Anus mundi

In de verzameling ooggetuigenverslagen over de nazi-kampen zijn die geschreven door artsen oververtegenwoordigd. De grotere geletterdheid en belezenheid van deze overlevenden is daar natuurlijk niet vreemd aan. Op zijn minst even belangrijk is dat dokters een grotere overlevingskans hadden dan het gros van de gevangenen. Zeker na 1942, toen de oorlogskansen waren gekeerd, de fronten steeds meer Duitse arbeidskracht verslonden en de nazi-bonzen de arbeidskracht van de gevangenen doelgerichter wilden uitbuiten. Van dan af werden de artsen ingeschakeld om hun lotgenoten zo lang mogelijk arbeidsbekwaam te houden. In doorgangskampen werden ze ook ingezet bij het selecteren van medegevangenen voor een enkele reis richting Sobibor of Auschwitz.

Dat lot viel E.A. Cohen te beurt in Westerbork. Dat behoedde hem voor een vroegtijdige en fatale deportatie naar een dodenkamp. Uiteindelijk vertrok hij toch naar Auschwitz maar ook daar verleende zijn medische kwalificatie hem uitstel van executie. De prijs die hij daarvoor moest betalen, assisteren bij selecties voor de gaskamers, was enorm hoog. De gewetenslast daarover bezwaart hem nog steeds. Hij berichtte daar reeds over in De afgrond (Amsterdam-Brussel, 1971). Een ego-document dat schril afstak tegen zijn koel-afstandelijke, medisch-psychologische studie die al enkele jaren na de oorlog het licht zag (Het Duitse concentratiekamp,Amsterdam, 1952).

Deze leerrijke thesis werd in vele talen vertaald en verwierf wereldvermaardheid. Niet in het minst omdat Cohen toen al een vrij algemeen totaalbeeld schetste van het concentrationnaire universum en van het lot van de gevangenen. Hij baseerde zich daarvoor in hoofdzaak op psycho-analytische theorieën, sterk aanleunend bij de totaalverklaring van Bruno Bettelheim ('Individualism and mass behaviour in extreme situations', Journal of Abnormal and Social Psychology, Vol. XXXVIII, 1943, herwerkt in 1960 tot The informed Heart). Anders dan Bettelheim keerde Cohen zich later (zie De negentien treinen naar Sobibor, 1979) toch wat af van de psychologiserende verklaring van de nazi-kampen (opgezet met het doel de gevangenen te dehumaniseren, te doen regresseren naar infantiele stadia).

In Beelden uit de nacht klaagt Cohen opnieuw zijn grenzeloos egoïsme en lafheid aan. De morele kwesties waarmee hij als bevoorrecht gevangene en arts werd geconfronteerd staan centraal. Hij behoorde tot de "high society" van het kamp en voelde zich superieur aan het gros van de gevangenen. In het kamp kwam het nooit bij hem op dat hij slecht of verkeerd handelde. Hij had kampnormen aangelegd en dacht in termen van zelfbehoud. De schuld- en schaamtegevoelens staken maar nadien de kop op.

Laattijdige schuldgevoelens over kampgedrag waarbij centrale normen van het individu met voeten werden getreden, treden niet op in een vacuüm. Lang niet alle gevangenen die het minder slecht hadden gehad dan lotgenoten of die macht hadden uitgeoefend, leden daar later onder. Factoren als sociale herkomst, opvoeding, scholingsgraad, interneringsreden en lidmaatschap van een hechte groep gevangenen spelen hierbij een belangrijke rol. Wie bijvoorbeeld omwille van verzetsactiviteiten werd opgepakt, in het kamp opgenomen werd in een groep van politiek gelijkgestemde gevangenen, kon zich verder tegen de vijand verzetten, zijn gevangenschap en kampgedrag lagen in het verlengde van zijn politieke motivatie en werden daarin geïntegreerd.

Door zijn hogere sociaal-economische kamppositie hield Cohen tijd, energie en aandacht over voor zaken die het directe overlevingsniveau overstegen. Zijn verslag werpt een rauw licht op wat zich achter de schermen van dagelijkse terreur en leed afspeelde. Wie in de zomer van 1944 Auschwitz-I zou hebben hebben bezocht, zou zijn ogen niet geloofd hebben. Er waren geregeld filmvoorstellingen, bokswedstrijden en concerten. Mooi uitgedoste orkestleden speelden deuntjes voor de SS en voor de vrouwelijke gevangenen in de experimentenbarak. Als arts had Cohen 'kost en inwoning vrij', met de 2 Mark die hij per week verdiende kon hij in de kantine bronwater en toiletpapier kopen. Op zondagen zonnebaadde hij en sloeg gevangenen gade die zich onledig hielden met kogelstoten en hoogspringen. 's Avonds ging hij blijgemoed naar een cabaretvoorstelling. 

Cohen getuigt over de 'Verrücktenstube' in Auschwitz-I, waar gevangenen die van terreur en verdriet gek waren geworden in dwangbuizen werden gestoken, kalmeringstabletten kregen en als attractie dienden voor machtige gevangenen. Het leven van de vrouwen die in de experimentenbarak als proefkonijnen werden gebruikt werd daarom waardevol en die vrouwen hadden daardoor een grotere overlevingskans ! SS-artsen in Auschwitz volgden een façadepolitiek, ze hielden de schijn van normaliteit op. Cohen moest tweemaal per dag de temperatuur nemen en de statussen zorgvuldig bijhouden, ook al wist iedereen dat doodzieke gevangenen op elk moment in de gaskamer konden verdwijnen.

Deze façadepolitiek wordt geïllustreerd door het dagboek dat een arts eind 1942 in Auschwitz bijhield. J.P. Kremer, professor anatomie, doctor in de filosofie, SS-er en kamparts, hield zorgvuldig nota van het lekkers dat hij in Auschwitz at en van de 'speciale acties' die hij als bijwoonde. MetSonderaktion werd in de geheimtaal van de nazi's verwezen naar selecties en vergassingen. Holocaust-ontkenners hebben dit verhullend woordgebruik altijd letterlijk geïnterpreteerd om de draagwijdte van Kremers dagboek te ontkrachten. Maxime Steinberg, dé specialist wat betreft vervolging en wegvoering van de joden uit België, koppelt Kremers dagboek aan ander onbetwijfelbaar bronnenmateriaal over de konvooien die door Kremer werden geannoteerd. Uit die denkoefening volgt dat bijna 7.000 mensen uit die konvooien spoorloos zijn verdwenen in Auschwitz.

De ogen van het monster staat boordevol gegevens en informatie over de wegvoering en sterftecijfers van joden uit België, Nederland en Frankrijk. Dat alles werd ook nog eens omgezet in overzichtelijke diagrammen, een ware goudmijn voor historici. De loodzware denk- en schrijfstijl van de auteur maken vele redeneringen jammer genoeg ondoorgrondelijk voor niet-specialisten. De auteur veronderstelt ook al te veel als gekend en ontwikkelt te veel gedachtengangen door mekaar. De vertaler heeft verdienstelijk werk geleverd (enkele ongebruikelijke zegswijzen en gallicismen niet te na gesproken), maar de kans het boek toegankelijker te maken werd niet benut.

Steinberg, Maxime - De ogen van het monster. Volkerenmoord dag in dag uit, Antwerpen-Baarn, Hadewijch, 1992

Cohen Elie - Beelden uit de nacht. Kampherinneringen, Baarn, de Prom, 1992

Verschenen in Markant, december 1992