Een Darwinistisch sausje
In het interview dat Joël De Ceulaer van sociaalbioloog Robert Cliquet afnam (Knack, 28.7) stelt deze professor onder meer dat we niet aangepast zijn om in de huidige maatschappij te leven omdat we nog steeds bepaald en beperkt worden door de genen van jagers-verzamelaars. We bestrijden elkaar nog altijd omdat we hun ingroup-outgroupsyndroom overgeërfd hebben. Groepen bestreden elkaar en zij die dat het succesrijkst deden plantten die genen maximaal voort. Voeg hier kernwapens aan toe en je krijgt Armageddon.
Het gekende stramien van de evolutionaire psychologie, voor de gelegenheid in een sociaalbiologisch kleedje gestoken. Men 'verklaart' door uit te gaan van wat moet bewezen worden. De 'verklaring' voor onze (zogenaamde) onaangepastheid aan de hedendaagse maatschappij is 'gewoon' dat jagerverzamelaars elkaar tot ter dood bestreden en dat daardoor ofwel de in-outgroup gevoelens (en agressie) genetisch ingebakken raakten, ofwel dat de stammen met de sterkste in-outgroep gevoelens (en agressie) zich zoveel succesrijker voortplantten dat ze uiteindelijk de hele menselijke genenpool bepaalden. Voor deze met een flets Darwinsausje overgoten speculaties wordt geen enkel bewijs aangevoerd.
Vergeet alle psychologie, sociologie en geschiedkunde; verbrand alle studies over ontstaan en wording van vijandelijkheden en oorlogen! Oorlog is gewoon genetisch ingebakken; stammenoorlog.
Dat groepen, stammen, naties elkaar soms vijandig gezind zijn en elkaar soms bestrijden kan met minder veronderstelling en speculatie worden verklaard. Mensen en mensengroepen leven en overleven in en dankzij een bepaald milieu. Een min of meer afgebakende ruimte met min of meer beperkte voorzieningen, zoals huisvestingsmogelijkheden en voedsel. Bij schaarste (slechte oogst, overbevolking…) laait tussen mensengroepen concurrentie op. Dat hoeft niet tot strijd en oorlog te leiden; geschiedkundig gezien heeft overleg wel vaker tot oplossingen geleid.
Maar zelfs als het tot vijandelijkheden komt, dan nog hoeven niet altijd die mensenstammen te overleven met het sterkste in-outgroupsyndroom (in de veronderstelling dat zo'n syndroom bestaat en genetisch bepaald is). Voor hetzelfde geld halen de sterksten het of de technologisch vindingrijksten (wapens). En ook daarbij kunnen, maar hoeven geen genen aan te pas te komen.
Het bestaan van in- en outgroup gevoelens kan eenvoudiger, (groeps)psychologisch verklaard worden. Elk menselijk wezen begint zijn leven in groep, in een gezin, hoe klein ook. In de schoot van dat gezin ontwikkelen zich in combinatie met de identiteitsvorming in- en outgroup gevoelens. Identiteit (ik-gevoel) scherpt zich aan de afwijkende (identiteit van de) Ander. Deze geleidelijk evoluerende in- en outgroup gevoelens hoeven niet tot vijandigheid te leiden, veel hangt af van de pedagogische begeleiding en van sociaaleconomische voorwaarden (weelde, schaarste).
Modieuze evolutionair psychologische of biologistische verklaringen verarmen onze kijk op de wereld, beperken onze verklaringen en uiteindelijk ook onze oplossingen. Volgen we Cliquet, dan moeten we ons neerleggen bij het feit dat de mens genetisch onaangepast is aan de moderne wereld. Of we kunnen beter aangepaste mensen kweken of genetisch maken (eugenetica). Uiteindelijk biedt Cliquet geen andere oplossing dan die die we al 'van nature' uitproberen: onaangepast gedrag op een rationele manier onder controle proberen krijgen.
Onopgemerkt blijft ook dat de mens onder alle dieren de soort is die zijn milieu het verregaandst heeft beïnvloed, heeft gemaakt en vervormd, naar zijn hand en wens gezet. Op die manier heeft de mensensoort middelen en een milieu gecreëerd die de menselijke biologische vermogens ver overstijgen. Denk aan bril en telescoop, aan vliegtuig en onderzeeër, aan kernenergie en kankerbestrijding. We hebben bepaalde milieufactoren zozeer onder controle gekregen (bijvoorbeeld dankzij de geneeskunde) dat ze weinig of geen rol meer spelen bij de natuurlijke selectie van onze soort. Maar in andere opzichten zijn we totaal onaangepast aan bepaalde aspecten van het door ons gecreëerde milieu, de moderne maatschappij. Vraag is of en hoe dat op de zeer lange termijn de mens biologisch mee bepalen zal, tenminste als de soort mens zijn eigen technologie en milieuvervuiling overleeft.