Herdenken als wegkijken
De Belgische wet die holocaustontkenning strafbaar stelt, zal worden uitgebreid tot andere genociden - een stap vooruit. In 1995 kon dat niet, de jodenuitroeiing heette toen nog uniek te zijn en België erkende de genocide op de Armeniërs door de Turken (1915) niet om de politiek-economische relatie met Turkije niet in het gedrang te brengen. Hopelijk komt daar nu verandering in.
Al ziet het er niet goed uit. Premier Guy Verhofstadt liet bij de opening van het nieuwe Yad Vashem in Jeruzalem weten dat er een nationale holocaustherdenkingsdag komt, meer aandacht voor de holocaust in het onderwijs en dat 'we' een nieuw museum bouwen. Herdenkingsdag en holocaustlessen waren al in 2000 afgesproken door 46 Europese landen, waaronder België. En dat nieuwe, 'Belgische' museum, dat moet het zogenaamde Vlaamse holocaustmuseum zijn; Vlaams omdat het tegen het Vlaams Blok gericht was en men daar in Wallonië weinig last van heeft. Een museum dat er bovendien hoogstwaarschijnlijk niet komt, of ten allervroegste in 2009. Overigens, het nieuwe Yad Vashem kwam er als antwoord op het nationale holocaustmuseum in Washington dat sinds zijn opening in 1993 gemiddeld vijfduizend bezoekers per dag trekt. Er wordt gevochten om de holocaust en de holocausttoeristen.
De nationale herdenkingsdag werd gefixeerd op 27 januari, de dag van de bevrijding van Auschwitz. Maar wat heet bevrijding? Zo'n 8000 gevangenen werden bevrijd die door de SS waren achtergelaten omdat ze té uitgeteerd, té ziek waren, of een postje verworven hadden in het kamp. De rest, vele tienduizenden mensen, werden maanden voordien al en ook nog tien dagen voor de bevrijding op dodenmars gesteld, richting concentratiekampen in het oude Reich. Talloze Auschwitzoverlevenden hebben na deze 'bevrijding' nog veel geleden, velen kwamen alsnog om. Waarom Auschwitz en niet Treblinka, Sobibor of Belzec, waar de slachtoffers geen schijn van kans hadden? En waarom herdenken we niet alle genocidenslachtoffers; vanwaar die herhaalde discriminatie?
Onze herdenking en uit de VS overgewaaide holocaustobsessie is een vorm van wegkijken van de jodenmoord, de 'Eindoplossing van de Europese jodenprobleem'. Endlösung - een term die tot nadenken dwingt; waarom werden de joden door bijna de hele beschaafde wereld als probleem gezien, een beetje zoals de vluchtelingen hier en nu?
Her-denk de opgelegde herdenkingen en leerstof. Denk er kritisch over na, denk aan genocidenslachtoffers hier en nu én in de toekomst - het houdt immers nooit op. Niet blijven stilstaan bij wat 60, 70 jaar geleden gebeurd is. Bewegen, in actie komen, de regering onder druk zetten om internationaal druk uit te oefenen om de genocide in Darfur te beëindigen. Waarom geen mars tegen genociden, tegen wegkijken? Ik ken het antwoord, al blijf ik hopen me te vergissen.
Onze herdenkingen en musea zouden jongeren, burgers antiracistisch en tolerant maken, al werd dat niet door onderzoek aangetoond. Kijkend naar de wereld en rekening houdend met de vele aandacht voor de jodenmoord (zeker de laatste vijftien jaar), zou je bijna het tegendeel kunnen vrezen. Onze obligate herdenking en stereotiepe musea leiden de aandacht af van waar het werkelijk om gaat: ons wegkijken van het leed van medemensen, de apathie en lafheid van een zichzelf beschaafd noemende wereld die, als blauwhelmenbloed vloeit (Rwanda) of dreigt te vloeien (Darfur), de benen neemt, 'anderen', joden, zwarten in de steek laat. Goed voor nog een herdenkingsdag over een jaar of tien?
De jodenmoord of judeocide is voorbij, gelukkig maar. Die periode van onze beschaving moet voorwerp van onderzoek worden, gehistoriseerd worden. Dan kunnen we verder kijken dan onze neus lang is, afstappen van het dwangmatige herdenking- en slachtofferperspectief (wie herdenkt nu daders?). Beseffen dat de meeste onder ons ook toen omstanders waren, wegkeken van andermans leed. Dat we op onze hoede moeten zijn voor onszelf, apathie, zelfzucht.
Men is hardleers, denkt stereotiep. Geen Vlaams holocaustmuseum, wel een uitbreiding van het Joods Museum over deportatie en verzet, expansie dus van een door herdenking en slachtofferidentificatie vervormd perspectief.
Identificatie met de slachtoffers, ze is bijna automatisch. Zo ook Verhofstadt toen hij het in Jeruzalem over dat jongetje in het getto van Warschau had. Hij beweert door de ogen van het jongetje te kijken, projecteert in hem de vragen waarop hij, Verhofstadt, geen andere antwoord kent dan bijzonder laattijdige verontschuldigingen en 'dit nooit meer'. Decennialang al kijken we door de verkeerde ogen, onder meer omdat bij slechte daden bijna niemand zich met de daders identificeert.
Verhofstadt weet niet dat de foto van het jongetje een daderfoto is en cijfert weg dat er veel meer mensen op staan, nog kleinere kinderen. Mensen die, zoals het onderschrift van de foto luidt, 'Met geweld uit een bunker werden gehaald'. Eén van de iets meer dan vijftig foto's die het in leder ingebonden album opsmukken dat Jürgen Stroop, de SS-generaal die de vernietiging van het getto van Warschau leidde, attent aan zijn oversten offreerde. Even zovele getuigenissen die meer te zeggen hebben over daders dan over de vereeuwigde slachtoffers. Anders dan wat wij ervan maken (vaak door de foto's te manipuleren), zijn het geen meelijwekkende tot identificatie aansporende beelden.
Anders dan Verhofstadt stelde, begreep het jongetje niet wat hem overkwam, het kijkt ons niet vragend of beschuldigend aan. Hij (en andere slachtoffers) kunnen ons van binnen uit niet duidelijk maken hoe alles had voorkomen kunnen worden. Om daarop zicht te krijgen moet door ogen van daders gekeken worden. Doorgronden, begrijpen wat hén bewoog; welke structuren, instellingen, ideologieën mogelijk maakten dat ze joden (en anderen) vervolgden en uitroeiden én dat ook nog eens op de 'gevoelige' plaat vastlegden. Waarschijnlijk omdat ze er geen mensen in zagen. Iets wat we, los van alle herdenking, ook bij onszelf mogen onderkennen.