Vrij de wil | Vernieuwend inzicht in een eeuwenoud probleem

Je bent jong en je wil wat, leren fietsen bijvoorbeeld. Enkele omgevingsfactoren brachten je op het idee: de fiets bestaat, grote zus fietst en je ouders moedigen je aan. Maar toch, niemand dwingt je, je wil het zelf. Met wat vallen en opstaan wordt fietsen al gauw een automatisme, iets waar je nog ternauwernood bij nadenkt.

Veel aangeleerd gedrag groeit tot automatisme uit. Rechtop lopen, praten, met mes en vork eten, lezen en schrijven, breien, typen, computeren. Je staat er niet meer bij stil, tot er iets fout loopt.

Bovendien wordt veel ander gedrag opgeroepen door omstandigheden die er geen uitstaans mee lijken te hebben en waarvan we ons zelden bewust worden. Wie een vleugje schoonmaakmiddel heeft opgesnoven of aan fout gedrag werd herinnerd, gaat vaker aan schoonmaken denken dan andere proefpersonen. Wie een lezing over bejaarden heeft bijgewoond verlaat de zaal langzamer en herinnert zich minder details over de zaal dan wie een andere uiteenzetting heeft aangehoord. Wie voorbij een warme bakker komt en warme croissants ruikt, helpt iemand die struikelt bereidwilliger recht dan wie geen heerlijke geur opsnoof. Idem dito voor wie net teveel wisselgeld heeft terug gekregen van een automaat of een tekst over hulpvaardigheid heeft gelezen.

We zijn onbewust tot veel in staat. Een geroutineerd chauffeur stuurt en schakelt, reageert op verkeerstekens en weggebruikers zonder erbij na te denken. Ondertussen luister je ook nog naar de radio, praat met de persoon naast je, geniet van het landschap, raadpleeg de GPS.

Bewust daarentegen kunnen we maar goed één ding tegelijk. Het bewustzijn kan bij complexe handelingen of beslissingen zelfs storend werken. De fietser die zich afvraagt hoe hij in 's hemelsnaam het evenwicht kan bewaren, riskeert het te verliezen.

Vrije wil en bewustzijn lijken aan herwaardering toe. Niks meer dan plezierige illusies, stellen enkele filosofen en psychologen. Mensen zijn willoze wezens. Alle gedrag kan herleid worden tot wat zich op onbewust niveau in het brein afspeelt en hersenen zijn een fysiek object, dus volledig gedetermineerd.

Verdienste en schuld

Herman Kolk, een Nederlandse neuropsycholoog, verbaast er zich over dat de 'lobby tegen de vrije wil' zo weinig weerwerk krijgt, terwijl het toch een van de fundamenten van ons mens-zijn is. Want wie geen vrije wil heeft, is niet verantwoordelijk voor zijn daden, slechte én goede.

Kolk toont aan hoe bewustzijn en vrije wil ontstaan en waarom ze van belang zijn. Mensen kunnen iets willen. 'Willen' impliceert alternatief, keuzemogelijkheid, bewustzijn. Je kunt wat je wil, ook niet willen. Je kan veel willen maar niet alles is realiseerbaar. Mensen worden in hun vrijheid beperkt door de eigenschappen van lichaam, persoonlijkheid en omgeving. Maar binnen die beperkingen kunnen ze wel degelijk alternatief gedrag realiseren.

Mensen leren, veranderen gedrag, omdat ze iets van waarde terug verwachten, al was het maar persoonlijke voldoening. Leerprocessen en gedrag worden door waarden gestuurd, men wil iets goeds realiseren of iets slechts vermijden. Door veelvuldige herhaling ontstaan automatische, grotendeels onbewuste gedragspatronen. Maar als die op een gegeven moment geen optimaal resultaat opleveren kunnen de hersenen die automatismen overrulen en vervangen door gedrag dat beter op de situatie is afgestemd.

Bij zo'n conflict tussen omgeving en automatisme treedt het hersenmechanisme voor selectieve aandacht in werking. Die gerichte en versterkte aandacht maakt ons bewust van de omgeving, de problemen die zich voordoen en mogelijke oplossingen.

Dit is een heel andere volgorde dan die in de alledaagse opvatting over 'iets willen': eerst de bewuste wil en vervolgens gedrag. Bij Kolk flakkert het bewustzijn pas op wanneer onbewust, automatisch gedrag in botsing komt met de omgeving. Wordt de macht der gewoonte doorbroken, dan ontstaat vrijwillig gedrag.

Voorstellingsvermogen

Naast aandacht beschikken we over een tweede weg naar meer vrijheid: het menselijk voorstellingsvermogen. Dat stelt ons in staat om de door de omgeving bepaalde speelruimte te overstijgen. En zo kunnen we denken en gedrag voorbereiden, afstemmen op toekomstige situaties. Bij het voorstellen of inbeelden van een situatie worden dezelfde hersenprocessen geactiveerd als in de reële situatie. We beschikken dus over dezelfde reactie- en keuzemogelijkheden en kunnen op die wijze enige controle verwerven over brein en gedrag.

Een ander belangrijk element bij de zelfbepaling is de innerlijke spraak. Zoals wat anderen tot ons zeggen ons gedrag kan beïnvloeden, kan wat we tegen onszelf zeggen tot gedragswijziging leiden. Innerlijke spraak, waarbij je het voor en tegen van bepaalde handelingen tegen elkaar afweegt, activeert dezelfde hersengebieden als echte spraak. Gedrag sturen door jezelf toe te spreken is een alledaags verschijnsel. Jonge kinderen doen het luidop, vooral bij de confrontatie met problemen. Met het ouder worden gaat die zogenaamde egocentrische spraak ondergronds en wordt innerlijke spraak.

Natuurlijk scheppen onze hersenen onze geest, berust alles wat we waarnemen, voelen, denken en nastreven op hersenprocessen. Maar dat betekent niet dat we ons brein zijn. Het brein, stelt neuropsycholoog Kolk, is terra incognita voor de mens. Daarom hebben we taal nodig als gebruikersinterface. Daarmee kunnen we hersentoestanden van onszelf en anderen interpreteren, eigen en andermans gedrag in min of meer goede banen leiden.

Kolk, Herman – Vrije wil is geen illusie. Hoe de hersenen ons vrijheid verschaffen, Amsterdam, Bert Bakker, 2012, 187 blz. 

Gepubliceerd in De Standaard der letteren van 10 augustus 2012