Achter de schermen van de holocaust | Schermen om de Holocaust
Koning, keizer en admiraal (initiatiefnemers, makers en media) hebben het Vlaams holocaustmuseum dat die naam ondertussen schuwt als de pest, vorige week bezocht en toegejuicht. Een Vlaams en geen Belgisch initiatief, alsof de Joden van België en de Belgen die bij hun arrestatie en deportatie hebben bevorderd met zijn allen Vlamingen waren. Een Vlaams-liberaal initiatief, met op kop Patrick Dewael, die zegt fier te zijn op het bolwerk dat hij met dit museum denkt opgeworpen te hebben tegen extreemrechts.
Zaterdag opent het museum zijn deuren voor het grote publiek. We zijn benieuwd en hopen er het beste van. De meer dan een decennium durende en duur uitgevallen voorgeschiedenis van dit museum, met onnoemelijk veel gekonkel en gelobby achter de schermen, en onder druk van bepaalde Joodse belangengroepen uitsluiting van bepaalde personen en visies, voorspelt helaas niet veel goeds.
Nu al sluiten belanghebbende historici de rangen, met – zeggen ze me – in hun achterhoofd hun studenten die dat museum zullen kunnen gebruiken of nodig hebben. Ook de media bedekken het gesjoemel met de mantel der liefde, vegen het kleinmenselijk vertoon van veel politici en academici onder de uitgerolde rode loper.
Vorige week schreef historicus Marc Reynebeau een best kritisch stuk over het nieuwe museum in De Standaard. Hij betreurt dat het museum alleen maar The Belgian case (van de Holocaust) belicht en stelt terecht dat dat ook de bedoeling was van de betrokken politici en Joodse belangengroepen, met name de uitbreiding van het Joods museum van deportatie en verzet. Maar tegelijk verkleurt, verdraait en verzwijgt Reynebeau het een en ander, terwijl hij toch van bij het begin nauw betrokken was bij de hele affaire. Samen met Luckas Vander Taelen en enkele andere verdienstelijke mensen die niet bepaald uitblinken door historische kennis over dit vreselijk stuk verleden, maar wel met een nogal blauw tintje, maakte hij deel uit van de werkgroep die Dewael oprichtte om een blauwdruk te ontwerpen voor het museum dat, dixit Dewael, vooral architecturaal indrukwekkend moest zijn. Het siert Marc dat hij opstapte eens hij doorkreeg dat het museum vooral naar de zin van de Joodse belangengroepen (en politici?) moest zijn, meer dan volkomen historisch volledig en juist.
Ook verzwegen wordt dat dit museum er vooral is gekomen omdat vertegenwoordigers van 48 Europese landen, waaronder België en zijn deelregeringen, in januari 2000 op een holocaustconferentie in Stockholm, plechtig beloofden om opkomend extreemrechts (Jörg Haider, Vlaams blok) te bestrijden door nationale holocaustherdenkingsdagen, holocaustmusea en dito leerstoelen op te richten en/of te promoten.
Ook tussen de mazen van het geschiedenisnet geglipt is dat andere museum dat Dewael samen met het Vlaams holocaustmuseum wou oprichten, met als onderwerp de Vlaamse ontvoogding. Daarvoor zou wel een comité van bevoegde wetenschappers samengesteld worden. Of hoe de collectieve herinnering aan de Tweede wereldoorlog, die tot dan toegespitst was op verzet en collaboratie werd ingeruild voor het verhaal van de Belgische Holocaust (niet dat de deelname en het wegkijken van nogal wat Belgen zoveel mooier of beter is). Het museum over de Vlaamse ontvoogding is een wel heel stille dood gestorven samen met de vroegere collectieve herinnering.
Anders dan velen samen met Reynebeau stellen nam Dewael geenszins uit eigen beweging het initiatief om toch maar een wetenschappelijk comité op te richten voor het holocaustmuseum. Enkele historici waren behoorlijk ontstemd over de gang van zaken en wilden een vinger in de pap. Bruno De Wever sprak me hierover aan, ik trok mijn stoute schoenen aan en vroeg een onderhoud met de minister-president aan. Toen Dewael na een paar weken nog niet had gereageerd schreef ik een opiniestuk over wat er zoal achter de schermen gebeurde (De Standaard, 9 december 2001, www.serendib.be/artikels/eenuniekvlaamsholocaustmuseum.htm). Een tweetal dagen later ontmoette ik Dewael op zijn kabinet. Ik kreeg geen hartelijk onthaal maar uiteindelijk vroeg hij wel wie dan voorzitter moest worden van het wetenschappelijk comité. Ingeving van het moment: Bruno De Wever. Doel bereikt!
Het kostte Bruno heel wat moeite om tegen heel wat Joodse druk in mij in dat comité te krijgen. Voor dat comité trok ik naar de holocaustmusea in Washington en Jeruzalem om daarover te rapporteren en uiteindelijk schreef ik ook het grootste deel van het eindrapport van het comité. Dat document, die blauwdruk werd onder Joodse en mogelijk ook politieke druk door de regering in de prullenmand gedeponeerd. Verontwaardigd spraken de ex-comitéleden af niet te zullen meewerken aan nieuwe initiatieven. Maar al snel braken Rudi Van Doorslaer en Bruno De Wever in de wandelgangen van de politiek hun woord (zie: ww.serendib.be/artikels/eenkleinegeschiedenis.htm), minstens één van hen verneem ik net had aan iemand al een functie in het nieuwe museum beloofd. Bruno gaf de fakkel door aan een collega.
Ondertussen was Herman Van Goethem, die als historicus zeker geen specialist was (noch is) van de jodenuitroeiing en de nazi-kampen maar op dit vlak wel een in Joodse kringen onbesproken figuur, aangezocht als curator van. Toen de ongetwijfeld verdienstelijke man zich eind vorig jaar probeerde te profileren met een amateuristische interpretatie van de zogenaamd net teruggevonden eerste foto van de deportatie van Belgische Joden, kwam ik tussen om op een enkele serieuze ongerijmdheden te wijzen. Van Goethem contacteerde me voor het eerst in zijn leven en vroeg me om dit binnenskamers te houden. Toen ik niet deed (www.serendib.be/artikels/kromgaan) sloot hij me uit van alle communicatie en slechts één van mijn voormalige collega's uit dat comité liet me dat weten.
Best verrassend nieuws is ook dat Christophe Busch zaakwaarnemer wordt van het museum. Busch komt uit de sociale sector en houdt er al vele jaren een éénmans museumpje en zogenaamd onderzoekscentrum over holocaust en genociden op na (in feite één kamer). Hij was het die al een tijd geleden de foto waarvan hierboven sprake was aan Van Goethem en enkele andere historici toespeelde. Busch is veel beter beslagen in deze materie dan Van Goethem en vooral, hij weet zijn weg te maken. Hij doctoreert over genocidaire daders bij Johan Braeckman, een collega aan de Gentse universiteit die hier eigenlijk weinig of niets van afweet. Verwonderd over zijn keuze vroeg Johan hem waarom hij niet voor Gie van den Berghe koos, waarop Busch duidelijk maakte dat dat zijn belangen zou schaden omdat ik niet geliefd ben in bepaalde Joodse middens (Busch heeft me dit alles verteld tijdens onze enige ontmoeting). In zijn doctoraat zou hij ook, vermoedelijk om Johan Braeckman te plezieren, het bestaan van daders en het ontstaan van genociden ook evolutionair-psychologisch proberen te verklaren. Dat belooft.
Maar het museum is er nu, zeventig jaar nadat de Endlösung of jodenuitroeiing begonnen is. Nu woensdag 28 november is er een nocturne om een en ander te vieren en aan een select gezelschap voor te stellen. De leden van het comité dat zonder poespas werd afgedankt zijn ook uitgenodigd, evenwel zonder ondergetekende. Pieter Lagrou had snel door dat ik niet uitgenodigd was en probeerde de collega's tot een gemeenschappelijk standpunt, collegialiteit en solidariteit te bewegen. Niemand had daar oren naar. Eigen belang eerst. Er werden harde woorden uitgewisseld. Niet dat ik ooit op de uitnodiging zou zijn ingegaan, ethisch gezien had niemand op deze weloverwogen uitnodiging mogen ingaan. Door dat wel te doen legitimeren ze het museum dat ze nog niet gezien hebben, alsook alle gekonkel dat eraan voorafging en waarvan zij even het slachtoffer werden. Ze zullen, luidt het nu, hun kritiek niet sparen. Zeer goed, maar ze hadden het museum natuurlijk ook na de officiële opening kunnen bezoeken, dat zou van meer integriteit en fatsoen getuigd hebben. Maar de heren hebben elkaar nog nodig, zetelen samen in allerhande combinaties in redactie- en andere raden.
De pijnlijke voorgeschiedenis van dit museum (die doet denken aan die van het holocaustmuseum in Washington) weerspiegelt op zeer kleine schaal dat wat het museum verondersteld wordt te belichten en te bestrijden: uitsluiting, discriminatie en intolerantie.
Merkwaardig ook is dat op de website van De Morgen vooral negatief gereageerd wordt op een nogal glorificerend opiniestuk van Patrick Dewael en dat sommigen zowaar denken dat het museum er komt om de NVA te bestrijden. Hopelijk komt het nooit zo ver – al valt dat zeker niet uit te sluiten – en dan is het zeer de vraag of musea en herdenkingsdagen man made disasters kunnen tegenhouden.
Inzet van dit alles is niet mijn persoon of belang (straks moeten een aantal van de ex-leden van het afgedankte comité mee beslissen of een groot artikel waaraan ik werk in een bepaald tijdschrift komt), maar wel het feit dat straks honderdduizenden schoolgaande jongeren door dit museum dat niet echt historisch mocht zijn zullen worden gejaagd.
Al een geluk dat de Israëlische oorlog tegen Gaza weer (even) voorbij is.