor de pinnen (terwijl hij beweert een frequente lezer van DWM te zijn en je wanneer je op Google zijn naam intikt de derde of vierde treffer bedoeld artikel in DWM is)? Waarom vroeg de redactie van DWM hem niet naar de actuele concrete aanleiding?

Op al deze vragen kreeg ik geen antwoord meer en de toon van het enige kort aangebonden antwoord dat ik nog kreeg was niet bepaald vriendelijk. Dat had mogelijk te maken met mijn aankondiging dat ik hoe dan ook over het voorval zou schrijven, minstens op mijn website, maar dat ik hoopte dat ze het ook op DWM zouden plaatsen. Geen antwoord.

Ik wachtte een tweetal dagen op een reactie van C. Busch of J. Braeckman en/of DWM, maar toen er geen teken van leven kwam en het artikel van Chomsky op DWM verscheen, plaatste ik daaronder mijn verhaal over (on)vrijheid van meningsuiting. Daarin druk ik ook de hoop uit dat DWM het zou plaatsen, liefst als artikel en dat ik het dan wou herschrijven. Want los van mijn persoonlijke betrokkenheid, lijkt het gebeurde me meer dan relevant in deze tijden van euforie en hypocrisie over vrijheid van meningsuiting.

Tot mijn groot genoegen én opluchting nam DWM mijn reactie op, liet men me weten dat ik het stuk desgewenst ook als blogartikel kon publiceren en gaf men uiteindelijk toe dat ze bij DWM te snel gereageerd hebben.

P.S. Mijn eerder geschreven reactie onder het artikel van Noam Chomsky werd vrij kort na publicatie van bovenstaand artikel als (minder gelezen?) blog door de redactie van DWM verwijderd zonder dat ik daarover geraadpleegd of ingelicht werd. Vreemde praktijken. Ook een korte verwijzing naar bovenstaand artikel die ik onder mijn artikel 'Terzake niet Terzake' probeerde te plaatsen werd door de redactie van DWM niet geplaatst.

Gepubliceerd op 15.1.2015 op mijn blog op De Wereldmorgen