Vergelding en repressie (1) | Mensen in oorlog

Wee hem! Den onbezonnen

die valsch en vol verraad

den Vlaamschen Leeuw

komt streelen

en trouweloos hem slaat.

Deze geladen tekst (het begin van de vierde strofe van De Vlaamse Leeuw toen) staat op het voetstuk van een in 1920 ingehuldigd gedenkteken in Lovendegem, mijn buurgemeente. Al dan niet bedoeld brengt hij goed de gevoelens van wrok en haat, verdeeldheid onder Belgen en Vlamingen, tijdens én na de oorlog tot uiting. Maar eigenlijk herdenkt het monument "soldaten en opgeëischten van Lovendegem die voor het Vaderland gestorven zijn". Later werden daar de namen van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog bijgebeiteld. Bovenop de sokkel staat een Belgische soldaat, de hand op de kop van de leeuw aan z'n zij. Geen Belgische maar een Vlaamsche leeuw. Een Vlaamse strijdkreet op een patriottisch herdenkingsteken.

Vijanden, zij die van buitenaf een groep bedreigen, zorgen er ongewild voor dat groepsbanden worden aangehaald; een effect waarvan politici van oudsher misbruik maken. Maar vijandelijke overheersing zwengelt ook tegenstellingen en meningsverschillen binnen de groep aan. Zij die met de vijand samenwerken, collaboreren, worden doorgaans sterker veracht en gehaat dan de werkelijke vijand. Dat valt te begrijpen. Met buitenstaanders ben je minder verbonden, en van vijanden verwacht je per definitie niet veel goeds. De verwachtingen met betrekking tot groepsleden zijn heel wat hoger gespannen, zeker in crisissituaties als de groep bedreigd wordt. De rangen horen zich dan te sluiten, de spons over alle meningsverschillen! Vergelijk met wat in gezins- en familieverband gebeurt bij een serieus conflict met buitenstaanders. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Maar het is zoals met liefde en haat, die veel dichter bij elkaar liggen dan we graag hebben. Hoe sterker de band en hoe feller de emotie, hoe meer je verraden kunt worden en hoe sterker het gevoel van bedrog.

De afkeer voor verraders is niet alleen intenser, hij duurt ook langer. Het decreet-Suykerbuyk, dat midden dit jaar door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd, maakte dat nog maar eens duidelijk. Toen bleek dat in eer herstelde en in bestaansonzekerheid verkerende collaborateurs een jaarlijkse compensatie van 20.000 (Belgische) frank kunnen krijgen voor de repressie, als ze erom vragen én kunnen aantonen dat hun bestaansonzekerheid daaruit voortvloeit, stak een storm van verontwaardiging op, vooral aan Franstalige kant. De media hadden het over "toelages voor landverraders", "vermomde amnestie", "het decreet van de schaamte". Men zou bijna vergeten dat de wet ook slaat op behoeftige oorlogsslachtoffers en dat het in feite om een aalmoes gaat. Tegenstanders van het decreet vallen over de symbolische betekenis, ze pikken het niet dat slachtoffers en medeplichtigen van de nazi's op gelijke voet worden behandeld. Ook al gaat het geenszins om een gelijkschakeling, zij ervaren het zo en dat kunnen ze begrijpelijk genoeg onmogelijk aanvaarden.

De burgeroorlog is nog steeds niet uitgewoed. Of de heruitzending van De tijd der vergelding en De repressie daar iets aan zal verhelpen, is zeer de vraag. Telepro vroeg me de reeks te begeleiden. Wat mag u niet en wel van me verwachten? Als ethicus van opleiding en geschiedkundige van beroep, met als specialisatie de nazi-kampen, ben ik geen specialist in deze materie, maar ben ik wel goed geplaatst om dergelijk moreel geladen geschiedkundig onderwerp te benaderen. Ik bekijk de reeks voor het eerst, na een hele dag wereldoorlog twee ben ik oververzadigd en doe ik liefst niet nog eens alles op televisie over. Maar nu zet ik er me aan, met een nieuwsgierig, kritisch en tamelijk onbevangen oog.

Alle series van De Wilde hebben het nodige stof doen opwaaien. Maar die over vergeldingsaanslagen van verzetslui op collaborateurs, weerwraak van de zwarten, daaropvolgende reacties van de witten... en zeker de reeks over de repressie, brachten een ware storm teweeg. Naast lof kreeg De Wilde nogal wat kritiek te slikken. Zijn aanpak werd louter journalistiek genoemd, hij speelde voor rechtertje, benaderde collaboratie en verzet zonder enig onderscheid te maken. Hij waagde het kritiek te uiten op die verzetslui die zich meer door eigenbelang en persoonlijke vetes lieten leiden dan door vaderlandsliefde. Te grote afstandelijkheid verweet men hem, hij had partij moeten kiezen, want "in deze is onpartijdigheid partijdigheid". Al zei De Wilde nog zo nadrukkelijk dat alles met de Duitsers begonnen was, ook geschiedkundigen tikten hem op de vingers en sloegen aan het moraliseren. Men wou niet zien dat de geweldspiraal onder land- en streekgenoten was ingeleid door het verzet. Dit is geen oordeel, laat staan een veroordeling, maar een simpele vaststelling. Of het anders gekund had? Zeer zeker niet. Of het verantwoord, nodig was? Waarschijnlijk wel.

De Wilde vertelt geen heiligenlevens, maakt pijnlijk duidelijk dat ook het verzet menselijk was, tekortkomingen en fouten had die het leven kostten aan te veel onschuldigen. Alleen verklikkers en uniformdragers mochten geviseerd worden, maar zo nauw werd er niet altijd gekeken. Er zijn geen onschuldige collaborateurs, à la guerre comme à la guerre! Nog steeds betreurt men niet dat de trekker soms overhaast werd overgehaald, dat men ook onnodig bloed deed vloeien. De Wilde schetst geen zwart-witbeeld, besteedt vooral aandacht aan grijstinten, de al te menselijke kantjes van de betrokkenen. Niet zelden lagen burenruzie's, familievetes, afgunst en jaloersheid aan de basis van politieke moord en doodslag. Dit voor elke huiskamer blootgelegd te hebben, dát zette kwaad bloed bij voormalige verzetslui en patriotten.

Het zijn geen verheffende verhalen, deze wraakacties en vendetta's onder Belgen. Bloedige broedertwisten onder bezette mensen, die elkaar soms om een niemendal afschoten; "doodgewoon neergekogeld" zegt Louis Van Brussel, commandant van de Gewapende Partizanen. Een uitstekend gedocumenteerde De Wilde belicht dit stoutmoedig. Voor het oog van de kijker reconstrueert hij de gebeurtenissen door felle herinneringen en emoties op te roepen. Sterke televisie, voor wie ervan houdt. Maar het blijft ook wat oppervlakkig, zonder analyse bijvoorbeeld van sociale, politieke, economische en persoonlijke achtergronden en motieven. Hoe goed bedoeld ook, als je een kleurrijke figuur die zich eerst met smokkelen verrijkte en vervolgens tot het verzet toetrad, uitvoerig aan het woord laat werp je een bepaald licht op de weerstand. Je hoort duidelijk te maken hoe representatief die man was. Natuurlijk waren verzetslui geen koorknapen. Maar hoe groot was het aandeel van avonturiers en mensen die het niet zo nauw namen met de wet, in beide kampen?

De Wilde benadert de gebeurtenissen en de deelnemers los van hun politieke lading, toen én nu. Gewoon twee groepen mensen die met getrokken revolvers tegenover elkaar stonden. Dat is zowel een vorm van objectiviteit als van naïviteit. Geen wonder dat hij geprezen én verguisd werd. Maar het klimaat van terreur en chaos oproepen, daar is hij goed in geslaagd. Een andere drijfveer was "aan jongeren tonen hoe ver wreedheid, haat en wraak kunnen gaan". Maar De Wilde wordt toch vooral gedreven door zijn zoektocht naar dé waarheid, niks dan de waarheid. Het lijkt hem te ontgaan dat dat de waarheid van een buitenstaander is, een waarheid achteraf, en dat die noodgedwongen verschilt van de tijdgebonden waarheden van verzetslui en collaborateurs, daders en slachtoffers.

Ging de eerste uitzending voornamelijk over de contraterreur, over zwarte organisaties en acties als reactie op de aanslagen van het verzet; in de tweede aflevering, over de zwaar door vergeldingsacties geteisterde streek van Leuven, gaat veel aandacht naar het verzet. Opnieuw geen makkelijke kost. Te veel feiten, cijfers, namen en functies op een hoop. De bindteksten tussen de interviews zijn eigenlijk schrijftaal en dat bevordert het begrip niet altijd. Een gelukkige ingreep zijn de hoofdstukjes, het geheel wordt er iets verteerbaarder door.

De Wilde is doorgaans kalm en vasthoudend, hij doet getuigen meer zeggen dan ze van plan waren. Hij noemt een kat een kat, ziet niets door de vingers. Dat hij geen partij kiest, klopt niet helemaal. Intonaties, woordkeuze, sarcasme en nauw verholen ergernis maken meer dan duidelijk dat hij niet aan de kant van de collaborateurs staat. Verontwaardigd over het feit dat goed en kwaad in één adem genoemd worden, hebben velen daaraan voorbij gezien. Ook De Wilde wordt soms meegesleept en moraliseert nogal. Waarschijnlijk is dat onvermijdelijk. Als Vlaming en Belg maak je, of je dat nu wil of niet, deel uit van een van de betrokken groepen, je identificeert je. En dat verklaart voor een groot stuk de aantrekkingskracht van deze serie.

Gepubliceerd in Telepro, augustus 1998