Applaus voor genocide | Hotel Rwanda
Het regent loftuigingen en straks Oscars voor 'Hotel Rwanda' van Terry George. Ook de Vlaamse pers staat er bol van, op enkele lovenswaardige uitzonderingen na. De vergelijking met 'Schindler's List' van Steven Spielberg die op het affiche van 'Hotel Rwanda' wordt gemaakt, dringt zich inderdaad op. Een genocide op grote schaal in herinnering brengen? Maak er een heldenverhaal van. Dat levert je, zoals bij de avantpremière van 'Hotel Rwanda', een minuten durende staande ovatie. De genodigden applaudisseerden vast voor Paul Rusesabagina, de held die in hotel Mille Collines zo'n 1200 Hutu's en Tutsi's het leven redde terwijl de beschaafde wereld de andere kant opkeek.
Applaus na een twee uur durend verslag over de meest omvattende en snelste genocide sinds de jodenuitroeiing, een volkeren-, broeder- en zustermoord op minstens 800.000 Tutsi's en duizenden Hutu's die van mening durfden te verschillen met Hutu Power. Dat kan alleen Hollywood realiseren.
Gelukkig was ook Rusesabagina op de avantpremière. Geen film over de Rwandese genocide, zei hij, maar een appèl op de toeschouwers, op de wereld om tijdig in te grijpen bij genocide, bijvoorbeeld die in Darfur (West-Soedan). Dit had de slotzin van de film moeten zijn, in plaats van dat fictieve antwoord van de geacteerde Rusesabagina op een opmerking van een RK-medewerkster die zei dat de bus waarmee hij kinderen wou redden al vol zat: 'Er kan altijd iemand bij'.
Historisch en ethisch gezien is er wel meer mis met deze prent. Geen woord van kritiek op de smerige rol van de VS die lange tijd in de VN-Veiligheidsraad elke discussie en resolutie blokkeerde, met als alibi dat ze drie maanden voor de Rwandese genocide, 18 manschappen verloren hadden bij een tussenkomst in Somalië. En zelfs de VN komen er, dankzij de fictieve figuur van kolonel Oliver, niet al te slecht uit.
De Veiligheidsraad had het de hele tijd door over burgeroorlog weigerde het begrip 'genocide' in de mond te nemen. Hadden ze dat gedaan, dan hadden ze moeten tussenkomen. Geen intentie tot volkenmoord, luidt het ook vandaag in verband met Darfur. Geen intentie, terwijl deze genocide al meer dan twee jaar woedt... Eens te meer wordt de vloer aangeveegd met de naoorlogse retoriek van conventies, verdragen en humanitaire oplossingen. Rwanda betekende het einde van de 'dit nooit meer' illusie, naar 'goede' gewoonte keek de wereld weg van wat zonder twijfel een genocide was. Geen begin van bovenmenselijke humaniteit, zoals 'Hotel Rwanda' suggereert, maar het einde van grensoverschrijdende medemenselijkheid.
De verantwoordelijkheid van het Westen en de Belgen wordt eventjes aangekaart, door een verwijzing naar de invoering (in de jaren 1920-30) van identiteitskaarten met 'Hutu' of 'Tutsi' op. Kaarten die later, tijdens de genocide van 1994, opgevraagd werden aan wegversperringen om Tutsi's eruit te halen en af te maken. De Belgen bestempelden Tutsi's en Hutu's, dik tien jaar voordat in nazi-Duitsland een J of 'Jude' op joodse identiteitskaarten kwam te staan (in navolging van de Zwitserse regering die ongewenste immigranten wou weren).
De Duitsers en Belgen die Rwanda koloniseerden (respectievelijk eind 19de eeuw en na WO-I tot de onafhankelijkheid in 1962) hadden in hun bagage ook raswetenschap steken. Tutsi's, die minder op zwarten en meer op blanken leken, werden hoger ingeschat dan de Hutu's en daarom systematisch voorgetrokken. De bestaande tegenstellingen tussen de twee volkeren werden op de spits gedreven. Het koloniale onderwijs verspreidde een raciale, wetenschappelijke theorie, die gretig overgenomen werd door de Tutsi-elite.
Geen woord over deze voorgeschiedenis, ook niet over de kwalijke rol van de Rooms Katholieke Kerk. Missionarissen verkondigden de raciale theorieën en bevoordeligden de Tutsi-elite om ze bij haar bekeringsijver te betrekken. De kloof tussen arm en rijk werd almaar breder. Tot de koloniale en geestelijke overheden in de late jaren vijftig, uit angst voor een Tutsi-eis voor onafhankelijkheid, het geweer van schouder veranderden en... de Hutu-elite begon te steunen. Met massaslachtingen en een Hutu-dictatuur als voorspelbaar gevolg.
Enkele maanden voor genocide losbarstte, wisten VN-afgevaardigden dat ze in de maak was. Rapporten, noodkreten en openlijke berichten in bepaalde Rwandese kranten hadden dat duidelijk gemaakt. Men wist zelfs dat er een plan was om enkele Belgische blauwhelmen, die de ruggengraat vormden van de VN-troepen, om te brengen, met de bedoeling die troepen te doen terugtrekken. Maar Boutros Boutros-Ghali, de toenmalige secretaris-generaal van de VN, die meer rekening hield met Amerikaanse belangen dan die van Rwandese slachtoffers, blokkeerde elke tussenkomst.
Na de moord op tien Belgische soldaten werden de 450 Belgen teruggetrokken. Onder grote VS-druk werd de vredestroepenmacht ingekrompen tot 270 manschappen. Hartverscheurende scènes, zoals de negentig vredessoldaten die in de 'Ecole Technique Officielle' zo'n tweeduizend vluchtelingen beschermde tegen Hutu's die, machetes in de hand, de school omsingelden, maar op bevel wegtrokken, in het volle besef dat iedereen zou worden afgemaakt. Waarom daarover geen film?
Niemand in het westen protesteerde tegen de terugtrekking; eigen volk eerst. Laat die Afrikanen het maar onder mekaar uitvechten. De slachtpartijen gingen nog drie maand door. Massamoorden die in 'Hotel Rwanda' alleen vanuit de verte te zien zijn. De filmmakers worden erom geloofd. Hier geen close-ups, het gaat niet om misdaad of actie, maar om genocide! Mensen niet naar de strot grijpen, niet nog eens doen wegkijken, geen plaatsvervangende schaamte doen voelen, maar hun laten applaudisseren.
Uit een Human Rights rapport blijkt dat de laattijdige kritiek het genocidaire programma verstoorde. Een iets doortastender optreden van de VN had veel kunnen voorkomen. Politieke berekening, gemakzucht, dwaasheid, internationale malaise en racisme hebben dàt voorkomen.