Leren uit kwaad | Didactische boeken over de omgang met het naziverleden
In Duitsland, het Täterland, blijft men veel meer bezig met de Tweede Wereldoorlog dan elders, vooral met de jodenmoord. Dat is begrijpelijk maar niet vanzelfsprekend. In Japan, waar men ook veel op de kerfstok heeft, wordt alles zoveel mogelijk doodgezwegen. De gedreven wijze waarop de tweede en derde generatie Duitsers bezig blijven met de gruwel roept ook reacties op. Het verleden wordt gebagatelliseerd en ontkend. En dat zwengelt de overgevoeligheid en waakzaamheid verder aan. De ontkenners worden ontkend, juridisch vervolgd, maar hun argumenten worden gelukkig ook weerlegd.
Markus Tiedemann, een jonge Duitse geschiedkundige, heeft de 60 belangrijkste extreemrechtse dooddoeners en vergoelijkingen over Hitler, nationaal-socialisme, Wehrmacht, oorlogsvoering, geallieerden, jodenmoord en Duitse bevolking op een rij gezet om ze te weerleggen. Bedoeling is jongeren die doorgaans weinig in te brengen hebben tegen extreemrechtse slogans argumenten aan te reiken. Een lovenswaardige ideologische motivatie die echter al te zeer aan het boek valt af te lezen. De auteur heeft het nergens over misvattingen of (racistische) vooroordelen, hij ziet alles als intentionele doortrapte leugen. Dat straalt af op het gehanteerde geschiedenisbeeld. Het allereerste argument van het boek, tegen de bewering dat Hitler niets afgeweten zou hebben van de Holocaust, is een citaat uit het slothoofdstuk van Mein Kampf. Daarin wordt gesteld dat het offer van miljoenen mensenlevens in de Grote Oorlog niet tevergeefs zou geweest zijn als men "in het begin van de oorlog en gedurende de strijd eens een twaalf- tot vijftienduizend van deze Hebreeuwse volksbedervers een paar gifgasaanvallen had laten doormaken, zoals honderdduizenden van onze allerbeste Duitse arbeiders uit alle kringen en alle beroepen moesten verduren". Hitler schreef dit midden jaren twintig, lang voordat aan jodenuitroeiing werd gedacht (niet vóór 1939) en voordat de planmatige genocide begon (midden 1941). Hitlers zinsnede was geen voorspelling, dat lijkt alleen maar zo door onze kennis van de afloop van het nationaal-socialisme. De context in Mein Kampf maakt meer dan duidelijk dat het een uitspraak is over het verleden, niet over de toekomst. Hitler was ervan overtuigd dat Duitsland de Eerste Wereldoorlog verloren had omdat men verzuimd had met 'de Marxisten' af te rekenen. Duitse arbeiders en soldaten geraakten in de loop van de oorlog weer in de ban van de marxistische dwaalleer. Dit internationalisme en het marxistisch verraad op het thuisfront, een dolkstoot in de rug, zouden de teloorgang teweeggebracht hebben van de nationalistische, Volkse doelstellingen. Voor Hitler was er zo goed als geen onderscheid tussen communisten, bolsjewieken, marxisten en joden. Het judeo-bolsjevisme, dat was de wereldvijand, tenslotte waren Marx en vele communisten joden. Zo simpel lag dat, ook in Mein Kampf. Met "Hebreeuwse volksbedervers" doelde Hitler op de (Duitse) marxisten. En de "gifgasaanvallen" verwijzen geenszins naar Zyklon B waarmee 17 jaar later joden en zigeuners werden vergast, maar naar de chemische wapens die in de Eerste Wereldoorlog werden ingezet, overigens aan beide kanten. In de aangehaalde zin alludeert Hitler dus op marxistisch-pacifistisch geïnspireerde agitators die het volk 'bederven' door op het thuisfront te pleiten tegen oorlog en voor grensoverschrijdende klassenbanden, in plaats van zoals andere Duitsers aan het front te strijden. Tiedemanns interpretatie van Mein Kampf klopt overigens niet met zijn bewering elders dat "noch de joden in West-Europa noch de geallieerden voorzien hebben wat de nazi's in petto hadden voor de joden"; de nazi-bijbel werd al voor de oorlog wijd verspreid en vertaald.
Tiedemanns boek bevat veel bruikbare informatie en argumenten. Het is een nuttig instrument om jongeren te wapenen tegen de voorstelling van het nazisme als een onschuldige beweging of verdienstelijke ideologie. Er staan vele verhelderende inzichten in. Hitlers charisma zorgde ervoor dat het grote publiek hem vrij snel afscheidde van de vele negatieve aspecten van het nazisme. "Goed dat de Führer dát niet weet" luidde het. Na de oorlog werd dat: "de Führer heeft van niets geweten". Door alle schuld af te wentelen op de nazi-bonzen spaarde men de eigen identiteit en onschuld, tenslotte had men Hitler toegejuicht, zich met hem vereenzelvigd. In dit boek staan helaas nogal wat onjuistheden over de nazi-kampen en de jodenmoord. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen politieke en raciale slachtoffers, tussen concentratiekampen en uitroeiingskampen. Ernstiger voor een boek waarin holocaustontkenning wordt weerlegd is, dat de foto van de zogenaamde gaskamer van Majdanek in feite de echte douches afbeeldt. In Majdanek werden zonder twijfel mensen vergast, maar dit is een foute foto. Door alle rechtsradicale leugens te willen weerleggen heeft Tiedemann te veel hooi op zijn vork genomen. Hij scheert alle tegen het gangbare geschiedenisbeeld indruisende argumenten over dezelfde extreemrechtse kam. Hij maakt geen onderscheid tussen wie bepaalde interpretaties van het verleden wil herzien (revisionist) en wie dat verleden ontkent (negationist).
Veel geschikter voor jongeren en onderwijs is Thema Holocaust van de Duitse hoogleraar geschiedenis Matthias Heyl en Ido Abram, hoogleraar holocaustopvoeding in Amsterdam, een leerrichting die verder alleen in Israël en de VS bestaat. Zij gaan minder direct, meer genuanceerd te werk, met veel meer oog voor de complexiteit van het verleden. Ze willen jongeren aanzetten tot kritisch denken, tot het vormen van een eigen, desnoods afwijkende mening. Niets wordt voorgekauwd, geen kant en klare antwoorden maar confrontatie met een grote verscheidenheid aan goed gekozen bronnen, documenten en getuigenissen. Die worden gevolgd door opgaven en kritische vragen. De confrontatie wordt niet uit de weggegaan, ze wordt gezocht. Een SS-verslag over een deportatietransport wordt naast dat van een overlevende van het transport geplaatst. De aankomst in Auschwitz wordt beschreven door een kamparts en door betrokken gevangenen. De visie van de slachtoffers wordt steeds weer aangevuld door die van daders en toeschouwers. Foto's die daders en toeschouwers maakten van discriminerende taferelen worden gebruikt om de verschillende perspectieven en niveau's van betrokkenheid duidelijk te maken. Meekijken met de daders, door de lens, en met de slachtoffers, de bijkomende vernedering vereeuwigd te worden als slachtoffer. Wat zagen de omstanders? We worden tot ooggetuigen gemaakt. Wat dachten en voelden de betrokkenen? En wij? Onder een aangrijpende foto van een jonge joodse emigrante, gemaakt tijdens de overtocht naar Engeland, het kaartje met haar nummer aan een te lange koord aan haar arm, staat "Gered!" en de opgave: probeer te verklaren waarom het meisje er niet gelukkig uitziet.
Abram en Heyl doen concrete en bruikbare voorstellen waar leerkrachten geschiedenis, moraal, godsdienst, kunst en zelfs taalonderricht hun voordeel mee kunnen doen. Vele voorbeelden voor onderricht, bronnen en lectuur, ook jeugdboeken, uitstappen naar herdenkingsoorden en musea, onderzoek naar locale geschiedenis (hoe zat het in onze gemeente?), fotomateriaal en nuttige adressen. Ik heb zelden zo'n volledige, genuanceerde en veelzijdige selectie van materiaal gezien. Netelige onderwerpen worden niet geschuwd. Verhaald wordt hoe in Friesland verzetslui zich verplicht zagen een ondergedoken joods echtpaar te liquideren omdat de twee een brief geschreven hadden waarin ze andere ondergedoken joden verrieden. Redenen om niet over de jodenmoord te zwijgen worden uiteengezet: om zichzelf en de menselijke natuur te leren kennen; om te voorkomen dat men de rangen van de vijand, beulen en Holocaustontkenners vervoegt; omdat er nog steeds vergelijkbare misdaden gebeuren en we de volgende generatie(s) moeten waarschuwen; omdat de fouten die volwassenen gemaakt hebben niet verborgen gehouden mogen worden voor de jongeren. Zowel theoretisch als praktisch is dit boek een absolute aanrader, eigenlijk voor iedereen.
De auteurs vertrekken van de beschouwingen die Theodor Adorno in 1966 formuleerde rond 'opvoeding na Auschwitz'. Hoe erover onderwijzen, welke lessen getrokken? Volgens Adorno was een van de voornaamste psychische oorzaken van de jodenmoord het onvermogen tot identificatie, het niet autonoom, niet kritisch kunnen denken. Barbarij is het onvermogen tot empathie. Opvoeding na Auschwitz moet dus gericht zijn op inleving, zelfreflectie en zelfbestemming, zélf beslissen wat men doet en laat. Om "zich bewust te worden van de mechanismen die mensen tot zulke gruweldaden brengen" moet men zich meer in de vervolgers, minder in de slachtoffers inleven. Ido Abram pleit ook voor identificatie met de andere betrokkenen, slachtoffers en toeschouwers (meelopers, tegenstanders, helpers). Jongeren hebben niet alleen schurken maar ook helden en gewone mensen als voorbeeld nodig. Belangrijk is dat in iedere maatschappij, in vredes- of in oorlogstijd, de groep van de toeschouwers veruit de grootste is. "Toeschouwer zijn is de normale zijnswijze van de in gemeenschap levende mens. De toeschouwer bepaalt hoeveel moed er nodig is om nonconformistisch te handelen, hij zet de maatstaf". Toeschouwers mobiliseren tot empathie en medelijden, dat is het doel van opvoeding na Auschwitz, tot menselijkheid en tolerantie.
De verschillende lessen die uit Auschwitz gepuurd kunnen worden worden helder uiteengezet. De enen leren dat gods wegen ondoorgrondelijk zijn, de anderen dat er geen god bestaan kan. "Als er een god bestaat die de macht bezit die men hem toeschrijft moet hij als oorlogsmisdadiger veroordeeld worden". Macht, daar gaat het om, leren anderen eruit; terwijl weer anderen menen dat Auschwitz de kracht van democratie en tolerantie heeft aangetoond. Sommigen leiden er de noodzaak van een joodse staat uit af, anderen dat de diaspora ervoor gezorgd heeft dat toch niet alle joden werden uitgeroeid. Zoveel verschillende lessen, dat duidelijk wordt dat de jodenmoord niet door één ideologie kán worden geannexeerd.
Heyl waarschuwt terecht voor eenzijdige toespitsing op gruwel. Daardoor wordt 'gewone gruwel' gebanaliseerd, men went eraan, wordt er ongevoelig voor. Alle leed is leed, ook het zogenaamd 'klein leed' of, met de woorden van de in Treblinka vermoorde pedagoog Janusz Korczak: "alle tranen zijn zout". De eindgruwel, de lijkenhopen in de bevrijde kampen, moeten in een bredere context ingebed worden. Leerlingen moeten niet met stomheid geslagen worden. Een sprakeloos mens kan zich niet goed ontwikkelen, hij stelt geen vragen meer en leert niet bij. Om zich met iets te kunnen identificeren moet het herkenbaar blijven.
Van een heel andere orde is Niederländer und Flamen in Berlin, dat een overzicht wil geven van het lot van de vele Nederlanders en Vlamingen die in de Tweede Wereldoorlog in en om Berlijn leefden, als emigrant (meer dan 100.000 in 1940), opgeëist dwangarbeider of gevangene in 'heropvoedingskampen', krijgsgevangenkampen en concentratiekampen in het Berlijnse (Sachsenhausen en Ravensbrück). Anders dan de officiële geschiedschrijving, die onder druk van toe- en afwijzing van schuld tot stand komt, willen de auteurs ook het leed van Duitsers (bombardementen, deserteurs) in beeld brengen. Een verdienstelijke onderneming die evenwel bij velen niet in goede aarde zal vallen. Mogelijk daarom besteden de auteurs toch in de eerste plaats aandacht aan de gedeporteerden en verdwijnt hun oorspronkelijk opzet wat op de achtergrond.
Het boek is het initiatief van een groep relatief jonge Nederlanders, academici en anderen, die nu in Berlijn verblijven en werken. Vandaar hun ietwat dubbele identificatie, enerzijds met landgenoten die destijds in Duitsland 'verbleven', anderzijds met de Duitse burgers waarmee ze dag aan dag samenwerken en leven. Ze willen niet minder dan "beide zijden verhalen, hoe het werkelijk geweest is. Gedaan met cliché's". Een belofte die niet wordt ingelost. Het boek biedt wel degelijke informatie over de onderwerpen die het behandelt, behalve wat de Vlamingen aangaat. Die komen maar sporadisch aan bod en dan worden ze nog oppervlakkig behandeld ook, met zeer onvolledige en hier en daar foute bronverwijzingen.
Aan de hand van voornamelijk Nederlandse egodocumenten, interviews en verslagen wordt een goed beeld opgehangen van leven en sterven in de vele oorden der schande die de nazi's opgericht hebben. In kort bestek wordt ook de geschiedenis van enkele kampen geschetst en een overzicht gegeven van de Nederlandse gevangenen. Voor Nederlandse ex-gevangenen en hun verwanten zeker een interessant boek. Alleen jammer dat de lijst met namen van gevangenen, "die mogelijk ook in het boek voorkomen", niet werd omgevormd tot een bruikbaar register met bladzijdeverwijzingen.