Maat van alles | Kruithofs Humanisme

In Het humanisme maakt Jaap Kruithof de balans op van dit waardestelsel of filosofie. Wat houdt het humanisme precies in, wat heeft het verwezenlijkt, heeft het aan de hooggespannen verwachtingen voldaan, houden de basiskenmerken nog stand, hoe moet het verder?

Het 'klassieke' humanisme is een samenhangend systeem van standpunten over positie, rechten en taken van de homo sapiens. De mens staat, zoals aangegeven door het begrip, centraal. Omdat hij als enige wezen 'begiftigd' is met rede, zelfbewustzijn en een geweten, wordt hij als superieur aanzien. Hij is de maat der dingen. De rede maakte wetenschap mogelijk en een waarheidsbegrip dat niet langer gebaseerd is op traditie, zoals het woord gods. De waarheid 'niet langer als vaststaande en geopenbaarde gegevenheid, maar als opgave, een na te streven doel'. Maatschappelijk kunnen en moeten mensen de wereld omvormen tot een humane maatschappij met meer vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid.

Gedaan met predestinatie en fatalistische erfzondetheorie, mensen zijn geen willoze slachtoffers van externe krachten. Ze zijn autonoom, op cognitief en moreel vlak, meester van het eigen zedelijk handelen, de eigen zingever. Ook politiek nemen ze hun lot in handen. Mensen hebben het recht te bepalen wie gezag verdient; macht moet bij de basis berusten, volkssoevereiniteit en democratie. Gaandeweg werden individu en individualisme steeds hoger ingeschat.

Het westers humanisme was en is verdeeld. Naast een humanisme van christelijke signatuur, met als centrale waarde een schepper en de mens als zijn evenbeeld, is er ook het vrijzinnig humanisme, dat alleen aan de mens intrinsieke waarde toekent en stelt dat hij aan 'geen enkele instantie buiten zichzelf en de naaste verantwoording schuldig is'. Een eng antropocentrisme, oordeelt Kruithof.

Er zijn ook politieke en sociaaleconomische tegenstellingen. Naast een humanisme van de burgerij is er een van het proletariaat, er zijn conservatieven en progressieven, individualisten en collectivisten. Veel humanisten opteren voor het liberaal politiek stelsel, ze zijn 'voor de ontwikkeling van wetenschap en techniek, steunen de opmars van de industrialisering en zweren bij het kapitalisme'. Liberale humanisten spannen zich in voor meer mensenrechten, gaande van persvrijheid tot verbetering van levensomstandigheden van gevangenen, maar leggen zich neer bij de werkloosheid. Ze komen niet op voor het mensenrecht op arbeid. Socialistisch geïnspireerde humanisten hebben doorgaans meer oog voor dieperliggende oorzaken, maatschappelijk-structurele ongelijkheden die aan de basis liggen van discriminatie van groepen, klassen, volkeren. Liberale humanisten geven de voorrang aan de vrijheid, socialistisch geïnspireerde humanisten beklemtonen vooral de gelijkheid.

Conservatieve humanisten 'reduceren het ethische tot gewetensproblemen in het persoonlijke leven, de microsociale sfeer: abortus, euthanasie, de behandeling van homo's, de gezinswaarden'. Het soort kwesties waarvoor het parlement 'ethische' commissies aanstelt, nooit voor zaken als buitenlands beleid, defensie of financiën, alsof dat géén ethische kwesties zijn.

Balans

Het humanisme heeft grote verdiensten en leverde bruikbare richtlijnen op voor de toekomst. Het stelde een einde aan de elitaire positie van adel en kerk, aan absolutisme en het ermee samenhangend fanatisme. Het riep een halt toe aan allerlei 'vormen van bijgeloof, verstard en willekeurig denken, vooroordelen en bekrompenheid'. Het gaf de aanzet tot pacifisme, socialisme, meer tolerantie, pluralisme en mensenrechten. Mensen zijn tegenwoordig autonomer, vrijer en kritischer. De samenleving is humaner geworden, met een hogere levensstandaard, medische vooruitgang, meer vrije tijd, meer onderwijs, meer gelijkheid tussen geslachten, leeftijdsgroepen, klassen, landen, naties en culturen.

Maar het ongebreidelde geloof in vooruitgang, wetenschap en maakbaarheid van de samenleving bracht een arrogant humanisme voort met een opgeblazen menselijk ego. De tot eigen god verheven mens mag onbeperkt heersen, veroveren en roven. Planten en dieren worden verlaagd tot gebruiksvoorwerpen. Dit humanisme is mee verantwoordelijk voor de talloze slachtoffers van geforceerde industrialisering, uitbreiding van militair geweld, natuurverloedering, verzwakking van politieke controle en - nieuw Groot Verhaal - het neoliberalisme met zijn maximale privatisering en vrijhandel.

De democratie breidt zich niet verder uit, er is geen sprake van economische democratie. In plaats van meer economische gelijkheid wordt de 'polarisering tussen bemiddelden en onbemiddelden, werkenden en werklozen, participanten en uitgeslotenen' groter en groter. De armoede neemt verder toe. 'De wereld wordt een stinkende puinhoop. Meer dan een miljard mensen heeft geen woning, de helft van de wereldbevolking beschikt niet over behoorlijke sanitaire voorzieningen. (...) In de VS leven zeventig miljoen personen zonder medische verzekering en zijn 52 miljoen analfabeten. In de Europese Unie zijn er 40 miljoen armen en 15 miljoen werklozen. Nooit was er in de wereldgeschiedenis zo'n grootschalige ellende, zoveel ontoelaatbare onrechtvaardigheid, zo'n gebrek aan zorg, zoveel geweld en onderdrukking'. En dat terwijl in het Westen de 'zucht naar genot, ontspanning en vermaak domineert'. De markt 'gaat ervan uit dat mensen ongeneeslijk ontevreden zijn. Zij willen per definitie het andere, dat wat zij nog niet bezitten, verwerven'.

Bladzijden lang somt Kruithof tekortkomingen en gevaren op, een even felle als terechte kritiek op het kapitalistische bestel. Hij breekt een lans voor een wijzer, realistischer humanisme. Een humanisme dat niet langer de almacht van wetenschap en techniek predikt maar uitgaat van het besef dat de mens beperkt is, niet alles kan weten of voorspellen.

Een humanisme dat van egocentrisme naar ecocentrisme moet evolueren. Door onze antropocentrische ingesteldheid raakte de aarde in de voorbije vijfentwintig jaar dertig procent van haar natuurlijke rijkdom kwijt. Dit ecofascisme werd eeuwenlang gedoogd en gesteund door het klassieke humanisme. En moderne humanisten zijn niet veel beter, ze sparen de natuur alleen uit eigenbelang en treden onvoldoende preventief op. Zacht ecofascisme, noemt Kruithof het.

Het ecocentrisme is de ultieme, (zelf)kritische vorm van humanisme. Niet langer de mens, 'maar het planetaire systeem waarvan hij deel uitmaakt is de hoogste en laatste waarde'. De mens niet als maat der dingen, maar als meter ervan. Het is absoluut noodzakelijk dat we intrinsieke waarde toekennen aan het buitenmenselijke, dieren, planten en anorganische stoffen, stenen of rotsen bijvoorbeeld.

Kruithof wil af van de subjectivistische stelling dat iets slechts waardevol is omdat iemand, een subject, er waarde aan toekent. Dit subjectivisme zou mee verantwoordelijk zijn voor uitbuiting en vernietiging van de natuur. We moeten rekening leren houden met de essentiële rol van het object in de waardering. Waarde zou ook uit het object zelf voortomen, waardevolheid zou ook teruggaan op intrinsieke eigenschappen van het object. Maar aantonen doet Kruithof dat niet. Zijn redenering dat mensen 'telkens weer ervaren dat er valabele dingen bestaan waarvan de waardevolheid tevoren door geen mens ontdekt' werd, overtuigt niet. Een plausibeler verklaring is dat mensen door veranderde omstandigheden (economische, sociale, filosofische - het ecocentrisme bijvoorbeeld) andere objecten of eigenschappen (hoger) waarderen, er (meer) waarde aan toekennen. Maar die waardering bewijst geenszins dat het object op zich waardevol is.

Kruithof fundeert het 'kritisch humanisme' onvoldoende. Hij zegt weinig meer dan dat het met 'religiositeit' te maken heeft, de 'religieuze' ervaring dat de totaliteit ons overstijgt, te boven gaat. Een religiositeit waardoor 'je jezelf voortdurend relativeert in functie van wat je omgeeft'. 'Er zijn', vervolgt Kruithof, 'evoluties in de natuur die we niet begrijpen en misschien nooit intellectueel zullen vatten'. Misschien, maar waarom moet het besef van menselijke beperktheid, kleinheid en zelfrelativering in 'religieuze' pasvormen gegoten worden? Het heeft, gaat Kruithof verder, met sacraliteit te maken. Sacraal of heilig is wat tegelijk mysterieus is, boeit, vrees aanjaagt, respect afdwingt, imponeert en als onaantastbaar verschijnt. Het blijft allemaal nogal zweverig. Kruithof geeft slechts één voorbeeld van het sacrale: 'een pasgeboren baby draagt voor gezinsleden alle genoemde kenmerken van het heilige in zich'. 'Voor gezinsleden', schrijft hij min of meer terecht, betekent dat dat ook dit sacrale uiteindelijk egocentrisch bepaald is? Overigens is het voorbeeld ook antropocentrisch, het ontkiemen van een zaadje of een zonsondergang zijn niet minder wonderlijk of sacraal.

De vernoemde religiositeit zou onontbeerlijk zijn om 'zijn, doen en hebben in dienst te stellen van hogere waarden en doeleinden'. Maar dat kan net zo goed op basis van de rede, welbegrepen eigenbelang en menselijkheid. Milieubewustheid, natuurbescherming en -herstel zijn mogelijk zonder fundamentalistisch ecocentrisme. Goed, het gaat niet vlug genoeg, er zijn veel tegenkrachten en ondertussen verloedert de natuur verder, maar te vrezen valt dat het nog veel meer tijd in beslag zal nemen om beleidslui en/of de massa te overtuigen van Kruithofs eco-programma, als dat al lukt.

Rommelig

Er staat veel behartenswaardigs in 'Het humanisme', maar een goed boek is het niet. Het is slordig gecomponeerd en niet zo best geschreven. Het betoog verloopt veelal van de hak op de tak, en is vaak hermetisch. Veel wordt aangekaart zonder uitleg of uitwerking. Al te veel vragen blijven onbeantwoord. Interessante maar niet ter zake doende uitweidingen (bijvoorbeeld over het godsidee) maken het nog moeilijker om te volgen. Het boek heeft een hoog cursusgehalte, er wordt veel luidop nagedacht, zeer associatief, en in telegramstijl genoteerd. Ook storend zijn de nodeloze herhalingen, die waarschijnlijk te wijten zijn aan het feit dat nogal wat stukken overgenomen werden uit vroeger werk van de auteur (wat telkens gesignaleerd wordt).

Vrij moeilijke theoretische stukken worden afgewisseld met gebabbel over privé-ervaringen, bijvoorbeeld dat de auteur op vakantie met zijn vrouw graag kerkjes bezoekt en de orgels uitprobeert. Het lijken wel radiopraatjes. Het is een bijzonder ongelijk boek, een mislukte kruising tussen een vulgariserend werk en een wetenschappelijke studie. Bronverwijzingen ontbreken, zijn onduidelijk of onvolledig. Geen bibliografie en in de tekst wordt zelden naar een concrete bron verwezen. Soms wordt de naam van een niet zo bekend onderzoeker vermeld, dikwijls zonder voornaam en zonder verdere uitleg. Wordt er wel een bron gegeven dan gaat het veelal om een artikel uit De Morgen.

De stijl is bij momenten oubollig: 'verder valt te vermelden', 'we staan stil bij', 'we stellen ons tot doel' (m.b.t. tot zijn boek), 'we zijn van oordeel dat'. Het boek wemelt ook van onnodig 'moeilijke' woorden die de lectuur niet vergemakkelijken: herediteit, perpetueren, percipieerbaar, wetenschappelijke recherche, preponderant, transitie, trialisme, scientistisch cesarisme... Het boek had enige redactie verdiend.

Het doet aan haastwerk denken. Op de valreep werden 'enkele korte beschouwingen' toegevoegd over de aanslag van 11 september; elders werd nog een alineaatje ingelast over de groenen. We zijn beter gewend van Jaap Kruithof.

Jaap Kruithof - Het humanisme. Over de klassieke erfenis, de interne verdeeldheid, de toets van de praktijk en de actuele waardecrisis, Antwerpen, EPO, 279 blz.

Gepubliceerd in de Financieel Economische Tijd, maart 2002