De moed om laf te zijn | Stapsgewijze genocide

Verscheidene waarnemers op Adolf Eichmanns proces (Jeruzalem, 1961), de organisator van de deportaties van joden richting uitroeiingskampen, waren dermate verrast geen bloeddorstig monster aan te treffen maar een ogenschijnlijk banaal iemand, dat ze concludeerden dat dergelijk kwaad en daders banaal zijn. Hannah Arendt (die het over 'de banaliteit van het kwaad' had) en anderen zagen voorbij aan het feit dat Eichmann zijn vel probeerde te redden. Op zijn proces noemde Eichmann de jodenuitroeiing een van de ergste misdaden ooit; hij riep het Befehl ist Befehl in en waste de handen in onschuld.

Arendts banality of evil viel in joodse kringen niet in goede aarde, maar ging vrij snel een eigen leven leiden, zeker toen in 1963 de resultaten van Stanley Milgrams gehoorzaamheidsexperiment bekend werden: 65% van willekeurig gekozen proefpersonen diende op verzoek van de proefleider levensgevaarlijke elektrische schokken toe aan een 'leerling' (de schokken en de pijn waren gesimuleerd).

In 1971 moest Philip Zimbardo zijn gevangenisexperiment voortijdig stopzetten omdat de willekeurig als bewaker of gevangene aangewezen studenten zozeer in hun rol opgingen dat ze zich respectievelijk meedogenloos dan wel onderdanig gedroegen. In bepaalde omstandigheden gedragen gewone mensen zich 'vanzelf' op wrede wijze.

In Modernity and the Holocaust (1989) goot Zygmunt Bauman een en ander in een theoretisch kader en verbond de jodenuitroeiing onlosmakelijk met culturele tendensen en technische verworvenheden van de moderne staat.

In Ordinary men (1992), een historisch onderzoek naar een Duits reservepolitiebataljon dat talloze joden vermoordde, toonde Christopher Browning aan dat slechts 12 van de 500 politielui ingingen op het aanbod van hun bevelhebber de rangen te verlaten vooraleer het moorden begon. Conformisme was doorslaggevend: je makkers niet in de steek laten, niet voor doetje of lafaard doorgaan. Het vergt moed om 'laf' te zijn.

Milgram herzien

Abram de Swaan, een gerenommeerd Nederlands socioloog, beweert in Compartimenten van vernietiging dat menswetenschappers sinds Milgram overtuigd zijn dat ieder van ons zich in bepaalde situaties als massamoordenaar gedragen zal, en hij wil dat weerleggen.                      

Milgram, Zimbardo en Browning hebben geenszins beweerd dat genocidair gedrag alleen situationeel wordt bepaald, maar wel dat verklaringen toegespitst op persoonskenmerken onvolledig zijn. Individu en gedrag worden altijd en overal mee gevormd en bepaald door maatschappelijke, culturele, ideologische en politieke factoren.

De Swaan verliest ook uit het oog dat het na de nazi machtsovername bijna negen jaar duurde vooraleer de jodenuitroeiing begon. Voordien stelden de nazi's alles in het werk om de joden kwijt te raken door gedwongen emigratie. Eerst werden alle politieke tegenstanders uitgeschakeld, ras en volk 'gezuiverd' door sterilisatie en 'genadedood' voor gehandicapten, om uiteindelijk het bij dat zogenaamde euthanasieprogramma betrokken personeel, materiaal en knowhow in te zetten voor de genocide.

De Swaan herinterpreteert het Milgram experiment. Kern van zijn betoog is dat zij die weigerden mee te werken niet werden doorgelicht en dat de anderen geen wroeging kenden. Dat aanvankelijk alle aandacht naar het verrassend hoog gehoorzaamheidspercentage ging, is meer dan begrijpelijk. Maar Milgram maakte ook zeer duidelijk dat de 14 personen die weigerden voordien wel 300 en sommigen zelfs 375 volt toedienden, en dat de 26 anderen grote moeite hadden om te gehoorzamen. De Swaan gaat ook nog eens voorbij aan de varianten die Milgram uitprobeerde. Als bijvoorbeeld de 'leerling' niet protesteerde diende bijna iedereen 450 volt toe. Moest de leraar de schokken niet zelf toedienen dan ging iedereen door. Moest de leraar de hand van de leerling op de schokplaat drukken, dan weigerde 70%.

Milgram verklaarde een en ander door een aangeboren tendens tot gehoorzamen maar bestudeerde ook, anders dan De Swaan beweert, persoonsverschillen. Katholieken waren het gehoorzaamst, studieniveau en volgzaamheid waren omgekeerd evenredig, legerdienst en gehoorzaamheid rechtevenredig.

De Swaan zegt niet te kunnen aannemen dat de proefpersonen geloofden dat de schokken echt waren. Maar waarom stopten sommigen dan wel en waarom vindt De Swaan juist dat zo enorm belangrijk?

Zoals in het echt

De Swaan heeft kennelijk geen weet van de kritiek die Lee Ross en Richard Nisbett in 1991 op het Milgram experiment gaven (The Person and the Situation). Van groot belang was de geleidelijkheid van het gehoorzaamheidsproces. In dertig kleine stapjes van 15 volt evolueerde de 'leraar' van feedback naar levensgevaarlijke schok. Zoals in de echte wereld, ook in genocidaire situaties die ook niet uit het niks ontstaan. Hadden de proefpersonen direct 450 volt moeten toedienen dan had vermoedelijk niemand dat gedaan. Had de proefleider aangegeven dat elke deelnemer op elk moment kon stoppen door bijvoorbeeld op een rode knop te drukken en dat elk verzoek van de leerling moest worden opgevolgd, dan zou de gehoorzaamheidsgraad heel wat lager geweest zijn. Milgram had met andere woorden niet voorzien in een 'ongehoorzaamheidskanaal', een vluchtweg zonder gezichtsverlies.

Om te kunnen stoppen moest de 'leraar' niet alleen zijn engagement en toegenomen betrokkenheid ontkrachten, hij moest ook een voor zichzelf, de proefleider en de leerling aanvaardbare rechtvaardiging bedenken voor het feit niet eerder gestopt te zijn, bijvoorbeeld 15 volt voordien. Bijna ondoenbaar, behalve op dat ene moment dat de leerling niet meer reageerde, zijn toestemming minstens impliciet opschortte – tevens het moment waarop 35% van de 'leraars' stopte.

Ook de andere experimenten en onderzoeken behandelt De Swaan op onvolkomen wijze. Zijn geleerde uiteenzetting voegt niks toe aan wat al bekend was over genocidair gedrag: persoonsverschillen tellen mee; groepsvorming impliceert altijd uitsluiting (natie, ras, klasse…); mensen houden er vijandbeelden op na; genocidaire regimes stimuleren geweldimpulsen in bepaalde 'compartimenten' van de samenleving.

Wat De Swaan schrijft over het Zygmunt Baumans boek is in elk geval van toepassing op zijn eigen boek: "Het vriendelijkste oordeel over zijn intellectuele benadering is dat ze te weinig onderzoek en te veel theorie bevat".

Abram de Swaan – Compartimenten van vernietiging. Over genocidale regimes en hun daders, Amsterdam, Prometheus/Bert Bakker, 2014, 314 p. 

Gepubliceerd in De Wereldmorgen op 2.10.2014

Dit in februari 2014 verschenen boek besprak ik al in maart voor De Standaard der Letteren. Zes maand later was de recensie nog steeds niet verschenen, ondanks herhaald aandringen. Een goede bespreking, luidde het, en ze zou ten allerlaatste in september verschijnen. Toen ook dat niet gebeurde, zei men plots dat ik niet duidelijk maakte hoe De Swaan de plank missloeg, om dan, toen ik dit te gekke argument weerlegd had, aan te voeren dat zo'n 'fout' boek geen bespreking verdient en dat ik ook te veel als bekend veronderstel bij de lezers. De bespreking, hoe informatief of interessant ook, wordt niet geplaatst. Een mens zou voor minder anarchist blijven of worden.