Ontnuchterend | Edward Behr - Prohibition. The thirteen years that changed America

Matig alcoholgebruik werkt meestal ontspannend en remverlagend, af en toe een glaasje rode wijn is goed voor de gezondheid, maar alcohol is en blijft natuurlijk een drug, fysieke en psychische gewenning werken verslavend. Mede daarom proberen autoriteiten van oudsher het drankverbruik aan banden te leggen, al hadden ze even snel door dat er grof geld mee te verdienen valt.

De beruchtste periode uit de geschiedenis van het drankmisbruik is ongetwijfeld de Prohibition, het absolute drankverbod in de Verenigde Staten van 1920 tot 1933. Deze drooglegging was het culminatiepunt van een lange evolutie. De religieus geïnspireerde anti-alcoholbeweging had voor de negentiende eeuw weinig aanhang. Integendeel, kort na de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring (1776) werd een alcoholbelasting ingevoerd.

Met industrialisatie, verstedelijking, massale immigratie en toenemende armoe steeg het alcoholverbruik zienderogen. Religieuze leiders zagen dronkenschap als een nationale vloek, dé bron van armoe, misdaad en geweld. Dat veel sociale ellende vooral te maken had met economische uitbuiting, dat alcohol een van de weinige betaalbare middelen was om daar even aan te ontkomen, ontging de moraalridders. Hun campagne sloeg aan; rond 1855 was in bijna de helft van de Amerikaanse staten een drankverbod van kracht en het alcoholverbruik daalde. Dat veranderde weer met de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-65).

Na die oorlog rezen de saloons als paddestoelen uit de grond. Feministen kwamen in het geweer tegen die oorden van verderf en geweld, waar alleen vrouwen van lichte zeden welkom waren en manlief broodnodige centen verspilde. De Women's War, of Vrouwenkruistocht, verbreidde zich als een olievlek. Na kerkmeetings trokken duizenden vrouwen naar de saloons, richtten er piketten op en probeerden bezoekers door zang en gebed op betere gedachten te brengen.

In 1895 werd de Anti-Saloon League of America opgericht; gedragen door de landelijke protestantse middenklasse, en gericht tegen de verderfelijke grootsteden. Industriebazen schaarden zich aan hun zij; werk aan de lopende band vereiste immers nuchtere, gedisciplineerde, stipte arbeiders. In sommige grote bedrijven controleerde privé-politie op nuchterheid; wie betrapt werd, kreeg de bons.

In de negentiende eeuw waren miljoenen Europeanen naar de VS uitgeweken. Onder meer bierdrinkende Duitsers, in Cincinnati (Ohio) was zelfs veertig procent van de inwoners van Duitse afkomst, er was altijd wel ergens een bierfeest aan de gang. De anti-alcoholbeweging stelde de migranten aansprakelijk voor de zedenverloedering. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak was het hek van de dam. Duits-Amerikaanse brouwers werden verraders genoemd die, in loondienst van de vijand, Amerikaanse soldaten benevelden.

De Anti-Saloon League financierde politici die voor de sluiting van de saloons ijverden. In tien jaar tijd groeide de liga groeide uit tot een van de grootste politieke machten. Bij de nationale verkiezingen in 1916 waren er dubbel zoveel 'droge' als 'natte' congresleden. Nog tijdens de oorlog kwam er een drankverbod. Twee maand na de wapenstilstand keurde het Congres het 18de amendement op de Amerikaanse grondwet goed. Dat verbood de bereiding, de verkoop en het transport van alcoholische dranken, met uitzondering van die bestemd voor geneeskundige, sacramentale of industriële doeleinden, alsook vruchtendranken bereid voor persoonlijk gebruik (cider). Begin 1919 hadden zo goed als alle staten de National Prohibition Act onderschreven.

De drooglegging zou begin 1920 van start gaan. In afwachting steeg het alcoholverbruik en werd op grote schaal gehamsterd. Eens de wet van kracht, namen illegale bereiding en handel een hoge vlucht. Clandestiene verkooppunten en bars, speakeasies, rezen uit de grond. Al gauw waren er nationaal dubbel zoveel drankgelegenheden als vóór het drankverbod. Smokkelaars sleepten van heinde en verre drank aan. Het zakencijfer van de illegale alcoholhandel overtrof dat van de auto-industrie. In één jaar tijd steeg de productie van miswijn met bijna veertig procent. Artsen leverden stapels alcoholvoorschriften af en verdienden daar een slordige veertig miljoen dollar aan.

De dolle jaren twintig waren aangebroken. In de speakeasies groeide de jazz, vrijgevochten vrouwen waren er graag geziene gasten. Velen raakten aan de drank, maar geleidelijk maakte de ruwe mannen-onder-mekaar mentaliteit van de saloons plaats voor een meer geciviliseerde barcultuur.

Voor de rest was de Prohibitie één grote mislukking. Het drankverbod bleef grotendeels dode letter. De overheid trok te weinig middelen uit en er waren legio manieren om de wet te omzeilen. De bevoorrading mocht dan wel vernietigd zijn, de vraag bleef voortbestaan, en met een minimum aan kennis en middelen kan iedereen alcohol maken. In de dertien jaar van het verbod lag het alcoholverbruik gemiddeld elf procent hoger. Het gangsterisme floreerde als nooit tevoren, de maffia kreeg voet aan de grond, politie en politici werden omgekocht, het geweld escaleerde.

De ontgoocheling over de in gebreke blijvende wet, de toenemende corruptie en misdaad brachten een kentering teweeg. Opnieuw waren het enkele opmerkelijke vrouwen die het voortouw namen in de strijd tegen corruptie, hypocrisie, dubbele moraal en onverdraagzaamheid. Ondernemers, advocaten en bankiers verenigden zich in een drukkingsgroep die de afschaffing van het 18de amendement nastreefde.

De grote depressie (1929-1933) luidde het einde van het drankverbod in. Op een bepaald moment was één op vier Amerikanen werkloos, armoe leek wel besmettelijk. Met de drankindustrie waren ook duizenden banen verloren gegaan. Grootindustriëlen en politici meenden dat, als de staat de alcoholbelasting niet had moeten derven, de beurscrash had kunnen vermeden worden. 'Alcoholbelasting', dat was het nieuwe toverwoord, sommigen verwachtten dat ze de persoonsbelasting overbodig zou maken.

De pers begon de draak te steken met voorstanders van de Prohibitie. Een presidentiële commissie die de effecten van het drankverbod onderzocht, kwam begin jaren dertig tot een voorzichtig negatieve conclusie. Roosevelt kondigde aan dat als hij president werd, het verbod opgeheven zou worden. Hij haalde het. De hit uit die tijd, Happy days are here again, werd uit volle borst meegezongen. Eind 1933 werd het 18de amendement afgeschaft, een unicum in de Amerikaanse geschiedenis.

Achteraf gezien was de Prohibitie een achterhoedegevecht tussen de eerste Amerikanen, Angelsaksen van protestantspuriteinse oorsprong, en de nieuwe Amerikanen, de massaal toestromende immigranten. De drooglegging was een expressie van de afkeer en angst van de landelijke protestantse middenklasse voor grootstedelijke samenleving en migratiestroom.

De drugsoorlog die al enkele decennia in de VS woedt, herinnert in menig opzicht aan de drooglegging. De gevolgen zijn even desastreus: toenemende criminalisering, almaar meer gevangenen (het hoogste promille ter wereld), stijgende criminaliteit, steeds duurder en gevaarlijker drugs. Hoog tijd, zou je denken, voor een gecontroleerde legalisering van druggebruik en drughandel.

Edward Behr - Prohibition. The thirteen years that changed America, Arcade, 1997 - ISBN 1559703946

Deze bijdrage verscheen in de reeks 'De Klassieker' in De Tijd van 13 maart 2004.