De toekomst van ons verleden | onbeantwoorde lessen
In Sapiens (2012) zette de spraakmakende Israëlische historicus Yuval Noah Harari (1976) uiteen hoe de onbetekenende apen die we zijn absolute heersers van de planeet aarde geworden zijn. In Homo Deus (2015) schatte hij de toekomstige evolutie van onze intelligentie en bewustzijn in. In 21 lessen voor de 21ste eeuw belicht Harari hedendaagse evoluties die op vrij korte termijn de mensheid en de aarde bedreigen, en hoe we daar het best mee kunnen omgaan.
We zitten in een hachelijke situatie, zoveel is duidelijk. De opwarming van de aarde veroorzaakt de ene na de andere milieuramp. Religieuze, ideologische, democratische en mensenrechtenverhalen hebben aan geloofwaardigheid ingeboet. Door de migratie richting het rijke Westen en het mede daardoor opflakkerende ultranationalisme neemt de politieke onenigheid toe. Nog bedreigender vindt Harari de gecombineerde revolutie van informatie- en biotechnologie. Neurowetenschappers ontcijferen onze hersenen en big-data-algoritmen doorgronden onze emoties, verlangens en gevoelens beter dan we zelf kunnen. Computers en robotten zullen almaar meer functies en beroepen van ons overnemen. Er dreigt een nieuwe klasse van ‘overbodigen’ te ontstaan. Als ‘het verouderingsproces vertraagd kan worden en ouders hun kinderen kunnen upgraden’, zullen de superrijken ook nog eens creatiever, talentvoller en intelligenter worden dan de achterbuurtbewoners. De mensheid dreigt zich op te splitsen in ‘een kleine klasse van supermensen en een massale onderklasse van totaal overbodige homo sapiens’.
Harari loopt wat kunstmatige intelligentie betreft hopelijk iets te hard van stapel. Het is lang niet zeker dat machines de mens in ijltempo zullen voorbijsteken qua intelligentie, handelen en gezond verstand. Artificiële intelligentiesystemen kunnen, anders dan mensen, geen betekenis geven aan de input die ze verwerken en de output die ze voortbrengen. Ze begrijpen de situaties niet die ze meemaken. De door Harari bejubelde herkenning van gezichten en emoties, bijvoorbeeld, loopt al spaak wanneer details als belichting of achtergrondkleur gewijzigd worden, iets wat mensen niet van de wijs brengt. Volg nooit blindelings je gps of je spraakprogramma! De gevolgen zijn doorgaans onschuldig maar kunnen rampzalig uitdraaien, zoals wanneer het automatische landingsprogramma van een passagiersvliegtuig in de war raakt door een zwerm spreeuwen en de piloten onvoldoende opleiding kregen om het hoofd te bieden aan onvoorspelbare noodsituaties. Bedenk ook dat artificiële intelligentiesystemen gehackt kunnen worden.
Harari denkt dat de mensheid alle onheil kan overleven als we onze angsten – voor anderen, voor opgeklopt terrorisme – onder controle krijgen; als we ons bewuster worden van onze privileges, religieuze en politieke vooroordelen en ons ook rekenschap geven van onze ‘ongewilde medeplichtigheid aan systematische onderdrukking’ en daar iets aan doen. Alleen dan kunnen we de handen wereldwijd in elkaar slaan, rest ons een toekomst.
Koffiedik
21 lessen voor de 21ste eeuw is zoals Harari’s vorige boeken een pageturner. De man is een hoogst origineel, messcherp denker en een begenadigd verteller. Zijn analyses van historische evoluties zijn zoals steeds verhelderend, maar waar de historicus – specialist verleden – zich aan toekomstvoorspellingen waagt, blijft het vaak bij intelligent koffiedik kijken, gissen en af en toe missen.
Bij gebrek aan (toekomstige) bronnen en feiten denkt en voorspelt ook Harari voornamelijk vanuit de eigen mens- en wereldvisie. Centraal daarin staat dat mensen dieren zijn die in verzonnen verhalen geloven, ernaar denken en handelen. Religie, ideologie, humanisme, mensenrechten – noem maar op. Hoe simpeler het verhaal, hoe makkelijker het aanslaat. Beloftevolle verhalen heffen de existentiële eenzaamheid op, bedden je in iets in dat je overstijgt en met anderen verbindt, geven zin aan het bestaan. Wie gehoorzaamt aan paus, partijvoorzitter of Führer, wacht een betere toekomst, een hemel op aarde of in het hiernamaals. Religie (afgeleid van het Latijn voor ‘verbinden’) is van oudsher het eenvoudigste en meest hoopgevende verhaal, ware het niet dat de gelovigen veelal te vuur en te zwaard anderen willen bekeren.
Het liberale verhaal, de verheerlijking van de menselijke vrijheid, kon niet aan de absolute verwachtingen voldoen. Weliswaar hebben nooit eerder zoveel mensen zoveel vrede en voorspoed gekend, sterven er ‘minder mensen door infectieziekten dan van ouderdom, maakt honger minder slachtoffers dan obesitas en sterven er minder mensen door geweld dan door ongelukken’, maar onze planeet wordt nog steeds voor een flink deel overheerst door tirannen en zelfs in de meest liberale landen ‘hebben veel burgers te kampen met armoede, geweld en onderdrukking’.
Veel mensen zijn, mede door de recente financiële crisis, teleurgesteld in het liberale verhaal. ‘Muren en firewalls raken weer volop in de mode’ en ‘er komt almaar meer verzet tegen immigratie en handelsovereenkomsten’. Niet bereid de privileges op te geven die we aan toevalligheden danken als geboorteland, sociale klasse of geslacht, trekken we ons als individu en natie meer en meer op onszelf terug. De wereld, het verhaal waarin we geloofden, klopt niet meer en er dient zich niet meteen een ander verhaal, een andere wereld aan.
Volk
Goedaardig nationalisme, dat mensen verenigt, ontaardt steeds vaker in ultranationalisme, dat mensen verdeelt. Vanuit de vermeende superioriteit van eigen natie en volk worden buitenstaanders ongenadig afgewezen. Onverdraagzaamheid, onenigheid en gewelddadige conflicten in plaats van de broodnodige mondiale samenwerking.
Ook Israël heeft boter op het hoofd. Israëli’s krijgen al in de kleuterschool te horen dat het jodendom ‘de superster van de menselijke geschiedenis is’ (jodendom verwijst naar de joodse godsdienst; jood is een Jood die het joodse geloof aanhangt). Nogal wat seculiere Joden denken dat ze de ‘centrale helden van de geschiedenis zijn en dat het Joodse volk de ultieme bron van menselijke moraal, spiritualiteit en geleerdheid is’. Maar het jodendom en de Joden hebben een vrij bescheiden rol gespeeld in de wereldgeschiedenis. In vergelijking met universele religies als het christendom, de islam en het boeddhisme is het jodendom ‘altijd een tribaal geloof geweest’, bekommerd ‘om het lot van één klein volk en één klein landje’, met ‘weinig belangstelling voor het lot van alle andere volkeren en landen’.
Het is best merkwaardig dat de anders zo sceptische Harari vasthoudt aan het bestaan van een Joods volk, los van religie en Joodse natie, Israël. Het blijft raden welk criterium hij hiervoor hanteert. Kan men van een volk spreken zonder een beroep te doen op natie of gemeenschappelijke genetische kenmerken? Een biologisch criterium voldoet niet, Joden hebben zoals andere volkeren, naties en ‘rassen’ geen gemeenschappelijk DNA. Ook een culturele omschrijving bevredigt niet, want Joden hebben zich over de hele wereld verspreid en met vele culturen geassimileerd.
Het Joodse volk en de Joodse natie zijn ook relatief moderne verhalen of uitvindsels. ‘Nieuwe historici’ in Israël maken almaar duidelijker dat de Joden niet het volk zijn waarvoor ze zich uitgeven. Geen uit het beloofde land verdreven volk dat na tweeduizend jaar ronddolen (de diaspora) zijn land heeft heroverd. Dat is een door zionistische historici stukje bij beetje geconstrueerde stichtingsmythe (zie onder meer Schlomo Sand – Comment le peuple juif fut inventé, Paris, Fayard 2008).
Harari beperkt zijn commentaar tot ultraorthodoxe joden. Over de Palestijnen schrijft hij dat ze constant in de gaten gehouden worden door ‘Israëlische microfoons, camera’s, drones of spyware’ en dat ons dat mogelijk ook te wachten staat. Over de verdrijving van de Palestijnen in 1948 en hun voortdurende onderdrukking rept hij met geen woord. Over de door Israël bezette gebieden schrijft hij alleen dat ze het land vooral opgezadeld hebben met een zware economische last en fnuikende politieke risico’s. Ook Gaza, het grootste concentratiekamp ter wereld, blijft onvermeld. Maar Harari heeft het wel even over (Palestijnse) ‘terreurcampagnes’. Uit een noot achterin blijkt dat hij hiermee op de intifada’s doelt. Maar dat waren volksopstanden, geen terreur. Verzet tegen een bezetter wordt alleen terreur genoemd door wie zich met die bezetter identificeert.
Goed en kwaad
Volgens Harari is ultranationalisme geen onoverkomelijk probleem omdat nationalisme ‘pas de laatste paar duizend jaar is ontstaan – gisterochtend, in evolutionaire termen’. Het zit niet in de menselijke genen en kan dus verholpen worden. Hoe dat moet gebeuren, maakt hij niet duidelijk.
De biologische gegevenheid van veel menselijke en sociale kenmerken loopt als een rode draad door het werk van deze historicus. Ook gevoelens zijn volgens Harari aangeboren en dus niet veranderbaar. Morele gevoelens als verontwaardiging, schuldgevoel en vergevingsgezindheid ‘komen voort uit neurale mechanismen die zijn geëvolueerd om samenwerking in groepen mogelijk te maken’. Dat er toch mensen bestaan ‘die moorden, verkrachten en stelen’, wijt Harari aan het oppervlakkige beeld dat ze hebben van de ellende die ze veroorzaken. Volgens hem stelen mensen ook zelden ‘als ze niet eerst een heleboel hebzucht en afgunst’ hebben opgebouwd ‘in hun hoofd’. Straatarme en schatrijke mensen denken hier vast verschillend over.
Volg je Harari, dan bestaat er slechts één moraal. Dat is een veelvoorkomende denkfout. Het Nederlands bijvoorbeeld kent geen meervoudsvorm van ‘moraal’ (al hebben we het wel over ‘onze moraal’ en ‘een dubbele moraal’). Dat terwijl morele systemen vanzelfsprekend cultuur-, klasse-, gender- en tijdgebonden zijn; dus meervoudig en onderhevig aan evolutie (denk aan de houding tegenover kinderen, vrouwen, zwarten, ras…). Maar aangezien elke moraal een instrument is ter bevordering van de sociale omgang verschillen morele systemen niet alleen, ze hebben ook bepaalde gelijkenissen, zeg maar basisvoorwaarden om samenleven in groep mogelijk te maken. Ook ‘moralen’ zijn menselijke verhalen.
Wie stelt dat moraal (grotendeels) aangeboren is, gaat voorbij aan het feit dat ethisch bewustzijn en handelen voortvloeien uit, gebaseerd zijn op psychische vermogens als emotie en empathie. Die maken morele attitudes en handelingen mogelijk, zonder ze daarom te garanderen of concreet in te vullen. Die invulling gebeurt in en door de omgeving waarin iemand terechtkomt en opgroeit. Iedereen groeit op in een beperkte sociale omgeving (kerngezin, buurt, school, streek…) en leert daarin hoe zich te gedragen. ‘Goed’ gedrag – aan de sociale omgeving aangepast gedrag – en zelfbeheersing komt kinderen niet zomaar aangewaaid. Denk ook aan de zogenaamde wolfskinderen, verloren gezette en in het wild opgegroeide kinderen die een totaal andere, aan hun omgeving aangepaste moraal ontwikkelden.
Paaseieren
‘Mensen’, schrijft Harari, ‘leren van kinds af aan te geloven in het verhaal. Ze horen het van hun ouders, hun leraren, hun buren en hun cultuur in het algemeen, lang voor ze de intellectuele en emotionele onafhankelijkheid ontwikkelen die ervoor nodig is om vraagtekens bij zulke verhalen te kunnen zetten en ze te verifiëren’. ‘De meeste mensen’, vervolgt hij, ‘die op zoek gaan naar hun eigen identiteit zijn net kinderen die paaseieren gaan zoeken. Ze vinden alleen wat hun ouders voor ze hebben verstopt’. Alle verhalen, vervolgt Harari, zijn menselijke verzinsels en mensen geloven erin omdat hun identiteit errond werd opgebouwd. Waarom zou dit niet van toepassing zijn op morele systemen, attituden en handelingen?
Harari’s stelling dat de ‘menselijke moraal in de loop van miljoenen jaren is ontstaan en aangepast aan de omgang met de sociale en ethische dilemma’s die zich voordeden in het leven van kleine groepen jagers-verzamelaars’, verklaart volgens hem ook dat we de relaties tussen miljoenen mensen niet meer kunnen overzien, waardoor ons ‘morele zintuig’ op hol slaat. Maar om dit te verklaren heb je geen biologisch gegeven, statische moraal nodig. Het spreekt voor zich dat mensen makkelijker verbanden in hun beperkte sociale omgeving kunnen overzien dan die op wereldniveau. Dat is nooit anders geweest. Maar door ontdekkingen en globalisering zijn mensen zich wel bewuster geworden van het onvermogen alles te overzien.
21 lessen voor de 21ste eeuw bevat veel behartenswaardige inzichten, maar het boek sprak me minder aan dan Harari’s vorig werk. Het lijkt haastiger, minder zorgvuldig geschreven en de auteur komt ook enkele in zijn voorwoord gedane beloftes niet na. Onbeantwoord bijvoorbeeld blijft de vraag hoe terrorisme en ultranationalisme aangepakt kunnen worden, hoe de liberale democratie verbeterd kan worden. Maar zoals uit het bovenstaande blijkt, biedt ook dit werk van Harari meer dan voldoende stof tot nadenken en discussie.