Socialistische tempel | Ons Huis, Gent
In 2004 werd Ons Huis in Gent, ooit een 'tempel voor het socialisme' en 'stadhuis der Werklieden', honderd. Voor die gelegenheid bestelden de socialistische eigenaars van het gebouw inderhaast een studie bij het Amsab‑Instituut voor Sociale Geschiedenis.
Ons Huis bestaat eigenlijk uit twee huizen, twee indrukwekkende gebouwen aan de Vrijdagmarkt. Het ene, waar nu de mutualiteit Bond Moyson is gevestigd, dateert uit 1899; het andere, met op het gelijkvloers de apotheek Vooruit, uit 1902. Het zijn de eerste stenen getuigen van de sociale ontvoogdingsstrijd van Belgische arbeiders, een strijd die rond 1880 door Gentse socialisten op gang getrokken werd.
Gent was in de tweede helft van de 19de eeuw 'de meest proletarische stad en de bakermat van de moderne arbeidersbeweging'. Daar werden de eerste industriële vakverenigingen opgericht, met tot de verbeelding sprekende namen als Broederlijke Maatschappij der Wevers en Maatschappij der Noodlijdende Spinners.
In 1873 startten Gentse socialisten De Vrije Bakkers op, een coöperatieve bakkerij. Het werd een waar succes. Mede omdat de socialistische beweging toen electoraal niet veel voorstelde, kozen Edward Anseele en Edmond Van Beveren voor maximaal gebruik van de succesvolle coöperatieve strategie. Men zou het kapitalisme met zijn eigen middelen verslaan, op eigen terrein; 'de verwaande burgerij die met ons centen brast en ons bespot eens tonen wat de werkman vermag'. Begin 1881 werd de Samenwerkende Maatschappij Vooruit opgericht met hypermoderne bakkerij, herberg, feest‑ en vergaderzaal, drukkerij en winkelmagazijn.
Tempels
In 1893 kocht de Vooruit een groot burgerhuis aan de Vrijdagmarkt en bouwde het om tot een schoen‑, kleding‑ en ellengoedwinkel, annex kruidenier. Op het fronton beeldde de jonge Jules Van Biesbroeck (die later prachtige affiches zou maken voor het feestlokaal Vooruit) de verbroedering tussen hand‑ en geestesarbeiders uit. Daarboven stond in koeien van letters 'Werkersverbroedering is wereldvrede' en eronder de wervende slagzin uit het Communistisch manifest (1848), 'Werklieden aller landen verenigt u'. De inhuldiging in 1894 ging gepaard met een bonte stoet en een groots feest.
De vreugde was van korte duur, in mei 1897 ging het gebouw in vlammen op. Maar men bleef niet bij de pakken zitten. Anseele trok samen met Ferdinand Dierckens, de huisarchitect van de socialisten, naar Les Grands Magasins in Parijs om er inspiratie op te doen (meteen ook Anseele's huwelijksreis, wat voor de nodige roddels zorgde). Socialistische bouwvakkers die na de grote staking in 1898 waren afgedankt, richtten een coöperatieve op en staken de handen uit de mouwen.
In 1899 verrees de feniks uit zijn as, een imposante tempel, ook binnenin: prachtige trappenhallen en galerijen in art nouveau, badend in het licht geworpen door het enorme art nouveau raam in de gevel, met onderin een kraaiende haan die de nieuwe dageraad aankondigt.
In 1902 werd een tweelinggebouw ingehuldigd. Het bood onderdak aan het 'middencomiteit der Gentsche werkliedenvereeniging', de 'Vrijzinnige werkmans boekerij', 'Bond Moyson', een 'Propagandaclub' en een groot 'koffijhuis'. Op de gevel van dit socialistisch volkshuis kwam in gouden letters het triomfantelijke ONS HUIS staan, expressie van het wij-gevoel, de familiesfeer die bij Gentse socialisten heerste. Ons Huis stond symbool voor het éclatante succes van de socialistische arbeidersbeweging; van marginaal clubje tot massabeweging.
Op geld was niet gekeken, voor ''t arbeidende volk' was alleen 'het beste, het schoonste' goed genoeg, zo stelde de krant Vooruit, het Orgaan der Belgische Werkliedenpartij. De 'fiere bouworde, pracht en grootschheid' van de 'twee centrale gebouwen' zou 'steeds wijzen op de immer hooger stijgende eisch van het proletariaat naar een beter, edeler bestaan; naar kunstgenot en levensweelde!'. De vele festiviteiten staken schril af tegen 'de bitter verlopen algemene staking en de ontgoochelende verkiezingen' eerder dat jaar.
Het winkelcomplex ging tot midden jaren vijftig mee, maar toen moest er, onder druk van concurrerende grootwarenhuizen en het door de welvaart veranderde consumptiepatroon, vernieuwd worden. De Coop verhuisde naar een bijgebouw van het feestpaleis Vooruit (opgetrokken ter gelegenheid van de Gentse wereldtentoonstelling in 1913). De gebouwen aan de Vrijdagmarkt veranderden van socialistische eigenaar en werden drastisch verbouwd. Het magnifieke art nouveau interieur van de Groote Magazijnen werd zo goed als volledig vernield. Begin jaren negentig werd een en ander gerestaureerd, maar veel was onherroepelijk verloren.
Sociaaldemocratie
De bijdrage van Hendrik Defoort, over de 'originaliteit, kracht en zwakte van de Gentse sociaaldemocratie', steekt met kop en schouders boven de rest uit. Een boeiend en leerrijk artikel, maar veel te academisch. Niet meteen lectuur voor arbeiders terwijl juist zij veel zouden hebben aan de analyse van hun ontvoogdingsgeschiedenis.
De coöperatieve beweging vulde het socialisme positief in. Niet langer de vernietiging van het kapitalisme stond centraal, maar de opbouw van een socialistische samenleving. De consumptiecoöperatie was slechts één element in de brede waaier van arbeidersverenigingen, maar wel de drijvende kracht achter het netwerk van socialistische organisaties (mutualiteit, vakvereniging, politieke kringen) dat op korte tijd werd uitgebouwd. Een 'indrukwekkende organisatorische machtsopbouw', maar ook het prille begin van de verzuiling.
Defoort stelt dat het grote succes van het Gentse coöperatieve model, dat al snel navolging kreeg op nationaal vlak, de revolutionaire strategie van het socialisme heeft uitgehold. De socialistische beweging verwierf bezit en macht, werd zelf 'patron' en ging uiteindelijk voor de 'markt' werken. Al gauw hadden meer te verliezen dan hun ketenen. Intellectuele criticasters stellen dat de socialisten door het afronden van de scherpe kanten van het kapitalisme de socialistische droom onmogelijk hebben gemaakt. Vandaag de dag, nu de marxistische ideologie minstens in onze contreien afgedaan lijkt te hebben, wordt er milder geoordeeld. Men gaat niet langer uit van de droom van hét socialisme maar omschrijft 'socialisme' als 'datgene wat socialisten deden en doen'. Daaruit zou volgen dat de droom slechts utopie was. Wat daar verder ook van zij, deze benadering maakt een meer objectieve kijk mogelijk op de verwezenlijkingen van de socialistische beweging.
Gemeten aan de verbetering van de levensstandaard van arbeiders en hun toegenomen bestaanszekerheid (verzekering tegen ziekte, invaliditeit, ouderdom, werkloosheid), is het socialisme ongetwijfeld 'een van de meest succesvolle sociale bewegingen van de afgelopen eeuw'. Behalve aan directe actie was dat ook te danken aan indirecte effecten, met name de maatschappelijke reacties op het socialisme, zoals de christelijke arbeidersbeweging die zich aanvankelijk 'antisocialistisch' noemde.
Het coöperatieve succes was met zijn politiek-ideologische wervingskracht een doorn in het oog van de antisocialisten. Om de opmars van het socialisme te stuiten namen ze de coöperatieve strategie over. Op 1 mei 1887 ging de Gentse coöperatieve bakkerij Het Volksbelang open. De katholieken beschikten over meer middelen (kapitaal) en hun coöperatie telde al snel meer leden dan de Vooruit. In 1891 richtte de Antisocialistische Werkliedenbond een pendant op van het gebouw van de socialisten; in 1891 ging de coöperatie Het Volk van start - arbeiders die hun lidboekje van de socialistische coöperatie inruilden voor eentje van de katholieken, kregen een vergoeding.
De verzuiling zorgde er uiteindelijk voor dat de socialistische arbeidersbeweging zo goed als volledig opging in de kapitalistische maatschappelijke orde. Revolutionaire ordewoorden waren uit de tijd. Dit 'socialistische' kapitalisme had nog maar weinig te maken met de leer van Marx, Engels of zelfs Kautsky. De socialistische arbeidersbeweging kreeg conservatieve trekjes, gericht op behoud van het verwezenlijkte. Ondertussen heeft ook het traditionele reformisme afgedaan, sociaaldemocraten stimuleren de markteconomie, niemand die nog openlijk pleit voor uitbreiding van openbare sector en sociale wetgeving.
Tegen‑ en meevaller
Dit onder hoge druk geproduceerde boekje is een tegenvaller. De twee eerste bijdragen over de geschiedenis van Ons Huis overlappen elkaar en zijn onvolledig. Er wordt bijvoorbeeld geen aandacht besteed aan de grote realistische schilderijen die in Ons Huis hingen, onder meer in het café, terwijl die speciaal ontworpen waren voor de inhuldiging. Ze beeldden de geschiedenis van de coöperatieve beweging uit, vol strijdlustige, eensgezinde en triomferende arbeiders. Uit mijn jeugdjaren - opgegroeid in de schaduw van Ons Huis bracht ik samen met mijn ouders menig uur door op dansavonden in het café - herinner ik me een van die doeken. Een man en twee meisjes die in het schijnsel van een lantaarn, half slapend naar de fabriek trekken, 'De klok slaat 5 ure!'. Een groot deel van de schilderijen hangt tegenwoordig in het socialistische Hotel Club Floréal te Blankenberge.
Het artikel van Gita Deneckere over Jacob Van Artevelde (een ingekorte versie van een elders verschenen stuk) past niet echt in het geheel. Deneckere toont aan dat Van Artevelde, die eeuwenlang door de Gentenaars was 'vergeten', in de negentiende eeuw uitgroeide tot een mythische figuur voor de socialistische beweging. Haar 'verklaring' dat de Gentenaars een vaderfiguur nodig hadden die hun de weg wees naar lotsverbetering, wordt op generlei wijze hard gemaakt.
De prachtige foto's maken veel goed. Maar waarom die niet dateren, al was het maar bij benadering? Moeilijk was dat niet, in Ons Huis vond ik resten terug van een tentoonstelling met die foto's, gedateerd door... het Amsab. Die expositie dateert van zo'n tien jaar terug, toen Ons Huis ‑ het allereerste gebouw ‑ een eerste keer honderd werd. Het Amsab gaf toen ook een brochuurtje uit. Veel had dat niet om het lijf, maar er staan toch enkele anekdotes en (onuitgewerkte) gegevens in die in het nieuwe boek ontbreken.
Teleurgesteld trok ik dan maar zelf naar Ons Huis. Ik werd er rondgeleid, deuren werden uit het slot gedraaid en ik mocht een kijkje nemen op het dak. Een prachtig zicht op Gent, met diep beneden mijn ouderlijk huis en het standbeeld van Van Artevelde dat ik als bengel zo dikwijls heb veroverd.
In de achterbouw (uit 1922) is het prachtige interieur nog intact, mooie glas‑in‑lood ramen, statige eiken deuren. In de vroegere werkmansbibliotheek en 'Propagandaclub' - nu een bijna lege zaal - hangen enkele oude schilderijen tegen de muur. Op eentje staat een stapel kleine doodkisten, Pietje de Dood omhelst ze bovenin, naast hem treurende ouders en de dramatische tekst: 'Ellende ‑ beeld uit het verleden ‑ stapels kinderlijken'. Een ander doek (of paneel?) toont een winkel met op de voorgrond een zwaar doorslaande weegschaal en op de achtergrond een joods uitziende winkelier. Boodschappende vrouwen en naar de grond starende kinderen staan er wezenloos bij. De tekst waarschuwt tegen 'Warenaankoop bij meestergasten of op krediet', tegen 'Uitbuiting van den verbruiker ‑ Slecht gewicht ‑ Slechte waren ‑ Opgedreven Prijs'. Wanneer, door wie en met welk doel deze afbeeldingen gemaakt zijn - niemand wist het antwoord. Veel werk aan de winkel!