Kindertransporten | Een wreed schoon verhaal

In negen maand tijd, van 1 december 1938 tot 1 september 1939, werden meer dan tienduizend kinderen uit nazigebied (Duitsland, Oostenrijk, Polen, Tsjecho-Slovakije) naar Groot-Brittannië overgebracht met de Kindertransporte (een Duits meervoud, er waren voornamelijk Duitstaligen bij betrokken), gemiddeld driehonderd jongeren per transport.

Channel Crossing for Live, Hoek van Holland. Uit een serie Kindertransportmonumenten (ook in Gdansk, Berlijn, Hamburg, Londen), een initiatief van Frank Meisler, beeldhouwer en één van de joodse kinderen van die transporten.

In Britse en joodse kringen wordt deze fantastische reddingsoperatie nog steeds geroemd. Begin dit jaar bijvoorbeeld door de BBC op Holocaust Day (27 januari). Vast onderdeel van het succesverhaal is de overtuiging dat het weeskinderen waren. Zo wordt het schrijnende feit verhuld dat ouders en kinderen in werkelijkheid uit elkaar werden gescheurd omdat volwassen joden (boven het immigratiequotum) nergens welkom waren, ook niet in het Verenigd Koninkrijk.

Na de Reichskristallnacht, de pogrom van 9-10 november 1938 in nazi-Duitsland, Oostenrijk en Tsjecho-Slovakije, stonden de westerse media bol van verontwaardiging. Tal van synagogen en joodse winkels waren vernield, een honderdtal joden vermoord, meer dan twintigduizend in concentratiekampen opgesloten. Deze climax van antisemitische maatregelen in nazi-Duitsland maakte overduidelijk dat de nationaalsocialisten ‘Groot-Duitsland’ van joden wilden zuiveren, Judenrein machen.

Reichskristallnachtwas, anders dan vaak wordt beweerd, geen propagandaterm van de nazi’s, maar een van de vele volksbenamingen die vrijwel onmiddellijk de ronde deden, ook Mordwoche. Kristall verwijst, zoals bekend, naar de vele vernielde joodse uitstalramen en kristallen luchters in synagogen. Minder bekend is dat de toevoeging Reich een cynische toespeling was op het planmatig karakter van de pogrom.

De Rijkskristalnacht en de opsluiting van zoveel joden moest de internationale gemeenschap verder onder druk zetten om meer joden op te nemen. Maar ook nu veranderde niet één land iets aan zijn immigratiepolitiek.

 

Liefdadigheid

De redding van de meer dan tienduizend kinderen was geen humanitaire prestatie van Engeland. Ook in dat land waren in de eerste decennia van de twintigste eeuw de immigratiewetten stelselmatig aangescherpt. Eind jaren 1930 waren alleen joden met ronkende namen, Sigmund Freud bijvoorbeeld, nog welkom. Of je moest als dienstbode aan de slag kunnen in een Brits huishouden (in Duitsland organiseerden enkele joodse organisaties cursussen om wie dat wou klaar te stomen als dienstbode).

De Kindertransporte waren een initiatief en het werk van filantropische organisaties van joden, christenen en quakers (Religious Society of Friends). Van bij de machtsovername door de nazi’s hadden zij zich ingezet om vervolgde mensen bij te staan. Zij waren het die transporten en de opvang van de tienduizend organiseerden en bekostigden.

Direct na de Reichskristallnacht trokken enkele vertegenwoordigers van Britse liefdadigheidsorganisaties naar Berlijn om de ernst van de situatie in te schatten. Die vonden ze dermate dramatisch dat werd besloten de druk op de Britse regering op te voeren. Premier Neville Chamberlain wou van geen tussenkomst horen. Midden november drong een delegatie van vooraanstaande joden en quakers aan bij de Britse minister van Binnenlandse Zaken. Een week later zwichtte de Britse regering alsnog: joodse kinderen uit nazigebied werden onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van visumplicht. Het mocht het land geen banen of geld kosten. De kinderen moesten jonger zijn dan zeventien, gezond van lijf en leden. De joodse gemeenschap moest instaan voor reis- en vestigingskosten, onderhoud en onderwijs, én de jongeren over het hele grondgebied verspreiden. In een omzendbrief van het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken van 23 november 1938 werd beklemtoond dat de kinderen zonder hun ouders zouden worden overgebracht, zogenaamd voor educatieve doeleinden

Identiteitsdocument voor immigratie, 1939 (publiek domein, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=85023934)

Kinderen vormden geen gevaar voor de arbeidsmarkt en men ging er van uit dat hun verblijf van korte duur zou zijn. Bedoeling was om hen van zodra mogelijk te herenigen met familie en ze dan te laten emigreren naar het Brits mandaatgebied Palestina. De betrokken hulporganisaties moesten om onvoorziene kosten te dekken voor elk kind een waarborg aan de regering betalen van vijftig Britse pond. Britse burgers kregen te horen dat men zich kandidaat kon stellen als pleeggezin.

 

Guernica

Het idee van de Kindertransporte kreeg vermoedelijk vorm naar analogie van de opname in Groot-Brittannië van zo’n vierduizend Baskische kinderen na het bombardement op Guernica (26 april 1937).

De verontwaardiging over de moord op onschuldige burgers was groot. De oproep van de Baskische regering aan alle naties om in tijdelijk asiel te voorzien, viel in dovemansoren. Ook de Britse regering hield aanvankelijk vast aan het neutraliteitsprincipe. Een campagne van het Britse National Joint Committee for Spanish Reliefbracht daar verandering in. De Britse regering stond tijdelijke immigratie van Baskische kinderen toe, zolang het haar geen penny kostte. Het pas opgerichte Basque Children’s Committee moest voor elk kind wekelijks tien Britse pond betalen aan de regering voor zorg en opvoeding.

Op 21 mei 1937 bracht het stoomschip Habana, berekend op achthonderd passagiers, 3.840 kinderen, 80 opvoeders, 120 helpers, 15 katholieke priesters en twee artsen naar Engeland. Elk kind kreeg een zeshoekig kartonnen kaartje opgespeld met de opdruk Expedición a Inglaterra. Tegen september waren alle kinderen ondergebracht in kolonies in Engeland en Wales. Na de val van Bilbao en Franco’s verovering van de rest van Spanje (zomer 1937) werd het merendeel van de kinderen gerepatrieerd.

 

Onbeperkt

Vóór de Reichskristallnacht waren weinig ouders in nazigebied bereid hun kinderen voor onbepaalde duur naar het buitenland te sturen. Velen hoopten dat het allemaal niet zo’n vaart zou lopen, maar dit optimisme was achterhaald. Nu wilden heel wat ouders hun kind(eren) in veiligheid brengen. Men verwachtte spoedig herenigd te zullen worden, iets wat de kinderen op het hart werd gedrukt. Niemand kon vermoeden dat het voor velen een definitief afscheid zou worden.

Het aantal kinderen werd niet vooraf bepaald of beperkt. Joodse vluchtelingenorganisaties vonden vijfduizend haalbaar, maar toen het British Colonial Office een verzoek van het Jewish Agency afwees om tienduizend kinderen toe te laten tot Palestina, werd die tienduizend bepalend voor Groot-Brittannië. Vast staat dat er meer kinderen gered waren geweest, ware het niet dat met het begin van de oorlog alle grenzen dicht gingen.

Verenigde Staten

De Britse regering wou naar verluid met haar ‘bewijs van goede wil’ ook een signaal geven aan de VS, in de hoop navolging te krijgen. Feit is dat twee Amerikaanse, niet-joodse congresleden begin februari 1939 een wetsvoorstel indienden om in twee jaar tijd twintigduizend Duitse vluchtelingkinderen onder de veertien toe te laten bovenop het immigratiequotum. Het voorstel werd door verscheidene organisaties positief onthaald, first lady Eleanor Roosevelt schaarde zich erachter en verwees daarbij naar de Britse Kindertransporte die aan de gang waren. De tegenstand liet niet lang op zich wachten. In deze economische crisistijd, luidde het, zouden liefdadigheidsinstellingen zich beter bekommeren om arme Amerikaanse kinderen. Er werd uiteindelijk nooit gestemd over het wetsvoorstel.

Organisatie

In Groot-Brittannië organiseerde het Council for German Jewryhet inzamelen van geld en de zoektocht naar opvangplaatsen en gastgezinnen. Kort na de aankomst van de eerste kinderen werd die taak overgenomen door het Jewish Refugee Committee (een subcomité van het in 1933 opgerichte Central British Fund for German Jewry). Dit comité, dat alle betrokken organisaties overkoepelde, moest zowel het onderhoud van de jongeren als de eigen administratie bekostigen. Ondanks een grote inzamelactie en de steun van welvarende joodse families en ondernemingen (onder meer grootwarenhuis Marks & Spencer) heerste een acuut personeelsgebrek.

In Duitsland vroeg Otto Hirsch, uitvoerend voorzitter van de Reichsvertretung der Deutschen Juden, aan Norbert Wollheim, een jonge Duits-joodse jeugdleider, om de emigratie van de kinderen op zich te nemen. Wollheim was toen betrokken bij de organisatie van Duits-joodse jeugd en had ervaring met het inrichten van zomerkampen in Engeland, Zweden en Denemarken.

 

Selectie

De meeste in Engeland opgevangen kinderen schreven hun redding achteraf toe aan toeval, maar het tegendeel was waar. Er waren veel meer kandidaten dan er gered konden worden, dus moest er geselecteerd worden. Uit Oostenrijk bijvoorbeeld konden 2364 kinderen ontkomen naar Engeland, maar er bleven meer achter. In juni 1939 stonden er nog achtduizend op een wachtlijst. De meesten zouden omkomen in uitroeiingskampen.

De bij de Kindertransporte betrokken organisaties op het continent en in Londen moesten zich bij de selectie aan strikte regels houden. In nazigebied kweten lokale joods-religieuze ‘gemeenten’ zich van de aartsmoeilijke taak. Kinderen van ouders die zich geen jood voelden, maar dat werden door de Neurenberger rassenwetten (september 1935) – die kinderen werden geselecteerd door organisaties van quakers en christenen.

Gezondheid was van wezenlijk belang. Geestelijk of lichamelijk zieke of ‘abnormaal’ ogende kinderen waren van meet af aan uitgesloten. ‘Geen verlamde of hinkende mensen’, beklemtoonde Otto Schiff, oprichter en voorzitter van het Jewish Refugee Committee, nog in augustus 1939. Kinderen die ziek werden voor ze op transport vertrokken, mochten niet mee. Aan Engelse zijde werden jongeren afgewezen met goed behandelbare chronische ziekten, lichte astma of diabetes. Door de hoogdringendheid van de hele operatie kon uiteraard weinig of geen rekening gehouden worden met psychologische en pedagogische overwegingen.

In nazigebied moest elk kind zich met een ouder aanmelden bij de joodse sociale dienst. Uiterlijk, leeftijd, en geslacht speelden een grote rol. In een gesprek werd gepeild naar persoonlijkheid, begaafdheid, familiale achtergrond en aanpassingsvermogen. Voor elk kind werd een bondig document opgemaakt, waarbij vaak rekening werd gehouden met veronderstelde of gekende voorkeuren van Engelse pleeggezinnen. De kans op succesvolle integratie in Groot-Brittannië was immers van groot belang, zeker ook voor de voortzetting en mogelijke uitbreiding van de Kindertransporte.

Ouders moesten een verklaring ondertekenen waarin ze het Jewish Refugee Committeetoestemming gaven om voor hun kinderen te zorgen. Alle documenten werden naar het Jewish Refugee Committeegestuurd. In Londen hield men vooral rekening met de mogelijkheid de kinderen te huisvesten en de wensen van kandidaat pleegouders. Sommige ouders die meerdere kinderen voor transport hadden ingeschreven, kregen uiteindelijk slechts voor één kind vergunning.

Er was geen tijd te verliezen. Vrijwilligers werkten de klok rond om zoveel mogelijk in orde te krijgen. Sommige kinderen kregen voorrang: staatloze jongeren die elk moment uitgezet konden worden, wezen en kinderen in tehuizen (makkelijke doelwitten voor antisemitische acties), kinderen wier ouders waren uitgewezen of in een concentratiekamp zaten (omwille van de censuur werden die als ‘nicht zu Hause’ omschreven).

Direct na de intocht van Duitse troepen in Oostenrijk (Anschluss, maart 1938) had de Israelitische Kultusgemeinde Wien in samenwerking met lokale joods-religieuze gemeenten een omvangrijk kadaster aangelegd van kinderen die in aanmerking kwamen voor emigratie zodra de kans zich voordeed. Tot eind november 1938 konden slechts zesentwintig kinderen naar Engeland ontkomen. De Kinderaktion nach England, zoals de operatie in Oostenrijk heette, kreeg pas wind in de zeilen nadat Groot-Brittannië ermee had ingestemd.

Afscheid

Ouders die over de nodige middelen beschikten brachten hun kinderen naar Berlijn of Wenen. Omdat de Gestapo beducht was voor hartverscheurende scènes en media-aandacht, mocht in de stations doorgaans geen afscheid genomen worden op de perrons. Ouders en kinderen verzamelden daarom in een gehuurde wachtzaal. Daar kondigde Wollheim of een andere vertegenwoordiger aan dat het uur van afscheid was aangebroken en werd om eenieders begrip en medewerking gevraagd.

De kinderen mochten zo goed als geen bagage meenemen en hooguit tien Duitse mark. Aan de Duits-Nederlandse grens werd alles ruw doorzocht door Duitse grenswachters. De kinderen reisden per trein naar Hoek van Holland en gingen daar de veerboot op naar Harwich. In Nederland waren ze hartelijk onthaald en de jongeren waren duidelijk meer dan opgelucht.

Volgens een naoorlogse getuigenis van Wollheim mochten de begeleiders de kinderen aanvankelijk maar tot aan de Nederlandse grens vergezellen, maar zouden de Duitsers al snel toegestaan hebben dat ze meegingen naar Engeland, op voorwaarde dat ze meteen naar Duitsland terugkeerden. Dit moet een Hineininterpretierung zijn. De nazi’s waren alle joden liever kwijt dan rijk. Mogelijk mochten de begeleiders Nederland of Groot-Brittannië niet zomaar binnen, omdat volwassen joodse vluchtelingen ook daar niet welkom waren.

Transport

Het transport werd georganiseerd door het Inter-Aid Committee for Children in Londen. Elk kind kreeg een door de Britse administratie goedgekeurd identiteitsdocument dat goed zichtbaar om de hals gedragen moest worden. Elk konvooi kreeg een gedetailleerde namenlijst van kinderen en begeleiders mee.

Jüdisches Museum Berlin

Naamlijst van het Britse Ministerie van Gezondheid voor een Kindertransport (MH 55/704)

Succes

Op 2 december 1938, een drietal weken na de Reichskristallnacht en amper twee weken nadat de Britse regering gezwicht was, arriveerde het eerste Kindertransport in Harwich. Na controle door Britse immigratie- en douaneautoriteiten gingen de kinderen naar een tijdelijk opvangcentrum in Dovercourt en later Parkfield (leegstaande zomervakantiekampen). Kinderen die terecht konden bij een gastgezin of familie reisden door naar Liverpool of Londen.

Kinderen van het eerste transport, inscheping op 1 december 1938 in Hoek van Holland in [bron: kindertransport.org/history/the-journey]

Uit het eerste jaarrapport van the Movement for the Care of Children from Germany, November 1938-1939. Rechtsonder: ‘Deze twee zijn nooit naar Engeland gekomen – er zijn er nog veel meer’. (HO 213/302

Aanvankelijk mochten pleegouders in die kampen een kind uitzoeken. ‘Als op een veemarkt’, ‘we voelden ons als aapjes in de zoo’, getuigden enkele betrokkenen hier later over. In Londen konden kandidaat-pleegouders in een kantoor van het Jewish Refugee Committee een fichesysteem raadplegen om een kind naar hun gading uit te zoeken. Werd niemand gevonden dan stelde men een gedetailleerde aanvraag op in de hoop dat de Kultusgemeinde in Berlijn of Wenen wel een passend kind ter beschikking had. De voorkeur ging uit naar een vier- tot zesjarig meisje, niet orthodox, liefst weeskind, indien mogelijk blond, en vooral iemand die men lang houden kon. Jongens boven de twaalf maakten weinig kans. Veel Britse kandidaat pleeggezinnen verwachtten dat het kind geen familie had of dat de ouders bereid waren voorgoed afstand te doen van hun kroost.

Aankomst joodse vluchtelingen uit Polen, februari 1939 (Bundesarchiv, Bild 183-S69279 / CC-BY-SA 3.0, CC BY-SA 3.0)

In Groot-Brittannië deed men er alles aan om te voorkomen dat de joodse kinderen opvielen. Ze moesten ‘onzichtbaar’ zijn om de al bestaande negatieve houding jegens vluchtelingen en joden niet nodeloos aan te wakkeren. De jongeren mochten niet langer dan strikt noodzakelijk naar school om mogelijk nadelige effecten op de arbeidsmarkt te voorkomen.

 

Tegenslagen

Na enkele weken overtrof het aantal arriverende vluchtelingenkinderen de beschikbare opvangplaatsen. Eind februari schroefde het Jewish Refugee Committee zijn financiële waarborgen terug omdat de kosten veel hoger opliepen dan verwacht. Tot overmaat van ramp gingen in het voorjaar van 1939 de tijdelijke opvangkampen aan de Britse oostkust dicht. Alleen kinderen uitverkoren door een Brits pleeggezin konden nog op transport.

In de zomer van 1939 kreeg het Refugee Children's Movement het almaar moeilijker en in augustus was alle geld op. Uit een op 30 augustus 1939 gedateerde brief van het Home Office (Aliens Department),blijkt dat de directeur van het Refugee Children's Movement niet langer bereid of in staat was om de verantwoordelijkheid voor bijkomende vluchtelingkinderen te dragen. De man meldde ook dat de Gestapo tachtig vergunningskaarten in beslag had genomen en evenzoveel kinderen richting Engeland had gestuurd. De Nederlandse regering moest worden gewaarschuwd dat de kinderen niet tot Engeland zouden worden toegelaten. Ze werden inderdaad tegengehouden aan de Nederlandse grens en teruggestuurd naar nazi-Duitsland (Brief van het Home Office, Aliens Department, Londen, 30 August 1939 (FO 371/24085).     

Met de oorlog verslechterde de situatie voor de jongeren. In 1940 interneerden de Britse autoriteiten een duizendtal oudere kinderen als vijandelijke vreemdelingen (aliens) en mogelijke saboteurs. Ze werden gevangengezet op het eiland Man en in Australië. Op hun achttiende werden ze vrijgelaten op voorwaarde dat ze zich lieten inlijven bij het Britse leger.

Trauma

Voor veel kinderen was de emigratie een traumatische ervaring. De jongsten begrepen niet waarom hun ouders hen naar een ander land stuurden, sommigen vreesden afgedankt te zijn. Ouderen waren zich terdege bewust van het gevaar dat ouders, broers, zussen en familieleden liepen (de meesten overleefden het naziregime inderdaad niet). Hulpverleners in de Britse opvangkampen, veelal de oudste kinderen, konden dit onmogelijk opvangen. Ook zij moesten wennen aan een nieuwe omgeving, een andere taal en voeding, afwijkende sociale gebruiken en gewoonten. Wie in een gastgezin terechtkwam had niet zelden moeite om zich aan te passen aan een ofwel niet-joods ofwel te orthodox joods milieu.

In verscheidene bronnen is sprake van onbegrip en ongeduld van sommige Engelse pleegouders. Enkele kinderen werden afgewezen als onhandelbaar of ongeschikt. Altruïsme is begrensd. De meeste kinderen hebben hun ouders nooit teruggezien en wie wel met ze herenigd werd, had het na minstens zes jaar scheiding niet altijd makkelijk. Na de oorlog weifelden nogal wat Kindertransport-kinderen tussen dankbaarheid en verbittering over hun levenslot. In de documentaire Into the arms of strangers (2000) zegt een vrouw dat ze nog steeds huilt.

Maar de redding van meer dan tienduizend kinderen van een gewisse dood was hoe dan ook een enorme en ongeziene prestatie. Het siert de Britse regering dat ze er vrij snel mee akkoord is gegaan.

Volledigheidshalve zij nog vermeld dat voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog enkele andere landen joodse vluchtelingkinderen hebben opgenomen: 1500 in Nederland, 1000 in België, 600 in Frankrijk, 450 in Zweden, 300 in Zwitserland en 300 in Denemarken.

Kritische vergelijking met wat hier en nu, met andere daders en toeschouwers, wel en niet gebeurt, ligt voor de hand.

Geraadpleegde werken

Baskische kinderen: https://www.basquechildren.org/colonies

Benz, Wolfgang; Curio, Claudia & Hammel, Andrea (hrsg.) – Die Kindertransporte 1938/39. Rettung und Integration, Darmstadt, Fischer Taschenbuch Verlag, 2003

Curio, Claudia – ‘”Unsichtbare” Kinder. Auswahl- und Eingliederungsstrategien der Hifsorganisationen’, in: Benz, p. 60-81

Göpfert, Rebekka – ‘Kindertransport. Geschichte und Erinnerung’, in: Benz, p. 34-43

Hammel, Andrea – The Kindertransport. What really happened, Cambridge, Polity Press, 2024

Harris, Mark Jonathan (dir.) – Into the arms of strangers. Stories of the Kindertransport, Warner Bros., 2000 (dvd)

Kindertransport Organisation:kindertransport.org

The National Holocaust Centre (een Brits privé-initiatief) https://www.holocaust.org.uk/kindertransport-overview

Sengezer, Gülseren – Kindertransporte nach Schweden (2019), trailer: https://www.youtube.com/watch?v=yjvawWlKiGo

Wollheim, Norbert - Interview 10 mei 1991. United States Holocaust Memorial Museum

http://www.wollheim-memorial.de/en/norbert_wollheims_beteiligung_an_der_organisation_der_kindertransporte

Gepubliceerd op het Salon van Sisyphus, 1 maart 2024 en op 6 mei in Streven vrijplaats