Holocaustontkenning ontkennen

Bent u van oordeel dat negationisme en revisionisme getolereerd mogen worden in de hedendaagse samenleving? Of moet hierop een verbod komen? (Vraag van een dertigjarige man op www.ikhebeenvraag.be , 20 januari 2011) 

1. Het verbod IS er al. In België en andere landen werd in 1995 ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de bevrijding van de nazi-kampen een wet ingevoerd tegen het ontkennen, minimaliseren of banaliseren van de zogenaamde Holocaust (ik schrijf 'zogenaamd' omdat 'holocaust' een religieus begrip is, brandoffer aan god betekent, en dat wel het laatste is wat men kan zeggen van de Endlösung - daderterm - of jodenuitroeiing - wetenschappelijke term). Daarmee gaf ook de Belgische regering toe aan jarenlange druk van Joodse zijde om dergelijke particularistische wet in te voeren.  

2. Ik ben een absoluut tegenstander van deze beperking van de vrijheid van meningsuiting en heb daarvoor volgende argumenten. 

a. Het is een particularistische wet, hij geldt voorlopig slechts voor één genocide, met als achterliggende gedachte dat de genocide op de Joden (en bijvoorbeeld niet die op de Roma en Sinti) uniek en onvergelijkbaar is. Of dat met andere woorden, het leed dat de Joden werd berokkend groter is dan dat andere volkeren te verduren kregen. Toen eind vorig jaar een voorzichtig voorstel werd geopperd  om de wet tegen het negationisme uit te breiden tot andere genociden, was de Joodse gemeenschap (bij monde van onder meer Joods Actueel) er als de kippen bij om moord en brand te schreeuwen en druk uit te oefenen om deze democratisch ogende uitbreiding tegen te houden. 

b. De Holocaust (die ik als religieus begrip met hoofdletter schrijf, iets wat helaas zelfs in wetenschappelijke kringen is ingeburgerd) is blijkbaar heiliger, waardevoller, sacraler dan god zelf. Want tot nader order mag god wel ontkend, geminimaliseerd, gebanaliseerd, betwijfeld worden. Of zullen we atheïsten ook maar meteen bij wet veroordelen, zoals ze vroeger ooit op de brandstapel en in kerkers stierven? 

c. De wet tegen het negationisme is een zwaktebod. Hij lijkt aan te geven dat men over onvoldoende argumenten beschikt om de Holocaustontkenners van antwoord te dienen. Ofwel dat het bij het grote publiek zo erbarmelijk slecht gesteld is met de kennis over de Jodenuitroeiing (zoals ook wat andere geschiedkundige onderwerpen betreft), dat dat publiek zeer vatbaar is voor ontkennerargumenten. Men moet dus  Holocaustontkenners met argumenten, onderwijs en voorlichting van antwoord dienen. Meningen, hoe schokkend ook, zomaar verbieden oefent op velen een  aantrekkingskracht uit die averechts werken kan. Daar moet iets mee aan de hand zijn, denken velen dan, want zo te zien kunnen die  argumenten niet weerlegd worden. 

d. Tamelijk wat argumenten van de Holocaustontkenners zijn ook niet makkelijk te weerleggen. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat het beeld dat bij het grote publiek en ook in de media heerst van de Jodenuitroeiing serieus scheef getrokken is, sterk gesimplificeerd werd. Het hele verhaal zat heel wat complexer in elkaar dan het gestereotypeerde beeld 'Holocaust' laat geloven. Of met andere woorden, wil men negationistische argumenten afdoend weerleggen dan moet men vaak  eerst het sacrale gestereotypeerde beeld van veel aspecten van die Holocaust geschiedkundig bijstellen, corrigeren. En daarop rust een taboe. Wie dat doet, als ter zake bevoegd wetenschapper, riskeert zelf van negationisme verdacht gemaakt en beschuldigd te worden; een beschuldiging die zeer snel ontaarden kan in die van antisemitisme. Herziening van een (deels) onjuist weergegeven of geïnterpreteerd geschiedkundig feit heet revisionisme. Met dergelijke herziening of revisionisme is niets fout, integendeel. De verwarring over 'revisionisme' is ontstaan doordat Holocaustontkenners, negationisten, zichzelf de eretitel van revisionist ten onrechte hebben toegeëigend. Ten onrechte, schrijf ik, omdat de ontkenners over geen goede, sluitende geschiedkundige argumenten beschikken en alleen maar inspelen (sommigen weliswaar ter goeder trouw, zeg maar blindelings) op deels onjuiste, stereotiepe voorstellingen van de Jodenuitroeiing. 

3. Negationisme moet dus niet verboden maar weerlegd worden. Daar kan onze geschiedkundige kennis, ons inzicht in andere door mensen veroorzaakte rampen, onze verdraagzaamheid voor andersdenkenden en ons respect voor andermans mening en zijn/haar vrijheid om die te uiten, alleen maar wel bij varen. Ondanks de wet tegen het negationisme zou ik er dus voor pleiten om bijvoorbeeld in de klas of het auditorium stelselmatig uit te gaan van een negationistisch argument om dat afdoend en overtuigend te weerleggen. Een betere les geschiedenis en vrije meningsuiting kan ik me bijna niet indenken. Een andere mogelijkheid is 'Het huiswerk voor Holocaustontkenners' dat ik zo'n tien jaar geleden heb opgesteld. De bestaande, eigentijdse lijsten van de deportatie van met naam en geboortedatum genoemde Joden gebruiken om na te gaan wat met al tien- tot (elders) honderdduizenden Joden die nooit teruggekeerd zijn, in de 'geschiedenis' verdwenen zijn, is gebeurd. Bijvoorbeeld elke 13de persoon op de ongeveer 500 bladzijden dikke Memoriaal van de deportatie van de Joden uit België. Dat de negationisten en eventueel ook leerlingen daar maar eens mee beginnen. Dat lijkt me heel wat zinniger en democratischer.