Een te gek museum
Boeiende tentoonstellingen, het Museum Dr. Guislain lijkt er een patent op te hebben. Het museum is ondergebracht in een deel van de gebouwen van het Psychiatrisch centrum Dr. Guislain te Gent. In 1857 opende dat, alsGesticht der krankzinnige Mans of Hospice pour hommes aliénés, zijn deuren voor een driehonderdtal onbemiddelde geesteszieken. Het eerste Belgische asiel was een modelinrichting met internationale uitstraling, de kroon op het werk van Joseph Guislain, de eerste médecin aliéniste of psychiater in het nog jonge België.
Onder invloed van de Verlichtingsideeën was de houding tegenover 'zotten' danig veranderd. Men kwam in opstand tegen hun mensonwaardige behandeling, ze werden bevrijd uit gevangenissen en middeleeuwse krochten. In het revolutionaire Frankrijk zou dokter Philippe Pinel eigenhandig hun ketenen verbroken hebben. Van groot belang was het inzicht dat gekken niet van de duivel bezeten, maar geestesziek zijn. Ziek van geest, dus in principe te genezen. De triomf van de Rede, ook over haar tegendeel, de waanzin.
Deze humanitaire beweging was burgerlijk bepaald. De samenleving wou zich beschermen tegen het door de industrialisatie en urbanisatie almaar toenemend aantal onaangepasten. Bedelaars, landlopers, criminelen en zieken werden uit de maatschappij gelicht, weggesloten. Zeker, medemenselijke ideeën en gevoelens speelden een rol, maar dat er zoveel middelen ter beschikking werden gesteld, had in de eerste plaats met ordehandhaving te maken. Voor de bouw van het Hospice trok de stad Gent meer dan een half miljoen frank uit, een enorm bedrag voor die tijd, terwijl meer dan een kwart van de Gentenaars in armoe leefde.
Het was de tijd van beginnende specialisatie in de geneeskunde. Het aantal artsen steeg zienderogen, sommigen maakten van de nood een deugd en legden zich op mentale stoornissen toe. Hun behandeling kwam aanvankelijk vooral neer op stimuleren tot zelfcontrole, moreel heroriënteren van ontspoorde burgers. De onwetendheid en onmacht waren groot, behandelingen en technieken werden al doende bedacht, arbeid en spel maar ook lobotomie en electroshock.
In België namen kanunnik Petrus-Jozef Triest (1760-1836), oprichter van de Zusters en de Broeders van Liefde, en de arts Joseph Guislain (1797-1860) het voortouw. Barmhartigheid en geneeskunde vonden elkaar. Dat was ook hard nodig, de toestand krankzinnigen was ronduit lamentabel.
Decennialang stond Guislain op de bres om het lot van de aliénés te verbeteren. Onverdroten stelde hij de laksheid en onverschilligheid van de overheid aan de kaak. Dat het in 1850 tot een Belgische wet op de behandeling van krankzinnigen kwam, was in grote mate aan hem te danken.
Museum
Guislain, zoon van een architect, ontwierp het Hospice grotendeels zelf, in functie van nieuwe therapeutische inzichten: aangename gevoelens opwekken, direct contact met de natuur, arbeid als (bezigheids)therapie. De eclectische architectuur doet Byzantijns aan, alles straalt rust en sereniteit uit.
In deze prachtige locatie werd in 1986, op initiatief van de Broeders van Liefde, een museum ingericht. Een en ander hield verband met de ommekeer in de wereld van de psychiatrie, vooral door de komst van psychofarmaca. Dankzij deze 'geneesmiddelen' werden de zieken rustiger, konden ze min of meer normaal sociaal functioneren. Ze hoefden niet langer opgesloten te blijven, mochten naar huis of beschut gaan wonen. Het belang van de gestichtspsychiatrie nam af, het aantal klinische bedden werd afgebouwd, (delen van) instellingen kwamen leeg te staan.
In 't Guislain - zoals Gentenaars de instelling noemen - werd een grote zolder ingericht als museum voor de geschiedenis van de psychiatrische zorgverlening, een van de eerste in Europa. Het verleden niet langer verhullen maar tonen hoe psychisch gestoorde mensen door de eeuwen heen verbannen, geïsoleerd, opgesloten en behandeld werden. Uit eigen fouten leren en het hedendaags debat over geestelijke gezondheid aanzwengelen.
De belangstelling was groot, thema en site spraken velen aan. Vele Gentenaars kwamen een kijkje nemen in het 'zothuis'. Een gezonde nieuwsgierigheid die hen over de drempel hielp en stukje bij beetje het stigma zou doen oplossen dat op de instelling rustte. Enkele bezoekers keerden nooit terug, geschrokken als ze waren van de vreselijke dingen die waren uitgehaald met de zotten.
In de daaropvolgende jaren werd de collectie uitgebreid en kwamen er enkele tijdelijke tentoonstellingen. Zoals het zeer gesmaakteVastenheiligen, wondermeisjes en hongerkunstenaars, over magerzucht (anorexie) door de tijden heen. Ook de expositie van beeldend werk rond het thema normaal/abnormaal en die over nazisme en psychiatrie kregen ruime weerklank.
Gestoorde vorsten, in het Keizer Kareljaar, werd een mijlpaal. Meer dan veertigduizend mensen kwamen dat zien. Boeiende verhalen over gekroonde hoofden wie de macht naar het hoofd was gestegen en over machteloze geesteszieken die door artistiek vorm te geven aan hun wanen een beetje controle en macht (over zichzelf) verwerven.
Nog vermeldenswaard is de tentoonstelling van ongewone, verrassende en vertederende foto's van mensen met een fysieke of psychische handicap. Mensen, anders en toch gewoon. Ook Bric à Brac, hedendaagse tekeningen en schilderijen uit een Waals atelier voor psychiatrische patiënten, sprak velen aan.
In de loop der jaren breidden opzet en thema van het museum uit. Bedoeling is een breed publiek te informeren en gevoelig te maken voor thema's als normaal/abnormaal, gezond/ziek en uitsluiting uit de samenleving. De permanente collectie bestaat uit drie luiken: geschiedenis van de psychiatrie, een fotocollectie en outsiderkunst. Maar kunst en waanzin groeide uit tot hoofdthema. Zeker nu het museum in één klap achtduizend art brut-werken rijker is geworden. Begin vorig jaar kreeg het voor minstens tien jaar de wereldvermaarde collectie De Stadshof in bruikleen, nadat die collectie zijn museum in Zwolle was kwijtgespeeld.
Uit de kunst
Outsiderkunst is niet makkelijk te omschrijven. Het begon allemaal in de negentiende eeuw met psychiaters die werk van zenuwzieke patiënten collectioneerden. Men had het toen over 'psychotische kunst' en een 'schizofrene stijl'. Maar outsiderkunst is stijl noch school en volgens tegenstanders al helemaal geen kunst. Het is kunst in de marge, gemaakt door mensen uit de marge. Marginalen die in isolement werken, voornamelijk uit zichzelf putten, quasi immuun zijn voor trends, mode en kunstcultuur. Buiten-gewone kunst dus, rauwe, zinsverbijster(en)de kunst.
Ondertussen is er een belangrijk alternatief kunstcircuit, met eigen musea, galeries, tijdschriften, boeken en publiek. Geprezen worden de oorspronkelijkheid, sensibiliteit, spontaneïteit, eenvoud, onbedorvenheid, natuurlijkheid, onschuld en zelfs onbeholpenheid. Art brut zou authentieker zijn dan l'art culturel, de 'officiële' of schone kunst.
U ziet het, idealisering en romantisering van het outsiderschap zijn nooit veraf. De nood van de geesteszieke, opgesloten in zichzelf en gestichten, verdwijnt een beetje uit zicht. Vergeten wordt dat veel van hun werken - meer nog dan 'normale' kunstwerken - expressie zijn van pijn, schreeuw om erkenning, poging tot communicatie. Over het hoofd gezien wordt dat - zoals in de gewone wereld - slechts een kleine minderheid van de geesteszieken creatief bezig is (ca. 2%), weinigen talent hebben en meesterwerken al helemaal uitzonderlijk zijn.
Tweelingen
Tot eind maart loopt in het Guislainmuseum de tentoonstelling Tweelingen in kunst en wetenschap. Mensen worden van oudsher aangetrokken én afgestoten door meerlingen, vooral de eeneiïge. Die fascinatie heeft mogelijk te maken met de diep gewortelde behoefte aan een absolute zielsverwant, een alter ego. Maar dat 'andere ik' is ook bedreigend, houdt een verlies aan identiteit en uniciteit in. Meerlingen die in alles elkaars kopie zijn, stellen de vrije wil in vraag, het lijkt wel of alles voorbestemd is.
De geboorte van een meerling werd lange tijd als een teken van god beschouwd, een wonderbaarlijke gebeurtenis, vergelijkbaar met een komeet of zonsverduistering. Onheilspellend waren de zogenaamde Siamese tweelingen - tegenwoordig 'parasitaire' of, beter, 'verbonden tweelingen' genoemd. Ze golden als een straffe gods voor in zonde levende ouders en werden als afschrikwekkend voorbeeld aan het volk vertoond.
Tweelingen in kunst en wetenschap toont meerlingen in statu nascendi, op sterk water, als skelet; afgebeeld in plaaster of was, op affiches, prenten, schilderijen en foto's. Veel curiosa, zoals kinderen met twee hoofden of twee paar benen, reisden vroeger met het circus mee.
Er liggen oude medische en verloskundige verhandelingen, geboorte-atlassen met anatomische platen, opgesteld door chirurgijnen ten behoeve van vroed-vrouwen en -meesters. Ellenlange ondertitels beloven zaken als "vele kopere Platen vertonende de veelderleye verplaatsingen des Lyf-moeders, en de verkeerde legginge der kinderen. Waar by ook werd aangewesen: hoe men, als het nodig is, alle qualyk gekeerde kinderen kan regt, in regt of scheefleggende lyf-moeders, of met de voeten af halen: sonder instrumenten, alleen met de handen, soo wel de levendigen als de dooden, sonder doodts gevaar voor de Vrouwen of voor de Kinderen".
Chang en Eng (1811-1874), de verbonden tweeling uit Siam (nu Thailand) krijgen veel aandacht. Ze werden per toeval ontdekt door een Schots zakenman die hen naar het Westen haalde. Onder contract bij de reclamemagnaten Barnum en Bailey werden ze in Europa en de VS aan het publiek vertoond. Aanvankelijk mochten ze Frankrijk niet binnen, de overheid vreesde voor kwalijke invloeden op zwangere vrouwen. In 1839 werden Eng en Chang Amerikaanse staatsburgers en namen de naam Bunker aan. Enkele jaren later trouwden ze met de zusters Yates. Chang kreeg tien kinderen, Eng twaalf.
In een aangrenzende zaal wordt de rol van tweelingen in Afrika belicht. Mooie afbeeldingen en gestileerde beeldjes, zoals die van de oertweelingen,nommo, de voorlopers van de mensheid (Mali). Veel over de Yoruba (zuid-west Nigeria en Benin), een volk dat enorm veel tweelingen voortbrengt: één op de elf boorlingen, tegenover één op zeventig bij ons (één op vier bij in vitro fertilisatie).
De betekenis van meerlingen voor de wetenschap wordt summier uit de doeken gedaan. Eeneiïge tweelingen zijn als een natuurlijk experiment, ze maken onderzoek mogelijk naar het al dan niet erfelijk bepaald zijn van allerhande persoonlijkheidskenmerken (temperament, IQ) en ziektesymptomen (schizofrenie en autisme zouden voor 60 à 80 % erfelijk zijn). Het in 1964 opgerichte Oost-Vlaamse meerlingenregister, dat 98% van de meervoudige geboorten in Oost-Vlaanderen registreert, wordt geroemd zonder dat duidelijk wordt wat met al die gegevens gebeurt.
De tentoonstelling en de opnieuw prachtig uitgegeven catalogus zijn de moeite waard, maar het blijft allemaal nogal anekdotisch, niet echt diepgaand en uitsluitend positief belicht. Onvermeld blijft bijvoorbeeld de ideologische inzet van veel tweelingonderzoek (nature versus nurture,conservatief versus progressief), die ervoor zorgt dat al eens geknoeid wordt met onderzoeksresultaten.
Het is ook de eerste keer dat het thema psychiatrie wat wordt losgelaten. Men hoopt op die manier een nog breder publiek aan te spreken. Zij die op het minder psychiatrisch beladen thema afkomen, lopen toch bijna werktuiglijk binnen in de vaste tentoonstellingen over outsiderkunst en geschiedenis van de psychiatrie (overigens inbegrepen in de toegangsprijs).
Bezoekende tweelingen reageren enthousiast, blij met de aandacht die ze nu eindelijk krijgen. En daaraan zal het in de komende maanden niet ontbreken. Op 26 januari organiseert het museum een eerste tweelingendag (in Frankrijk en de VS is er al een jaarlijkse tweelingendag). In februari loopt er in de Gentse bioscoop Sphinx een filmreeks over tweelingen, dubbelgangers en klonen. Op 28 februari doen schrijvers, antropologen, historici en artsen hun fascinatie voor het onderwerp uit de doeken.
Het Museum Dr. Guislain is een dynamisch museum, barstensvol energie en plannen. In maart komt er een overzichtstentoonstelling van de Brusselse galerie en collectie Art en Marge. Dat wordt de artistieke omlijsting voor het Europees symposium over outsiderkunst dat op 25 en 26 april doorgaat.
In het najaar volgt een grote tentoonstelling met werk uit de beroemde Prinzhorncollectie uit de Psychiatrische Universitätsklinik in Heidelberg. In 1938 putten de nazi's eruit voor hun tentoonstelling Entartete Kunst. Daarop werden voorbeelden van Irrenkunst (gekkenkunst) geopponeerd aan expressionistische werken met de retorisch bedoelde vragen of dat nog kunst is, en 'Wie is kunstenaar, wie geestesziek?'. Wat, achteraf bekeken, kan opgevat worden als een mooi eerbetoon aan de outsiderkunst.