Geweld op school

Er gaat bijna geen week voorbij of je wordt wel opgeschrikt door een bericht over geweld onder jongeren of geweld op school. Vooral dat laatste schokt. Het druist ook lijnrecht in tegen het beeld dat we van school hebben als een beschermd en veilig milieu waar behalve een kenniscultuur, ook sociale waarden en coöperatief gedrag worden aangeleerd.

Naar aanleiding van de recente schietpartij op een Nederlandse school wisten sommige media te melden dat in Nederland liefst 25% van de middelbare schooljeugd een steekwapen op zak zou hebben. Een onwaarschijnlijk hoog cijfer. In een recente enquête, verricht aan de KUL, verklaart dertien procent van de Belgische jongeren tussen 15 en 16 jaar een wapen op zak te hebben. Tweeëntwintig procent van de jongens, drie procent bij de meisjes. Bij een kleine minderheid (11% van het totaal) zou het om vuurwapens gaan. Nu zal worden onderzocht of de jeugdige wapendragers andere of meer problemen hebben dan hun leeftijdgenoten.

In de Verenigde Staten staat men al verder met dit soort onderzoek. Noodgedwongen, het geweld drong er eind jaren tachtig al in de scholen door. En sedertdien ging het van kwaad tot erger. Scholieren die medeleerlingen of leerkrachten in koelen bloede afschieten - het begint stilaan op een vervolgverhaal te lijken. Sommigen gewagen van een epidemie.

De lakse Amerikaanse wapenwetgeving is hier natuurlijk niet vreemd aan. Veel Amerikanen beschouwen het bezit van een vuurwapen als een grondwettelijk recht. In 1990 waren er minstens tweehonderd miljoen vuurwapens in omloop. Eén op twee gezinnen heeft er eentje in huis. De verkoop van wapens aan minderjarigen is wel verboden, maar jongeren geraken er toch relatief makkelijk aan. Sinds midden jaren tachtig is het aantal door adolescenten gepleegde moorden meer dan verdubbeld, terwijl het in andere leeftijdsgroepen daalde. Deze stijging is volledig voor rekening van vuurwapens. Waarschijnlijk is er een verband met de toenemende verspreiding van crack-cocaïne. Bij die handel worden almaar meer jongeren betrokken en die krijgen daardoor vrijwel directe toegang tot vuurwapens.

In 1992 stierven in de VS 5.262 kinderen en adolescenten door een kogel. In 62% van de gevallen ging het om moord, 27% doodde zichzelf, de rest gebeurde onopzettelijk of in niet opgehelderde omstandigheden. Moord is de tweede doodsoorzaak geworden voor Amerikaanse adolescenten tussen 10 en 19 jaar, voor Afro-Amerikaanse jongens is het zelfs de eerste.

Per jaar worden er op en rond Amerikaanse scholen drie miljoen zware misdrijven gepleegd. Een op twaalf kinderen die school verzuimt, doet dat uit angst voor geweld. Eind jaren tachtig had één op vier grote stedelijke scholen een metaaldetector aan de poort. Een mens zou blij zijn dat het vakantie is! Maar objectief bekeken loopt men thuis en in z'n buurt meer kans slachtoffer te worden; slechts dertien procent van het geregistreerde jongerengeweld grijpt plaats op school.

Dit alles en nog veel meer wordt uiteengezet in Violence in American Schools, een bundel wetenschappelijke artikelen die een overzicht geeft van Amerikaans onderzoek naar jeugdgeweld op school. Het veiligheidsgevoel van veel burgers en leerkrachten is zozeer aangetast dat ze geweld ten onrechte als een groter probleem zien dan werkloosheid en armoe. De roep om nog strengere maatregelen wordt steeds luider. Maar die repressieve aanpak is niet alleen duur, hij werkt niet, zeker niet op iets langere termijn. De vaak overvolle gevangenissen zijn ware scholen van misdaad. Daarom ligt in dit boek de klemtoon niet op straf en opsluiting, maar op preventie. Niet alleen inwerken op het individu, maar ook op zijn sociaal milieu. Er moet dringend meer aandacht gaan naar de verschillende sociale contexten (gezin, peergroup, school en buurt) en hun onderlinge verwevenheid.

Geweld komt vooral voor op scholen met verhoudingsgewijs veel leerlingen uit kansloze gezinnen. Die jongeren komen thuis en in hun buurt regelmatig in contact met geweld. In kansarme buurten is één op tien kinderen vóór zijn zesde getuige van een schiet- of steekpartij. Geweld hangt onmiskenbaar samen met armoe, werkloosheid, alcohol en drugmisbruik, gebroken gezinnen, misbruik en verwaarlozing, overbevolkte en gedesorganiseerde buurten. Ze veroorzaken het geweld niet direct, maar indirect. Ze tasten het vermogen aan van de buurt om zich sociaal te organiseren en geleidelijk verdwijnt elke sociale controle.

De motieven, gedragingen en kenmerken van adolescenten die bij geweld betrokken zijn, moeten niet geïsoleerd maar vanuit een levensloopperspectief worden bestudeerd. Adolescent geweld is beperkt in de tijd. Het begint rond 13-14 jaar en verdwijnt geleidelijk rond de 21. Dat heeft te maken met hormonale veranderingen en de overgang naar volwassen rolgedrag. Adolescent geweld kan dus worden gezien als functioneel, doelgericht gedrag. Aanzien verwerven binnen de groep, bezitsverwerving en seks. Dat alles in functie van een zich ontwikkelend zelfbeeld, waarbij het beeld dat anderen van ons hebben van groot belang is. De rol van omstanders kan ternauwernood overschat worden, ook bij de totstandkoming en escalatie van geweld.

Geweld op school wordt in de VS geïmporteerd vanuit gezin en buurt. De misdaad op school weerspiegelt de misdaad in de gemeenschap. De schoolcontext speelt wel een rol, maar pas op de tweede plaats. Van belang zijn discipline (zonder overdrijving), duidelijke normen, veiligheid en aandacht voor spijbelaars en vroegtijdige schoolverlaters. De school kan (en moet) natuurlijk ook ingeschakeld worden bij de preventie.

De remedies die de wetenschappers in deze bundel aandragen bevredigen niet echt. Bij gebrek aan politieke en economische machtsmiddelen gaat het voornamelijk om defensieve maatregelen. Sleutelen aan nefaste gevolgen zonder aan sociaal-economische oorzaken te raken. Metaaldetectoren, 'slimme' wapens die alleen de wettige eigenaar gebruiken kan, wapens en ammunitie die toelaten je efficiënt te verdedigen zonder te doden.

Op veel scholen lopen programma's die de gevolgen van geweld moeten beperken. In speciale lessenreeksen krijgen jongeren de kans te experimenteren met andere vormen van conflictoplossing dan geweld. Conflict- en wapenopvoeding, kinderen het risico van geweld doen inzien, leren omgaan met eigen en andermans agressie, groepsdruk onderkennen en hoe eraan te weerstaan, gevaarlijke situaties leren herkennen en ontwijken, leren optimaal reageren bij confrontatie met een wapen.

De bundel is bedoeld voor leerkrachten, politici en al wie met probleemjongeren werkt. Dit bijwijlen schoolse boek, met soms nodeloos geleerde uiteenzettingen maakt vooral duidelijk dat nog maar weinig met zekerheid geweten is. Wel zeker is, dat er zo snel mogelijk meer middelen en energie moeten komen voor sociaal-economische preventie.

Wat kunnen wij Europeanen hieruit leren? In de eerste plaats dat het makkelijker voorkomen is dan genezen. Meer dan hoog tijd om iet te doen aan kansarmoede. De kloof tussen rijk en arm mag niet nóg breder worden. Maar, denkt u, misschien loopt het bij ons niet zo'n vaart, tenslotte hebben we een strengere wapenwetgeving? Zeker, maar in onze grootsteden zijn toch al vele factoren werkzaam die het sociale netwerk danig aantasten. Bedenk ook dat dertig jaar geleden weinig verstandige Amerikanen zouden geloofd hebben wat ze vandaag meemaken. Mede daardoor hollen ze nu achter de feiten aan.

Elliott, Delbert S.; Hamburg, Beatrix A. & Williams Kirk R. (eds.) - Violence in American Schools. A new perspective, New York, Cambridge University Press, 1998

Verschenen in De Morgen, 26 januari 2000 en ingekort in Streven, april 2000, p. 377-378