Karmelietessen
In september 1984 kregen enkele karmelietessen toelating om een klooster te beginnen in de voormalige opslagplaats voor Zyklon B in Auschwitz-I. Begin 1986 werd in België naar aanleiding van het pausbezoek een geldinzameling gehouden voor de financiering van deze aan de paus opgedragen 'spirituele burcht' waar zou worden gebeden voor het zieleheil van verdwaalde broeders (lees : joden). Daarop sloegen Brusselse joden alarm, dat werd gehoord door de voorzitter van een representatieve organisatie van Franse joden, Theo Klein (advokaat, niet praktikerend jood) en hij stelde alles in het werk om een dialoog op gang te brengen tussen joden en katholieken. Twee bijeenkomsten in Genève (1986 en '87) leidden tot het akkoord dat de karmelietessen begin 1989 het klooster zouden ontruimen, hun intrek zouden nemen in een oecumenisch ontmoetings- en bezinningscentrum dat vijfhonderd meter verderop, maar buiten het kampterrein, zou worden opgericht op kosten van de katholieke kerk.
Meer dan drie jaar later is de verhuis nog niet begonnen, in 1988 lieten de zusters een provocerend groot kruis optrekken in de kloostertuin en tegen alle afspraken in gebeurden herstelwerkzaamheden aan het 'klooster'. Volgens de laatste berichten zou het oecumenisch ontmoetings- en bezinningscentrum begin 1993 voltooid moeten zijn.
De geschiedenis die Theo Klein van deze geruchtmakende affaire schreef is dus enigszins voorbarig. Zijn in de ik-vorm geschreven relaas staat boordevol persoonlijke, filosofische, geschiedkundige en theologische beschouwingen, speculaties en ontboezemingen in de essayistische stijl waar Fransen een patent lijken op te hebben, maar hier zonder de spitse denk- en formuleerkracht van de besten onder hen.
Klein zet alle argumenten tegen het klooster op een rij (God ontbrak op het appèl in Auschwitz en dat moet zo blijven), hij legt de verschillende houding van katholieken en joden tegenover dood en herdenking uit (dood en kerkhof zijn voor joden onreine zaken) en geeft een overzicht van de relatie tussen joden en Polen, joden en de katholieke kerk. Maar dat alles blijft te oppervlakkig, te anecdotisch en, wat de vergelijking tussen jodendom en katholicisme betreft, vooringenomen en ongenuanceerd.
Grote verdienste van deze strijdbare maar gematigde joodse pragmaticus is ongetwijfeld dat hij de dialoog op gang heeft gebracht, dat hij de getto-geest heeft doorbroken. Zijn relaas verschaft inzicht in de geleidelijke totstandkoming en evolutie van onderhandelingen en dialoog. Het uitstel van de uitvoering van het akkoord wijt hij aan de verdeeldheid binnen de katholieke kerk. De West- en Oosteuropese hoogwaardigheidsbekleders, de karmelietessen en de paus hebben afwijkende belangen, mens- en wereldbeelden. En deze veranderden na de 'bevrijding' van Oosteuropa, toen sommigen begonnen te denken aan een in het kader van een 'nieuwe evangelisatie' gestegen rol van de katholieke kerk, wat volgens Klein het toegenomen belang van symbolische aanwezigheid in Auschwitz zou verklaren.