Goddeloze moraal

Is zonder god, zonder bovenmenselijk gezag een voor alle mensen aanvaardbaar onderscheid mogelijk tussen goed en kwaad? Een moraal geldig voor de hele mensheid? Is het zo dat zonder god, zonder religie, zonder geloof voor de mens nog alleen de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens goed en kwaad bepalen? Is het zo dat moraal en ethiek dan nog alleen maar afhankelijk zijn van "menselijke contracten" van overeenkomsten die maatschappelijk en tijdsgebonden zijn?   (vraag van 75-jarige man op www.ikhebeenvraag.be, december 2009) 

Ook mét een god, mét religie en geloof is geen door àlle mensen aanvaarde ethiek mogelijk. Daarom zijn het Tien Geboden, gaat het om geboden en verboden. Er is dwang mee gemoeid, er zit straf aan te komen. Daarom ook vind je veel morele geboden en verboden terug in de juridische sfeer, in het strafrecht. Het morele verbod volstaat niet, op diefstal en moord staan gevangenisstraf of de dood. 

Bij afwezigheid van goden is moraal des mensen. En aangezien goden tot het bewijs van het tegendeel niet bestaan, is dit van alle tijden en voor alle mensengroepen. Morele regels worden van oudsher toegeschreven aan hogere instanties om ze afdwingbaar te maken, omdat ze van groot belang zijn voor het goed functioneren van de gemeenschap of bepaalde delen van de gemeenschap (de rijken, de machtigen). 

Bij afwezigheid van een bevelende en bestraffende god draagt de mens zelf morele verantwoordelijkheid; hij moet zelf een ethiek uitdokteren voor zijn gemeenschap. Met als oeroude basisregel "doe niet aan een ander wat je niet wil dat aan jezelf gedaan wordt". Bij afwezigheid van godsdienst kunnen mensen een rationele, beredeneerde en evoluerende ethiek uitwerken, geldend voor zoveel mogelijk mensen. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is een goed voorbeeld, al zullen velen die eerder in de juridische dan in de ethische sfeer onderbrengen. 

*** 

In antwoord op een vergelijkbare vraag van een 18-jarige jongeman op dezelfde website, kan het voorgaande als volgt aangevuld worden (januari 2010) 

God is helemaal niet noodzakelijk voor de uitbouw van een moreel systeem, een ethiek. God is voor een atheïstisch moraalwetenschapper als ik een overbodige hypothese. Denk aan de legendarische uitspraak van de astronoom Pierre-Simon Laplace toen Napoleon hem vroeg waarom god ontbrak in zijn boek over astronomie: 'Sire, je n'ai pas eu besoin de cette hypothèse". Dit geldt niet alleen voor exacte wetenschappen maar ook voor menswetenschappen. De hypothese 'god' is voor de opbouw van een moreel systeem niet alleen overbodig maar ook hinderlijk. Moraal heeft metmenselijke waarden, normen en idealen te maken. Mensen moeten en kunnen het daar onderling over eens worden, zonder een hoger dan een algemeen menselijk en maatschappelijk gezag in te roepen. En dan kom je, zoals in de meeste godsdienstige morele systemen (ook bedacht door mensen), inderdaad tot enkele universele morele waarden en normen, zaken waarover alle mensen of toch een grote meerderheid het eens zijn, zoals 'gij zult niet doden' (behalve op bevel of om zware criminelen te elimineren). 

Historisch gezien is het natuurlijk zo dat morele begrippen doorgaans samenhangen met (een door mensen bedacht) hoger gezag, van een al dan niet bezielde Natuur, over goed- en boosaardige geesten tot allerhande godheden (en duivels). Dat heeft met tal van factoren te maken, zoals de aanvankelijk grote kwetsbaarheid van de (voorschriftelijke) mens; zijn gebrek aan kennis over de natuurfenomenen (zoals bliksem en donder); machtsuitoefening en machtsmisbruik; het ontkennen of proberen te overstijgen van de uiteindelijke dood (een hiernamaals); het verlangen naar iets hogers, en nog veel meer. Daar zijn vele bibliotheken over vol geschreven. 

Een moraal met god of goden, is een moraal die zich op een hoger gezag dan dat der mensen beroept, doorgaans om aan de gehuldigde of geponeerde waarden, normen en idealen meer autoriteit te verlenen, ze afdwingbaarder te maken. Maar tot het bewijs van het tegendeel werden alle morele codices, zoals de decaloog, door mensen bedacht en geschreven. Moraal is des mensen, richt en regelt onderling menselijk gedrag. 

In onze cultuur en tijdrekening (ook al opgehangen aan de geboorte van een godheid) brak pas met de radicale Verlichting (Spinoza, La Mettrie, Diderot, Helvetius, d'Holbach, d'Alembert...) het besef door dat er geen schepper, geen god is. De mens staat er alleen voor, hij/zij moet en mag zelf een betere wereld scheppen, mag en moet zelf politieke en ethische systemen uitwerken. Zoals bekend liep dat niet altijd van een leien dakje, soms draaide het faliekant uit. Geen wonder, we zijn feilbare mensen, geen goden (zie hierover eventueel het eerste deel van mijn in 2008 verschenen De mens voorbij, waarin u ook veel andere referenties vinden kan). 

Bewijzen dat god - welke god, er zijn er zoveel - niet bestaat, kan niet. God is geen feit maar iets waar men al dan niet geloof aan schenkt, in gelooft. Sommige filosofen en wetenschappers menen dat je als wetenschapper geen uitspraak kunt of mag doen over het al dan niet bestaan van god, of beter, goden. Andere filosofen en wetenschappers (waaronder ik) menen dan weer dat je mag of zelfs moet stellen dat goden niet bestaan tot het bewijs van het tegendeel . Op die manier wordt de bewijslast verplaatst naar wie een per definitie onbewijsbaar gegeven introduceert om bepaalde - of zelfs alle - fenomenen te verklaren of te rechtvaardigen, zoals een moreel systeem. Als filosoof en wetenschapper hoor je spaarzaam om te springen met je zijnsleer ('ontologie',   met een geleerd woord). Geen nieuwe, onbewijsbare veronderstellingen of argumenten introduceren als dat niet strikt noodzakelijk is (voor bijvoorbeeld de opbouw en/of verklaring van een ethiek). 

Ook al ben ik er privé van overtuigd dat er geen goden bestaan, als wetenschapper stel ik alleen dat ze niet bestaan tot het bewijs van het tegendeel. Doe je dit niet, dan mogen wetenschappers voortaan ook geen scepsis meer uiten over (het bestaan van) Satan, duivels, engelen, UFO's, geesten, elfjes en kabouters... Dan kan alles wat mensen ooit bedacht hebben en nog zullen bij elkaar fantaseren in principe bestaan. En dan is het eind niet in zicht.