Vreemde vogels | Dwarsliggers van de evolutie
De scharrelpapegaai, held van het verhaal, gidst de lezer door een boek vol rare diersoorten, met op kop de mens, al krijgt die geen apart hoofdstuk. De kakapo of zachtgevederde nachtuil (Strigops habroptilus) is een wel heel bijzondere papegaai. Hij komt alleen voor op Nieuw-Zeeland, kan niet vliegen, is plomp, stinkt en ziet eruit als een gevederde theemuts. Een rasechte pechvogel, eind 19de eeuw al zo goed als uitgestorven. Op het laatste nippertje werden enkele honderden exemplaren overgebracht naar een onherbergzaam eiland waar geen roofdieren voorkwamen. Een ultieme reddingspoging die leek te slagen, tot enkele marterachtigen (onder meer de hermelijn die om zijn bont in Nieuw-Zeeland was geïntroduceerd) de oversteek maakten naar het natuurreservaat om er zich te goed te doen aan kakapo-eieren en kuikens.
Begin jaren 1970 werd de kakapo officieel bij de uitgestorven diersoorten ondergebracht. In 1994 werden in een uithoek van de archipel toch nog zevenenveertig overlevenden ontdekt. Ze werden vliegensvlug gedeporteerd naar veilige eilandjes en daar scharrelen nu toch weer zo'n honderddertig kakapo's rond. Maar het voortbestaan van de eigenzinnige vogel is daarmee nog lang niet verzekerd, want hij plant zich van nature bijzonder traag voort. Mevrouw kakapo legt maar een viertal eieren per jaar, heeft hooguit één keer zin in seks en durft zelfs dat al eens een jaartje overslaan. Dit merkwaardig voortplantingsgedrag was voor de komst van de mens en andere roofdieren functioneel omdat kakapo's makkelijk negentig tot honderdtwintig jaar oud worden. Hadden ze zich in een milieu zonder natuurlijke vijanden als konijnen voortgeplant dan zouden ze ten onder gegaan zijn aan overbevolking en hongersnood.
Loopvogel
De kakapo is een van de vele dwarsliggers van de evolutie die het boek stofferen. Misbaksels uit alle uithoeken van de aarde en de natuur die Darwins theorie lijken te ontkrachten. Maar ook zij zijn het natuurlijke product van een voor mensen vaak onvoorstelbaar lange evolutie.
Ooit was de scharrelpapegaai perfect aangepast aan zijn biotoop. Zoals andere loopvogels op het Australische continent (struisvogel, dodo, kiwi, reuzenmoa) stopte hij vanaf een bepaald moment geleidelijk met vliegen. Wie minder of niet meer vloog had daar een bepaald evolutionair voordeel bij, viel bijvoorbeeld minder of niet meer ten prooi aan grote roofvogels. Wie bleef vliegen werd weg geselecteerd. De kakapo's die op de bosbodem bleven gedijden goed, want Nieuw-Zeeland kwamen toen geen grote vleesetende zoogdieren of marterachtigen voor. Van groot belang ook was dat de kakapo, zoals andere loopvogels, de taak waarnam die grazende zoogdieren als rund en geit in andere ecosystemen vervullen. En zo konden loopvogels evolutionaire knallers worden. Daarenboven beschikt de kakapo over een uitstekende schutkleur, rent bij gevaar niet weg maar blijft stokstijf staan als een soort oneetbaar struikje.
Met de komst van de mens veranderden deze voordelen snel in nadelen. De Maori's die tussen twaalfduizend en achthonderd jaar geleden de oversteek vanuit Polynesië maakten lustten de plaatselijke groene kip wel en ook de meegereisde huisdieren en ratten richtten een ware ravage aan. Wie niet weg was - wie niet opvloog - was gezien. Maar pas toen de moderne mens arriveerde, de Engelse kolonisator die bossen massaal in akkers omzette, werd de kakapo in zijn voortbestaan als soort bedreigd.
Over leven
Evolutie kan tot zeer vreemde aanpassingen leiden. Het beerdiertje bijvoorbeeld, één van de sterkste diertjes ter wereld, legt bij extreem ongure omstandigheden zijn stofwisseling bijna volledig plat en gaat in een soort superwinterslaap (cryptobiose) die jaren duren kan. En zo kan dit minuscule diertje van slechts anderhalve millimeter lang, met een normale levensduur van drie tot twaalf maand, soms een gezegende leeftijd bereiken.
Ook bijzonder zijn de salamanders die in ondiepe kreekjes in Oklahoma leven. Blijft er 's zomers genoeg water staan in de rotsspleetjes waarin ter wereld kwamen, dan kunnen ze in hun waterafhankelijke, infantiele vorm verder leven en zich voortplanten. Valt de zomer droog uit, dan worden ze volwassen en gaan aan wal.
Andere salamandersoorten behouden hun hele leven een soort cellulaire onvolwassenheid die het mogelijk maakt dat een geamputeerde poot of staart perfect geregenereerd wordt uit altijd voorradige stamcellen. Sommige salamanders kunnen zelfs stukken weefsel van soortgenoten gebruiken zonder enig afstotingsverschijnsel, iets wat menig medisch onderzoeker sterk interesseert.
De kille Zuidelijke Poolzee, die evolutionair gezien van relatief recente datum is, schakelde alle dieren en planten uit die niet bestand waren tegen de bittere kou. Zo bleven alleen koudwaterspecialisten over die vaak nergens anders voorkomen. Rare snuiters zoals de antivriesvis. Die leeft en overleeft in ijskoud poolwater dankzij een biologische antivries die kristalvorming van de cellen verhindert. Maar bij een temperatuur van meer dan vijf graden Celsius wordt hij levend gekookt.
Sommige diersoorten kunnen zich zowel eencellig als meercellig gedragen en maken waarschijnlijk duidelijk hoe meercellige levensvormen konden ontstaan. Sommige amoeben sluiten in bepaalde omstandigheden een monsterverbond, klonteren samen en bewegen zich voort als een soort slak.
Milieu
Lucas Wenniger, de begeesterde amateur bioloog die het boek schreef, noemt de mens een bijzonder goed aangepast dier. Vanuit een iets kritischer perspectief mag gesteld worden dat homo sapiens heel wat sterker is in het aanpassen van zijn omgeving aan eigen behoeften dan in het zich conformeren aan zijn milieu. Mensendieren zetten hun omgeving zozeer naar hun hand, onderwerpen en veranderen het zo ingrijpend dat veel plant- en diersoorten definitief verdwenen zijn of met uitsterven worden bedreigd.
Wenniger tilt er blijkbaar niet zwaar aan. Hij geeft zowel voorbeelden van negatieve als van positieve biologische gevolgen van onstellende milieuvervuiling. Veel chemicaliën dringen langzaam maar zeker door in plant en dier en brengen een resem aan soms subtiele vergiftigingsverschijnselen teweeg. Een berucht voorbeeld zijn de PCB's (weekmakers) die de bloedaanmaak van dieren (ook die van de mens) grondig verstoren. Minder of niet giftige stoffen werken indirecter, door verstoring van het ecosysteem. Bijvoorbeeld de massaal in de landbouw gebruikte fosfaten en de chloorfluorcarbons (CFK's) die als drijfgas voor ijskasten dienden. Kwik, die andere beruchte boosdoener, heeft soms zeer onverwachte gevolgen. De Amerikaanse witte ibis, die met kwik besmette krabbetjes eet, is door die vervuiling het baltsen en de partnerselectie verleerd. Driekwart van de mannetjesvogels in Florida gedraagt zich ondertussen zo hardnekkig homoseksueel dat het voortbestaan van de soort in gevaar komt.
Ook in tonijn, die bovenaan zijn voedselpiramide zit, stapelt kwik zich levensbedreigend op. Maar, sust Wenninger, zolang mensen niet dagelijks kilo's tonijn verorberen, lopen ze geen gevaar. Dat er andere goede redenen zijn om het vlees van deze overbeviste en op gruwelijke wijze afgemaakte dieren niet meer te eten, vermeldt hij niet.
Dieren (en planten) die door toevallige mutatie of seksuele herschikking van genen tegen een bepaald gif bestand zijn, kunnen daar groot voordeel uit putten. Onder invloed van schadelijke stoffen kunnen in korte tijd grote evolutionaire sprongen gemaakt worden. Denk bijvoorbeeld aan het massaal gebruik van penicilline dat snel tot resistentie bij bacteriën leidde, of aan het zich snel aanpassende want razendsnel muterende griepvirus. Enkele evolutiebiologen hebben met de om zich heen grijpende vervuiling hun werkterrein verlegd naar sterk vervuilde locaties waar de evolutie in overdrive gaat, soorten zich aanpassen of worden geëlimineerd.
Het boek is vlot leesbaar en met veel gevoel voor humor geschreven, soms een ietsje te badinerend. Maar je verwerft vrij moeiteloos biologische kennis en weetjes. De vele antropomorfe duidingen (mimicry als dierencarnaval) werken soms verhelderend maar gaan snel vervelen. Ook opvallend is de biologistische kijk van de auteur. Seks is voor hem gewoon een synoniem voor voortplanting en veel menselijk gedrag wordt zonder enig argument, laat staan bewijs, voorgesteld als genetisch ingebakken. Zeer modieus.
De kakapo in actie: http://bit.ly/lN6wZ