Dit is heen fout | Waarom wij onze fouten goedpraten

Niemand is zonder fouten en missen is menselijk, luidt het sinds mensenheugenis, maar weinig talrijk zijn zij die fouten spontaan toegeven of rechtzetten. Vrijwel iedereen praat vrijwel automatisch eigen fouten goed, doet aan zelfrechtvaardiging.

Dat is iets anders dan liegen of smoesjes verzinnen. Wie liegt, weet dat. Wie zichzelf rechtvaardigt beseft dat vaak niet en daarom is zelfrechtvaardiging veel effectiever en gevaarlijker dan een expliciete leugen.

Volgens de auteurs van Er zijn fouten gemaakt (maar niet door mij), de Amerikaanse psychologen Carol Travis en Elliot Aronson, zit dat ons in de genen. Aantonen doen ze dat evenwel niet en ze besteden ook bijzonder weinig aandacht aan onze zo sterk op concurrentie en succes afgestemde cultuur en opvoeding. In een wereld waarin fouten veelal afgestraft worden, worden ze als vanzelfsprekend zoveel mogelijk toegedekt en binnenskamers gehouden. Hoe uit eigen fouten leren als ze als tekortkoming of teken van domheid worden ervaren?

De motor van al die zelfrechtvaardiging is volgens de auteurs de cognitieve dissonantie, het gevoel van onbehagen dat optreedt als wat je zegt of doet haaks staat op wat je hoort te denken of doen. Blijven roken, ook al weet je dat je gezondheid erdoor wordt geschaad. Die wanklank, dat psychisch ongemak wordt verminderd (dissonantiereductie) door rationalisatie ( 'je moet van iets doodgaan').

Het begrippenpaar cognitieve dissonantie en dissonantiereductie komt van Leon Festinger, een Amerikaanse sociaalpsycholoog die midden jaren 1950 een groep gelovigen infiltreerde die ervan overtuigd waren dat de aarde binnenkort zou vergaan maar dat zij gelovigen door een vliegende schotel zouden worden opgepikt om naar een veilige bestemming overgebracht te worden (een moderne uitgave van de hemel). Toen er die bewuste dag niks gebeurde, gingen ze – zoals door Festinger voorspeld - nog feller geloven. Ze hadden al te veel geïnvesteerd. Al gauw luidde het dat de wereld was gered dankzij hun onwrikbare geloof.

Dissonantiereductie beschermt onze zekerheden, zelfbeeld en groepsbanden maar ze sterkt ook vooroordelen, kan zelfvertrouwen in arrogantie doen omslaan, corrupt gedrag in de hand werken en intieme relaties verzieken.

Hoe meer macht en verantwoordelijkheid iemand heeft, hoe meer zelfzekerheid hij verondersteld wordt uit te stralen en hoe moeilijker het wordt fouten toe te geven of zelfs maar in te zien. Veel gezagsdragers, van paus tot politicus, van pastoor tot arts, van ouder tot lesgever wanen zich onfeilbaar of doen zich aldus voor. Helemaal ongelijk hebben ze niet, want wie onder hun gezag valt verwacht vaak niet minder. Dat terwijl nuchter beschouwd gezagsdragers die fouten toegeven aan geloofwaardigheid zouden moeten winnen, want daarmee geven ze blijk van zelfkritisch inzicht en eerlijkheid.

 

Onterecht veroordeeld

De auteurs gaan uitgebreid in op belangenverstrengeling in de medische en farmaceutische sector. De vele onderzoekers en artsen die oprecht geloven dat hun onderzoek en voorschrijfgedrag er niet wordt door beïnvloed, vormen een groter gevaar voor de samenleving dan de enkele corrupte wetenschappers.

Ook bij politie en justitie loopt veel mis omdat onderzoekers en rechters halsstarrig vasthouden aan te snel gevormde oordelen. Om een onderzoek tot een goed einde te brengen moet je vasthoudend zijn, maar wie een spoor volgt verliest makkelijk andere sporen uit het oog. Onderzoekers en rechters hebben vaak zoveel geïnvesteerd dat ze hun overtuiging niet meer kunnen terugschroeven. Al helemaal niet als de verdachte het misdrijf heeft bekend, ook al weet men uit onderzoek dat 15 tot 25% van de ten onrechte veroordeelde mensen een misdaad heeft bekend die ze niet gepleegd hebben.

De voorbije twintig jaar werden in de VS 255 ter dood veroordeelden vrijgesproken op basis van DNA-onderzoek. Verscheidene betrokken politielui en rechters weigerden hieraan mee te werken en zijn nog steeds overtuigd van het eigen gelijk. Had men ook minder zware misdrijven door middel van DNA herbekeken dan zouden er nog 28.500 mensen zijn vrijgekomen.

Ook ons zelfbeeld is aan de zelfrechtvaardigende kant. De losse brokstukken waaruit eenieders leven bestaat worden in de herinnering omgevormd tot een samenhangend mozaïek. Wat er niet in past, wordt vergeten of gerechtvaardigd. We herinneren ons zelfs dingen die nooit gebeurd zijn. Uit psychologische experimenten blijkt dat het vrij makkelijk is om herinneringen te implanteren aan volkomen denkbeeldige gebeurtenissen. Ook in werkelijkheid. In de jaren 1980-90 bijvoorbeeld, herinnerden tienduizenden Amerikaanse volwassenen zich plotseling dat ze als kind seksueel waren misbruikt. Vreselijke ervaringen die zogenaamd verdrongen waren tot ze om een of andere reden in psychotherapie gingen bij een therapeut die er rotsvast van overtuigd was dat veel psychiatrische problemen door vroegtijdig seksueel misbruik worden veroorzaakt. Door middel van suggestieve vragen en met behulp van hypnose bekwamen de therapeuten dat hun cliënten hun zogenaamd verdrongen herinneringen terug bovenhaalden. Nogal wat ouders en verwanten werden aangeklaagd en veroordeeld. Velen werden in hoger beroep vrijgesproken, maar sommigen zitten nog altijd vast, hebben huisarrest of staan officieel te boek als zedendelinquent.

De vele leerrijke en vaak ontstellende gevalstudies worden in door de auteurs aan elkaar geregen door het begrip cognitieve dissonantie. Ze proberen zo goed als alles te verklaren door onbewuste en onterechte zelfrechtvaardiging. Maar mensen rechtvaardigen zichzelf niet altijd of in alle omstandigheden en zelfrechtvaardiging is ook niet steeds onbewust. Sommige mensen zijn ook zo zelfverzekerd of hebben zo'n afwijkende moraal dat ze wat wij als wangedrag en misdaad zien niet als dissonant ervaren en dus helemaal niet proberen goed te praten.

 

Tavris, Carol & Aronson, Elliot – Er zijn fouten gemaakt (maar niet door mij). Waarom we dwaze overtuigingen, slechte beslissingen en kwetsend gedrag rechtvaardigen, Amsterdam, Nieuwezijds, 2011 (2007), 280 blz

Licht gewijzigd verschenen in De Standaard der Letteren van 6 april 2012