Over joden niets dan goeds | Fassbinder

Het Vuil, de Stad en de Dood, het toneelstuk dat Rainer Werner Fassbinder (1945-1982) in 1975 schreef, heeft een meer dan bewogen geschiedenis achter de rug, vol vooroordelen, misverstanden, emoties, gelobby, machtsmisbruik. Op één besloten voorstelling na werd het stuk nog altijd niet opgevoerd in Duitsland. In Nederland was de commotie zo mogelijk nog groter, vooral in de tweede helft van de jaren tachtig, maar ook twee jaar geleden nog. Maar zie nu: sinds goed een maand trekt het stuk door het land zonder dat iemand de stem verheft of zelfs maar een wenkbrauw optrekt. Voor de gelegenheid werd ook een boek uitgegeven, met de toneeltekst en een uitgebreide en verhelderende kroniek.

De personages in Der Müll, die Stadt und der Tod (oder Frankenstein am Main) zijn vleesgeworden stereotypen: de hoer, de ex-nazi, de neo-nazi, de gehandicapte, de travestiet, de homo, de jood, corrupte politielui... Ze kennen elkaar alleen als stereotype, velen dragen alleen de naam van hun functie of rol, bijvoorbeeld 'de dwerg'. Twee figuren staan centraal, de tuberculeuze prostituee Roma B. en 'A., die de Rijke Jood wordt genoemd' - de man is zichzelf niet maar wat hij genoemd wordt, hij is het beeld dat anderen van hem hebben. Een beeld waarin in de loop van het stuk barsten komen: menselijkheid, kwetsbaarheid en mededogen treden aan het licht.

De Rijke Jood is een keiharde zakenman, makelaar en projectontwikkelaar. Mede door hem werd de stad onleefbaar, al voerde hij alleen maar andermans plannen uit, bevelen zeg maar. Zijn tegenspeelster, de hoer Roma B., is de dochter van een ex-nazi en travestiet (hoe toepasselijk voor het Duitsland uit die jaren waar nogal wat gewezen nazi's topfuncties bekleedden!). Als kampbeul heeft hij mogelijk ook de ouders van de Rijke Jood vermoord. Om die reden zoekt de Rijke Jood contact met zijn dochter en maakt haar rijk - de dochter verheffen om de vader te vernederen. Al doende haalt hij Roma B. uit haar rol en wankel evenwicht.

De hoeren pikken het succes van Roma B. niet. Ze heeft hun 'het gevoel afgepakt gelukkig te zijn', 'liet hun grenzen zien die ze niet willen zien'. Ook haar pooier en echtgenoot wijst haar af: 'Ik hield van je toen je in de goot lag, in de drek. Voor dit soort luxe is mijn gevoel niet groot genoeg'. Waarop hij zich laat kontneuken in een homo-bar, smekend om vernedering, zelf hoer wordend. Stereotiep tot het bittere einde, de pooier bestaat maar in een relatie van ongelijkheid, uitbuiting en machtsmisbruik.

Je wordt niet ongestraft atypisch. Roma B. vindt geen bevrediging meer in haar rol, wil hem niet langer spelen. En daarmee heeft ze, beaamt de Rijke Jood, het spel verloren, ze is 'trouwens ook niet meer nodig'. In een schrijnende monoloog trekt Roma B. haar conclusie. Een leven waarin god 'de mensen inzichten geeft die ze niet kunnen waarmaken', waarin ze verbranden terwijl hij zijn 'jichtige vingers aan hen warmt', dat leven wil ze niet meer leven. 'In elk genot', vervolgt ze, 'schuilt al het dodelijke berouw; en alleen de moordenaars weten zich te redden, want hun leven heeft een inhoud, dat is tenminste nog iets, zij hebben hun best gedaan'. Het vuil van de stad dat tot de dood leidt. Ze wil slachtoffer worden, zoekt iemand die haar gelukkig maakt. Alleen de Rijke Jood, mee verantwoordelijk voor het vuil, gaat op haar smeekbede in en wurgt haar mededogend.

Het is een bizar en wreed sprookje over kapotte mensen in een kapotte stad, één langgerekte noodkreet, troosteloos. Alleen Roma B. - keer het om en je krijgt Amor - springt eruit en, naarmate het stuk vordert, ook A. die de Rijke Jood wordt genoemd. Ze zijn aan elkaar gewaagd, elkaars spiegelbeeld, te koop voor veel geld. Wie A. zegt moet B. zeggen.


Politiek correct

Van bij publicatie van het stuk stond Duitsland in rep en roer. Fassbinder, het 'geniale monster', kreeg links antisemitisme in de schoenen geschoven. In de almaar hoger oplopende discussie werden steeds dezelfde, uit hun verband gerukte passages aangehaald, bijna niemand nam de moeite om de tekst te lezen. Op die manier ontaardde de Rijke Jood, in het stuk een complex en zelfkritisch personage, tot een rotjood, een antisemitisch cliché. Dat alles in naam van 'politieke correctheid', gebaseerd op al dan niet latente schuldgevoelens over de Endlösung. Joden waren slachtoffers bij uitstek, niet in staat tot kwaad - zoveel was men hun wel verschuldigd. Er heerste een klimaat waarin alleen al het gebruik van het woord 'jood' onfatsoenlijk, mogelijk discriminerend kon klinken. Sommigen hadden het dan maar over 'joodse mensen', tot anderen erop wezen dat de onnodige beklemtoning van menselijkheid een vorm van antisemitisme inhield.

Fassbinder reageerde stomverbaasd op alle opwinding, hij had toch alleen beschreven wat in de jaren zestig-zeventig in Frankfurt was gebeurd? De kaalslag in de West End, het romantische stationskwartier dat door kil kantoorbeton was vervangen? Het stadsbestuur dat het vuile werk door joodse ondernemers liet opknappen, wel wetend dat joden sinds 1945 onaantastbaar, taboe waren, verheven boven alle kritiek, meer gedaan kregen? Dat taboe wou Fassbinder doorbreken want taboes hebben een boemerangeffect, 'leiden tot angst voor datgene waar het taboe op rust en die angst wekt vijandschap op', nieuw antisemitisme. Bovendien, voegde hij er ontwapenend aan toe, 'het is maar een theaterstuk'.

Een van de joodse ondernemers en speculanten in Frankfurt was Ignatz Bubis. Naar hem had Fassbinder de Rijke Jood gemodelleerd. Mensen die Bubis van nabij gekend hebben, zeggen dat het geen karikatuur is maar een waarheidsgetrouw portret. De machtige Bubis, een van de kopstukken van de joodse gemeenschap, stelde alles in het werk om het stuk tegen te houden.

In 1985 kwam het, nadat joodse belangengroepen zich nog maar eens tegen opvoering hadden verzet, tot een besloten voorstelling. Al wees vrijwel iedereen het verwijt van antisemitisme van de hand, toch werd het stuk van het repertoire gehaald. Twee jaar later gebeurde precies hetzelfde in Nederland. De gemoederen liepen bijzonder hoog op in dit wat joden en Israël betreft politiek overcorrecte land (waaruit tijdens de oorlog, mede door de gezagsgetrouwe medewerking van de Nederlandse ambtenarij, het hoogste percentage joden was gedeporteerd van heel West-Europa). Harry Mulisch noemde de morbiditeit van het stuk afgrondelijk, eraan toevoegend dat 'Fassbinder niet voor niets zelfmoord heeft gepleegd. Dat siert hem'.


De cirkel rond

En toen kwam, bijna voorspelbaar, de klap op de vuurpijl. Begin december 1987 werd de acteur Jules Croiset (halfjoods langs vaderzijde) ontvoerd. Zijn extreemrechtse ontvoerders eisten dat hij zijn mening over het toneelstuk zou herzien en bedreigden ook andere joodse gezinnen. Nederland reageerde ontzet op wat, nog maar eens, als een golf van antisemitisme werd gezien; enkele vooraanstaande joden kregen politiebescherming. De kranten stonden er bol van, ook in de VS en Israël. De Israëlische krant 'Yedioth Achronoth' drukte een bijzonder felle spotprent af: twee Hollandse molens met in plaats van wieken... hakenkruisen.

Begin januari 1988 bekende Jules Croiset dat hij alles zelf in scène had gezet, ontvoering en dreigbrieven. De man werd psychiatrisch onderzocht, de zaak werd zonder meer geseponeerd. Croiset beklemtoonde dat hij enkel en alleen gehandeld had uit schrik dat het stuk antisemitische vooroordelen zou oproepen, maar de werkelijkheid is iets complexer.

Croiset was actief betrokken bij de onderhandelingen tussen theatermakers en joodse gemeenschap. Op een bepaald moment stelde hij voor Het Vuil,...te laten voorafgaan door een solovoorstelling waarmee hij toen het land afreisde, een stuk van de Romeinse satiricus Juvenalis waarin nogal wat anti-joodse teksten voorkomen. 'Het duurt maar een uurtje', voegde Croiset eraan toe. De theatermakers gaven zich gewonnen maar de joodse gemeenschap zag niets in een dubbelvoorstelling. In het programmaboekje bij zijn solovoorstelling schreef Croiset onder meer: 'Het belangrijkste wapen dat Juvenalis hanteert is de overdrijving. Hij gaat te ver en overschrijdt de grenzen die een kleinzielige moraal of een bekrompen hypocrisie ons hebben opgelegd. Daarom voelt zijn gehoor zich soms geshockeerd en aangevallen. Wie zich aangesproken voelt of gekwetst, moet bedenken dat de overdrijving vaak het enige middel is om de samenleving wakker te schudden en ons te laten beseffen in wat voor wereld we eigenlijk leven'.

Croisets zelfontvoering maakte de cirkel rond. Hij had, door koste wat het kost jood en slachtoffer te willen zijn, heel wat kwaad aangericht. De toneelspeler zette Fassbinders boodschap in werkelijkheid om: joden zijn ook maar mensen, in staat tot goed én kwaad. Het taboe leek doorbroken, de tijd rijp voor een opvoering. Maar er werd vooral beschaamd of verveeld weggekeken, wakker geschoten honden sliepen weer in.

Tot 2000, toen verscheen als boekenweekgeschenk Het theater, de brief en de waarheid, een novelle van Mulisch over de affaire-Croiset. Freek de Jonge, wiens gezin in '87 door een dreigbrief was ontwricht, maakte zich bijzonder boos. Hij nam de novelle op de korrel in De conferencier, het boekenweekgeschenk en de leugen en kondigde een boekverbranding aan. Zover kwam het niet, al vroeg Freek aan Mulisch toen die de scène opkwam: 'Harry, heb jij lucifers bij je?'


Anti-kapitalisme

Ondertussen was Het Vuil,... in 1987 probleemloos in New York in première gegaan. Datzelfde jaar werd het ook in Denemarken opgevoerd, eind jaren tachtig in Zweden en Italië, en in 1999 in Israël. Men begreep al dat gedoe in Duitsland en Nederland niet goed, het was toch geen antisemitisch stuk? In België werd, voor zover ik kon nagaan, het stuk alleen opgevoerd aan de Erasmusschool te Brussel tijdens het seizoen 98-99.

Het Vuil, de Stad en de Dood is geen antisemitisch maar een anti-kapitalistisch, systeemkritisch stuk. De eigenlijke hoofdrol is Roma B., niet de Rijke Jood. Fassbinder laat hem overigens nadrukkelijk zeggen dat hij niet representatief is, slechts stereotype: 'Ik ben geen jood zoals joden joden zijn. Wie dat nu nog niet weet'. Bovendien komen de meeste personages er heel wat bekaaider af. De ex-nazi bijvoorbeeld, is een volkomen abjecte figuur, heeft zijn dochter als kind misbruikt, wipt nu wel eens als klant bij haar binnen en zou, als het aan hem lag, met plezier weer joden vermoorden.

Fassbinder heeft de stereotypie van alle personages extra in de verf gezet om ze transparant en bekritiseerbaar te maken. Alleen de Rijke Jood en Roma B. ontsnappen daar een beetje aan, vertonen trekken die we 'menselijk' plegen te noemen. Zeker, er zit ook een neo-nazi in met een vreselijke monoloog: 'Hij zuigt ons uit, de jood. Hij drinkt ons bloed ... hadden ze hem maar vergast, dan zou ik nu beter kunnen slapen'. Maar wat moet je dan, antisemitisme verzwijgen, doen alsof het niet bestaat en op die manier nieuw antisemitisme in de hand werken?

Fassbinder verklaarde ooit dat zijn stuk niet af was, zijn uitgever zou het buiten hem om gedrukt hebben. Afgewerkt of niet, het is een prachttekst. De uitvoering van het Nationale Toneel beviel me minder. De regisseur heeft er welbewust het rauwe en provocerende uitgehaald, mogelijk om nog duidelijker te maken dat het geen antisemitisch stuk is. Daardoor is het, zoals Max Arian in De Groene Amsterdammer stelt, 'misschien niet antisemitisch genoeg'. De lont, de provocatie is er uit. Nederland applaudisseert, brengt staande ovaties. Fassbinder draait zich om in zijn graf.

De media besteden meer aandacht aan het ontbreken van protest dan aan de opvoering zelf. De tijdgeest, oppert men, Nederlanders zijn onverschillig, cynischer geworden, niets raakt hen nog. Of misschien heeft de dood van Bubis, drie jaar geleden, er iets mee te maken?

Van wezenlijker belang is waarschijnlijk dat in het voorbije decennium, door de agressieve bezettingspolitiek van Israël en het aanhoudend geweld in het Midden-Oosten, ook in Nederland de houding tegenover Israël kritischer geworden is. In de jaren tachtig waren bij het protest tegen 'Het Vuil,...' opvallend veel joodse jongeren betrokken. Die nieuwe generatie revolteerde tegen elke vorm, elke schijn van antisemitisme. Vandaag de dag hebben jonge joodse Nederlanders wel wat anders aan het hoofd. Ook al omdat, globaal gezien, het antisemitisme is afgenomen, tegenwoordig dienen vooral de moslims als kop van Jut. Xenofobie en politieke correctheid zijn verschoven. Vervang in het toneelstuk A., die de Rijke jood wordt genoemddoor A., die de kut-Marokkaan wordt genoemd en de poppen gaan gegarandeerd weer aan het dansen.

R.W. Fassbinder & Loek Zonneveld - Het vuil, de stad en de dood, Utrecht, Signature, 2002

Verschenen in De Financieel-Economische Tijd, 4 januari 2003 en in Mores, 2003/I