Vergelding en repressie (3) | Een muur van stilzwijgen

Dat De tijd der vergelding ondanks de gortdroge opeenstapeling van data en namen en de vele inhoudelijke herhalingen zovelen aanspreekt, heeft natuurlijk veel te maken met de emotionele geladenheid van zowel onderwerp, getuigen als maker van het programma, die de emotionaliteit overigens vaak ten top drijft. Gewone mensen die de speelbal zijn geworden van drama's die ze niet meer overzien, ook al hebben ze die soms ongewild mee veroorzaakt. Mensen van vlees en bloed die over de verschrikkingen en het leed getuigen en alles herbeleven... wie kan daar onverschillig bij blijven? Dat geldt zeker voor de vierde aflevering, geheel gewijd aan de ramp die amper een maand voor de bevrijding het Hagelandse Meensel-Kiezegem trof, een dorpsgemeenschap van zo'n 550 zielen.

Wit-Zwart

Het liberale Kiezegem werd door enkele grote boerenfamilies overheerst, onder andere die van Merckx en Broos. Het grootste deel van de inwoners werkte voor ze. De bevolking van het katholieke Meensel daarentegen, bestond uit kleinere boeren, ambachtslui en zelfstandigen. Kiezegem was zwart, Meensel wit. Nogal wat leden van de families Merckx en Broos waren aangesloten bij het VNV en verwante organisaties. In Meensel waren velen lid van de NKB, de Nationale Koningsgezinde (verzets)Beweging die zich toelegde op sluikpers, hulp aan onderduikers en neergeschoten geallieerde piloten. Iedereen kende iedereen in Meensel-Kiezegem, de gemoederen liepen wel eens hoog op maar tot echte conflicten kwam het niet. Tot die fatale dag in 1944, toen de rust brutaal verstoord werd.

Op 30 juli werd Gaston Merckx neergeschoten door drie partizanen op doorreis, die niets afwisten van de verdeeldheid en spanning in de plattelandsgemeente. Twee dagen later werd Meensel door een afdeling van Verbelens Veiligheidskorps en Vlaamse SS'ers in de tang genomen. Veel inwoners werden mishandeld, drie mensen werden koelbloedig afgemaakt. Drie gemaskerde mannen namen aan de brutaliteiten deel, velen herkenden er drie zonen Merckx in. Deze razzia zou er naar alle waarschijnlijkheid ook gekomen zijn zonder de aanslag op Gaston Merckx. Negen dagen voordien was een partizaan (die door een kameraad aan de zwarten was uitgeleverd omdat hij het aan boord had gelegd met zijn vrouw)  doorgeslagen en had verscheidene Meenselse verzetslui verraden.

Wraak!

Op de begrafenis van Gaston Merckx op 3 augustus vielen harde woorden. De Merckx-clan zinde op wraak, ze eisten honderd gijzelaars, er werd een lijst opgesteld en Robert Verbelen kreeg te horen dat hij op geen geld moest zien om de daders te grijpen. Op 11 augustus trad het Veiligheidskorps opnieuw in actie, aangevoerd door Vlaamse SS-officieren. Alle huizen werden uitgekamd, de mannen tussen 16 en 60 werden in de plaatselijke meisjesschool samengedreven. Vastgeketend aan twee Merckxen, wezen twee zwaar gefolterde NKB'ers de verzetslui aan. Negenenzestig inwoners, waaronder verschillende mensen die geen uitstaans hadden met het verzet, werden mishandeld en naar het concentratiekamp Neuengamme gedeporteerd. Slechts acht keerden na de oorlog terug naar het dorp met zijn 44 weduwen en 112 wezen.

Bij het proces tegen de gezinnen Merckx en Broos laaiden de emoties weer hoog op. De ouders Merckx en vader Broos kregen in 1946 levenslang, de drie broers Merckx werden bij verstek ter dood veroordeeld. Eind augustus 1945, bijna een jaar na de bevrijding, schoten partizanen een zekere Pittomvils af, een Kiezegemenaar die met de hele affaire niets te maken had. Een vergissing meent Maurice De Wilde, ze waren eigenlijk op zoek naar Albert Merckx. Begin jaren vijftig kwam er een proces tegen de daders. Het gerecht botste op een muur van stilzwijgen, de moordenaar ging vrijuit. "De weerstand was", zoals een van de betrokkenen het verwoordt, "machtig in die tijd".

Tien jaar geleden al, na de eerste uitzending, werd erop gewezen dat deze aanslag geen onderdeel was van de burgeroorlog tussen collaborateurs en verzetsstrijders. De moord op Pittomvils was een tragisch gevolg van een oude dorpsvete. Enkele ­verzetslui hadden sinds lang hun oog laten vallen op een stuk landbouwgrond en zouden wel degelijk Pittomvils geviseerd hebben.

Deze aflevering zette destijds behoorlijk wat kwaad bloed. Toen De Wilde er achter kwam wie Gaston Merckx vermoord had "kreeg hij zelfs bedreigingen van verzetsleden die vreesden dat hij hun namen zou bekendmaken". Maar hij maakte ook verscheidene fouten, liet bijvoorbeeld na te vermelden dat de familie Merckx ook een witte vleugel had.

Onbegrip

De aanslag op een collaborateur - in kringen van het gewapend verzet een heldendaad - had in Meensel-Kiezegem zo'n vreselijke gevolgen dat de daders absoluut onbekend willen blijven. Hun voormalige commandant, Louis Van Brussel, zegt dat ze gewoon waren in de clandestiniteit te leven en dat gewoon voortzetten. "Het is", vervolgt hij, "niet plezierig te moeten vertellen welke activiteiten er allemaal gebeurd zijn". Het is "lastig uit te leggen waarom er iemand moest gedood worden, iemand het leven ontnemen is toch het allerlaatste dat er bestaat". Veertig jaar na de feiten hebben dus zelfs de direct betrokkenen de nodige moeite om zich in het klimaat van toen in te leven, ze begrijpen niet goed meer wat ze destijds met volle overtuiging gedaan hebben.

De tragedie heeft diepe wonden geslagen, elk gezin werd getroffen. De gevoelens van bitterheid en rancune zijn goed navoelbaar in de getuigenissen. Dat de daders niet uit het dorp kwamen, dat is zowat het enige waarover alle dorpelingen het eens zijn. Toch hebben de gelederen zich weer gesloten. Velen wilden niet getuigen, "over het verzet wordt in Meensel-Kiezegem niet meer gesproken, alleen nog over de slachtoffers en dat waren geen verzetslui".

In het begin van de uitzending verbaast De Wilde er zich over dat dit drama minder aandacht heeft gekregen dan die van Oradour en Lidice. Hij vermoedt dat dit ligt aan het feit dat in Meensel-Kiezegem landgenoten als beulen zijn opgetreden. Maar er zijn nog andere verschillen die verklaren waarom Meensel-Kiezegem niet is uitgegroeid tot een nationaal of internationaal symbool van de onmenselijkheid van de nazi-terreur.

Lidice

Lidice was een klein arbeidersdorpje in Bohemen, in de buurt van Praag. De nazi's wilden het protectoraat Bohemen-Moravië inlijven bij het Duitse 'Lebensraum'. De ene helft van de Tsjechische bevolking zou in het Duitse rijk worden geïntegreerd, de andere moest verdreven worden. Met die taak werd in 1941 Reinhard Heydrich belast. Kort nadien beraamde de Tsjechische regering in ballingschap vanuit Londen een aanslag op hem. Groepjes parachutisten werden gedropt. Heydrich werd op 27 mei 1942 dodelijk verwond en overleed op 4 juni. Hitler was in alle staten, liet duizenden Tsjechen oppakken en dreigde ermee miljoenen te zullen vermoorden. Lidice, waar volgens een vals gerucht enkele valschermspringers onderdak hadden gevonden, moest worden geliquideerd. Op 10 juni werden alle 198 mannen koelbloedig vermoord, 184 vrouwen werden naar Ravensbruck gedeporteerd. Het dorp werd met de grond gelijkgemaakt. De Tsjechische regering in ballingschap, geschrokken van de zware gevolgen, ontkende iedere betrokkenheid en stelde de aanslag voor als een spontane uitbarsting van volkswoede. Op 24 oktober 1942 werden nog eens 252 familieleden en vrienden van de bewoners van Lidice vergast in Mauthausen.

Oradour

Oradour-sur-Glane, een boerendorp op een twintigtal kilometer van Limoges, was midden 1944 ternauwernood door de oorlog getroffen. Maar op 10 juni richtte een tweehonderd man sterke SS-pantserdivisie, op weg naar Normandië waar enkele dagen voordien de invasie had plaatsgegrepen, er een waar bloedblad aan. Alle mannelijke dorpelingen werden in schuren samengedreven en afgeschoten. De zowat 500 vrouwen en kinderen werden in de dorpskerk opgesloten en levend verbrand, de SS kogelde al wie probeerde te vluchten neer. Vervolgens werd het dorp geplunderd en platgebrand. In totaal kwamen 642 mensen om, slechts 36 dorpsbewoners konden ontkomen. Het motief voor dit bloedbad is nog steeds niet met zekerheid gekend.

Begin jaren vijftig kwam het in Frankrijk tot een proces tegen 21 daders van lagere rang. Bijna allen Elzassers die door de Duitsers willens nillens bij de Waffen-SS waren ingelijfd. Na de oorlog hadden ze hun Franse nationaliteit herwonnen. Twee werden ter dood veroordeeld, de anderen kregen een gevangenisstraf. Daarop vaardigde het Franse parlement onmiddellijk een algemene amnestiewet uit. De ruïnes van Oradour staan er nog steeds, als herdenkingsteken, stomme getuigen van de nazi-barbarij.

Gepubliceerd in Telepro, september 1998