Mega-dood | Hiroshima

Op 6 augustus 1945, om 8u15 plaatselijke tijd, werd Hiroshima, een havenstad van bijna 350.000 inwoners, verwoest door Little Boy, de eerste tegen mensen ingezette atoombom. Minstens 66.000 burgers werden vermoord, minstens 69.000 gewond. Urenlang woedde over meer dan tien vierkante kilometer een ware vuurstorm. Tegen het eind van de dag lag 70% van de stad in puin. Alsof dat nog niet volstond, werd drie dagen later een A-bom van een ander type op de stad Nagasaki gegooid. Fat Man doodde op slag 39.000 mensen en maakte 25.000 gewonden.

Doordat de meeste hospitalen en veel medisch personeel vernietigd waren, kwamen in de daaropvolgende dagen nog vele gewonden om. Een drietal weken later steeg het sterftecijfer onrustbarend ten gevolge van de stralingsziekte. Het aantal slachtoffers liep in de loop der jaren op tot tweehonderd- of zelfs driehonderdduizend.

Het gebruik van de bommen was van bij het begin controversieel, wetenschappers en historici twijfelden sterk aan de militaire noodzaak ervan. Een halve eeuw later woedt dit fel politiek-ideologisch gekleurde debat nog in alle hevigheid. Getuige daarvan de beroering rond een Amerikaanse tentoonstelling ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van de overwinning op de Japanners. Aan de hand van foto's en overblijfselen van de bombardementen (de brooddoos van een verpulverd kind) wilden wetenschappers ook de gruwel van nucleaire wapens tonen. In een begeleidende tekst werd een overzicht gegeven van de besluitvorming over het gooien van de bommen en de politieke motieven die hadden meegespeeld. Machtige organisaties van oudstrijders en militairen kwamen hiertegen in opstand. Ze vonden de tentoonstelling anti-Amerikaans, pikten het niet dat de Japanners slachtoffers werden genoemd. Toen de expositie eind juni 1995 haar deuren opende, viel er geen spoor van kritiek of medelijden meer te bespeuren.

Pacifisten zien de bommen op Hiroshima en Nagasaki als regelrechte terreurdaden; revisionistische historici zijn ervan overtuigd dat ze niet noodzakelijk waren en andere dan militaire doelen dienden. Japan was toen al murw geslagen. De tapijtbombardementen op Tokyo hadden aan meer dan honderdduizend burgers het leven gekost. Enkele Japanse bewindslui probeerden via Moskou over vrede te onderhandelen. De atoombommen werden gegooid om Rusland te imponeren en de communistische expansie tegen te houden. Ze betekenden minder het einde van de Tweede Wereldoorlog dan het begin van de diplomatieke oorlog tegen Rusland; de eerste schoten van de koude oorlog.

Er waren in elk geval andere middelen om Japan klein te krijgen; een blokkade bijvoorbeeld, gekoppeld aan een conventioneel bombardement. De Amerikanen hadden kunnen wachten op het effect van de Russische oorlogsverklaring en de inval in Mantsoerije, beloofd voor 8 augustus. Na de test met de eerste atoombom (16 juli in de woestijn van Nieuw Mexico) had men Japan met foto's en getuigenissen van wetenschappers duidelijk kunnen maken wat hen te wachten stond als ze zich niet overgaven. Men had de bom op onbewoond gebied in plaats van op dichtbevolkte steden kunnen gooien.

Deze en andere alternatieven werden voorgesteld, maar geen van alle serieus overwogen. De kersverse president, Harry Truman, en zijn directe politieke raadgevers wilden de oorlog direct stopzetten. Begin juni besloot een comité van staatslui en wetenschappers dat de bom "moest gebruikt worden om de oorlog zo snel mogelijk te beëindigen, en wel op een militair-burgerlijk doelwit om de totale kracht ervan aan te tonen; een demonstratie of waarschuwing op voorhand was niet wenselijk want dan zou de bom zijn shockeffect verliezen". Op 25 juli tekende Truman in zijn dagboek op dat de bom vóór 10 augustus gebruikt zou worden.

Machtspolitieke overwegingen hebben ongetwijfeld meegespeeld, maar de Russen imponeren was zeker niet het enige motief. De enorme verliezen bij de verovering van Okinawa, Iwojima en Luzon lagen nog vers in het geheugen; voorspeld werd dat bij de Amerikaanse invasie (voorzien voor 1 november) nog eens honderdduizenden Amerikanen zouden sneuvelen. Men was moegevochten, de oorlog mocht geen maanden meer aanslepen. De atoombom maakte het mogelijk de oorlog in één klap te beëindigen, zonder Amerikaanse levens te riskeren, zonder Russische hulp.

Of alternatieve middelen de oorlog (bijna) even snel beëindigd zouden hebben, valt niet meer te achterhalen. Zeker is dat ze niet uitgeprobeerd werden. Maar anders dan revisionisten beweren, was het moreel van de Japanse strijdheren niet gebroken. Sommigen wilden van geen overgave horen, gingen liever strijdend ten onder, zelfs na Nagasaki. Om het tij te keren waren enkele hoogst ongebruikelijke tussenkomsten van de keizer nodig.

Vast staat, dat niet alle mogelijkheden werden benut om levens te sparen. Noch de Japanse overheid noch de geviseerde burgers werden gewaarschuwd. De afschuwelijke dood en verminking van vele tienduizenden Japanse burgers werd op geen enkel moment als een onoverkomelijk bezwaar gezien. Er werd onvoldoende rekening gehouden met de mening van enkele wetenschappers en militairen dat de bommen overbodig waren en die waarschuwden voor een nucleaire escalatie. Ook de korte tijdspanne tussen beide bommen geeft te denken: te kort om de gruwel ten volle te laten doordringen. Zat de voor 8 augustus geplande Russische invasie van Mantsoerije er dan toch voor iets tussen?

Hiroshima werd symbool en spiritueel centrum van de vredesbeweging, het mekka voor antinucleaire activisten. Miljoenen pacifisten gingen er op bedevaart. De begrijpelijke anti-Amerikaanse strekking van dit pacifisme werd verder in de hand gewerkt door het VS-imperialisme in Azië (Korea, Vietnam).

In de populaire Japanse mythologie wordt Japan als hét slachtoffer voorgesteld. Het aantal atoombomslachtoffers wordt dikwijls zwaar overdreven (miljoenen!). Begin jaren tachtig stelde de burgemeester van Hiroshima voor om in zijn stad een Auschwitz-monument op te richten, als symbool voor het 'feit' dat Japanners en joden het meest geleden hebben. Dat moge emotioneel begrijpelijk zijn, historisch loopt de vergelijking meer dan mank. Racisme heeft wel een rol gespeeld, maar de Amerikanen hebben op geen enkel moment overwogen het Japanse volk uit te roeien.

Door de beklemtoning van de slachtofferstatus verdwijnen de Japanse oorlogszucht en gruweldaden volledig op de achtergrond. Ze werden tot voor kort door de overheid nauwlettend uit Japanse schoolboeken gebannen. De Japanse heldendaden en gesneuvelden daarentegen worden verheerlijkt. Pas ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van het einde van de Tweede Wereldoorlog werd de Japanse mede-verantwoordelijkheid voor de oorlog voor het eerst officieel erkend.

Dit artikel verscheen in Muziek & Woord, augustus 1999, p. 10-11