Triomf van het irrationalisme | Lourdes

Het begon allemaal op 11 februari 1858. Die dag kreeg de veer­tienjarige Marie-Bernarde Soubirous, toen ze in een grot hout sprokkelde, een wonderlijke verschij­ning. Een in het wit ge­kleed meisje lachte haar vriendelijk toe en leek haar te wenken. Ge­schrok­ken haalde Berna­dette haar rozen­krans boven, het witte meisje deed hetzelfde en maakte een kruis­teken. In vijf maand tijd volgden nog zeventien ver­schij­ningen. Daarmee was de basis gelegd voor wat het groot­ste bedevaarts­oord van het katholi­cisme zou worden: Lourdes, tegenwoordig goed voor vijf miljoen bedevaar­ders per jaar.

Bernadette kwam uit een straatarm kroostrijk gezin. Ze was astmatisch en zwak, kon lezen noch schrijven, sprak alleen dialect, verstond geen Frans. Ze was vroom en aanbad, zoals vele kinderen in de Pyreneeën, de maagd Maria. Van gods­dienst wist ze weinig meer af dan het onzevader en het weesge­groet.

Bernadettes zus verklapte het eerste visioen aan hun ouders. Bernadette kreeg een draai om de oren en mocht niet meer naar de grot. Ze keerde toch terug, vergezeld van een tiental kinderen. Het meisje verscheen opnieuw. Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuur­tje. Sommigen dachten aan een spook, anderen waren ervan overtuigd dat het om de Maagd ging. Toen Bernadette bij de negende verschijning een bron ontdekte en van het brakke water dronk, was er geen houden meer aan. Een week later waren er al zevendui­zend belangstel­lenden. De eerste flessen water werden gevuld, wonde­ren konden niet uitblij­ven.

Bij het dertiende visioen sprak de verschijning voor het eerst. Ze vroeg om een processie naar de grot en een kapel. Bij een volgende ontmoeting vroeg Berna­dette haar wie ze was. Na enig aandringen antwoordde het meisje in het dialect van de streek dat ze de Onbevlekte Ontvangenis was. De bevolking bracht geschenken en bouwde een kapel. Er kwam een ware zie­nersgolf op gang, velen geraakten in extase.

De plaatselijke overheden, ook de kerkelijke, reageerden ongelovig en krampachtig. Ze wilden alles onder controle houden, de massahysterie indijken. Bernadette werd onder druk gezet maar bleef bij haar verklaringen. De grot werd afgeslo­ten, geschenken weggehaald, de kapel geslo­ten, mensen werden voor het gerecht gedaagd wegens het ver­spreiden van valse geruchten. De Lourdenaren pikten dit niet, ze voel­den zich ge­krenkt in hun religieus gevoel. Enkele katho­lieke notabelen sprongen hen bij, invloedrijke Parijze­naars kozen hun kant. Louis Veuillot, een machtig katholiek activist, kwam naar Lourdes, klom over de versper­ring, bad in de grot en nam het in zijn krant voor ze op. Lourdes verwierf nationale bekend­heid. In 1862 al erkende de Kerk de verschijningen.

Bernadette werd vereerd als een heilige, maar ze bleef be­scheiden en ingetogen. Maar de Kerk zag in haar een ge­vaar­lij­ke riva­le. Zieneressen die niet in goede banen geleid worden, kunnen afdwalen en anderen meeslepen. Bernadette leidde te veel aandacht af van het heiligdom en de Maagd. In 1866 werd ze over­ge­bracht naar een af­gelegen kloos­ter. Ze verpleeg­de er zieken en stond tot haar dood onder perma­nent toe­zicht. De Kerk deed er alles aan om haar nederig te houden, wat niet zelden gepaard ging met vernederingen. Op vijfender­tigjarige leeftijd over­leed ze aan tuber­culose, de volledige aflaat die Pius IX haar gegeven had in de handen geklemd.

Bernadettes visioenen waren niet echt uitzonderlijk. De Maagd verscheen al eeuwenlang aan een­voudi­ge, onge­letterde meis­jes in afgelegen bergstreken. Aan won­derbronnen was al evenmin ge­brek. Het mira­culeuze sloot ook goed aan bij het volksgeloof in magische krachten, feeën en demonen (die zich meestal in grotten ophielden). En in de negentiende eeuw was het aantal verschijningen, samen met de Mariaverering, gestaag toege­no­men.

Wel uitzonderlijk was, dat Bernadette geen Madonna met kind zag maar een meisje van haar leeftijd. De Kerk wou dat ze dat herriep, maar Bernadette bleef bij haar voorstel­ling van zaken. Een andere afwijking van het normale pa­troon was van veel groter belang: de verschijning noemde zichzelf de Onbe­vlekte Ontvangenis, de naam van het dogma dat drie jaar voor­dien was uitge­vaardigd door Pius IX. Deze paus had zich, nadat hij in 1848 door de revolutie uit Rome was verdreven, toege­legd op de strijd tegen republiek, moder­niteit en voor­uitgang. De ver­heerlijking van Maria en pausdom (in 1870 volgde de pause­lijke onfeil­baarheid) als tegen­wicht tegen socialisme, commu­nisme, toenemende ongelovigheid en scepsis. Geloof in het tegen- of bovennatuur­lijke, aseksuele voortplan­ting bijvoor­beeld, als antwoord op het secularisme. Bernadet­tes visioen kwam als van de hemel gezonden. "Maria verscheen om het dogma te bekrachtigen", luidt het in een encycliek die ter gelegen­heid van de honderdste verjaardag van de ver­schijnin­gen werd uitgege­ven.

De wonderbaarlijke verschijningen en genezingen werden inge­past in de reactie tegen de opmars van rationalisme en voor­uitgangsgeloof. Alleen het ware geloof, dat in god, kon red­ding brengen. Tegen alle rede in, als een daad van blind geloof, ondernamen zwaar zieke mensen de toen bijzonder zware tocht naar Lour­des. Ze baad­den in het vieze, brakke water, vol verband, etter en bloed. In wonderverha­len uit die tijd wordt fel uitgehaald naar de moderne geneeskunde en haar falen. Sterk bena­drukt wordt dat men tegen ieder medisch advies in handel­de. Het geloof geneest en brengt redding, niet de weten­schap.

Ook gezonde bedevaarders deelden in dit dolorisme, de verheer­lijking van pijn, lijden en ziekte. Sommigen dronken met opzet water uit de bassins vol ziektekiemen. Ze aten korsten van melaatsen, zogen etter uit wonden van stervenden. Heilig voedsel, heerlijke gerechten, de pijn der verlossing! De kracht van het geloof tegen de wetenschap van Pasteur. De triomf van de irrationaliteit als geloofsbelijdenis.

Begin jaren zeventig, na de nederlaag in de Frans-Duitse Oorlog en de Parijse Commu­ne, kreeg de Restauratie weer wind in de zeilen. De voorstanders van Ancien Régime en monar­chie zagen deze dubbele catastrofe als een straf voor Frank­rijk, omdat het geweigerd had de paus te helpen bij het her­overen van territo­riale bezittingen die hij in 1870 was kwijtgespeeld aan het eenge­maakte Italië. Een jaarlijkse nationale bedevaart naar Lourdes leek een goed middel om het verbond tussen monar­chie en katho­licis­me te bezegelen. Boete doen en berouw tonen om de monar­chie te herstellen. Frankrijk terug aan Maria wijden. Gedaan met de Droits de l'Homme, leve de Droits de Dieu!

Lourdes, dat in een mum van tijd was uitgegroeid tot een nationaal bede­vaartsoord, werd het centrum van de katholieke tegen­cultuur die Frankrijk wou zuiveren van republikeinen, vrijmet­selaars en joden. Deze fel anti-semitische beweging liet zich niet onbetuigd in de Dreyfus-affaire. In het lijf­blad van de Assumptionisten, de organisatoren van de nationale bede­vaart, stonden naast religieuze afbeeldingen steevast ook anti-semitische spotprenten. In 1900 werd de orde der Assump­tionisten verboden wegens samenzwe­ring tegen de Repu­bliek.

Rond de eeuwwisseling leek de strijd tussen republiek en monarchie, secularisme en reli­gie gestreden. In 1905 werden Kerk en Staat grondwettelijk van elkaar ge­scheiden. Klooster­orden werden verboden, katholieke scholen gesloten, kruisbeel­den verwijderd. Maar het extreem-rechtse leiderschap van de pelgrimagebeweging overleefde, Lourdes bleef een broedplaats voor extreem rechts. Tijdens de Tweede Wereldoor­log stond het symbool voor het verbond tussen Vichy-regime en katholieke Kerk. Onder Pétain, die Lourdes al in april 1941 bezocht, werden heel wat anti-klerikale wetten terug­geschroefd.

Veel van het bovenstaande is terug te vinden in Lourdes van Ruth Harris, een Engelse geschiedkundige. Als je tenminste volhardend genoeg bent om het bij mekaar te sprokkelen in dit vrij chao­tische boek. Harris trok naar Lourdes toen ze aan een aandoe­ning leed die de medische wetenschap niet kon thuis­brengen: "Wat doen zieke mensen als de wetenschap hun niets te bieden heeft?" Zo simpel is dat. Ondertussen is ze genezen van de aandoening; of dat iets met Lourdes of geneeskunde te maken heeft, zegt ze er niet bij. Lourdes bekeerde haar niet, maar het verzet van de bedevaar­ders "tegen de vooruitgangsbeloften" raakte "een innerlijke snaar omdat ook zij geconfronteerd werd met het feit dat de moderne geneeskun­de mogelijk niet veel voor haar zou kunnen doen". Daarom wil ze Lourdes "begrijpen zonder te oordelen". De "blijvende aantrekkingskracht van het miracu­leu­ze in het geloof" kun je maar begrijpen als je er "een sympa­thieke houding tegenover aanneemt".

Harris gaat invoelend te werk. Ze schaart zich onvoorwaarde­lijk aan de kant van miljoenen bedevaartgangsters, laat hun subjectieve ervaring op alles primeren, schakelt haar kriti­sche zin uit. Ook dat is natuurlijk oordelen, zij het uitge­sproken subjec­tief, meer waarde-oordeel dan oordeel. Harris twijfelt bijvoorbeeld geen seconde aan "de overwel­digende macht van het bovennatuurlijke", aan wonde­ren en genezingen die "de weten­schappelijke wereld ontkennen noch verklaren kan". Ook de ver­schij­ningen aanvaardt ze zonder meer als vaststaande realiteit.

Zelfs de objectieve maatstaven die de Kerk na enkele decennia in­voerde om echte van vermeende wonde­ren te scheiden zijn er voor Harris te veel aan. Ze bewijzen dat ook de geestelijkheid zich van de volkstradities afkeerde. Ze vindt het schandelijk dat van de vele vrouwen die bijvoorbeeld in 1897 op wonderlij­ke wijze genazen "slechts één of twee ooit een officiële kerke­lijke beves­tiging ontving van het wonder. Het is daarom hun eigen opvatting omtrent ziekte en genezing die van belang is". Gezien vanuit de persoonlijke beleving zijn alle genezin­gen wonderlijk, ook die van de vrouw die al twin­tig jaar doof was "vanwege overma­tig oorsmeer en nu ge­loofde dat de inspui­ting met water een wonder teweeg had gebracht". Het enige dat voor Harris telt is de "subjectieve zekerheid en de empirische bevestiging door familie en plaat­selijke gemeen­schap".

Harris schetst de culturele, sociale en economische context, de armoe en ellende van de bevolking van de Pyreneeën, maar wijst ze nadrukke­lijk af als mogelijke oorzaken. Ook voor het misbruik dat reactio­naire krachten gemaakt hebben van het volksge­loof sluit ze de ogen. De argu­menten van Lourdes-criti­ci komen ter­nau­wernood aan bod en worden dan terzij­de gescho­ven als te kritisch, te weinig invoelend. Begrippen als hyste­rie, sugges­tie, placebo-effect en psychosomatische aandoening, wijst ze verontwaardigd af als denigrerende misken­ningen van de volkserva­ring.

Ze vermeldt de anti-semitische haatcampagnes wel, verzwijgt de banden met protofascistisch rechts niet, maar volgens haar weegt dat alles niet op tegen "de steun van de vroomheid van de armen en de hunkering van de zieken, aangetrokken door de eenvoud van Bernadettes boodschap". Harris' geschiedenis van Lourdes heeft meer vandoen met getuige­nislitera­tuur dan met weten­schap. Het is een met historische feiten opgesmukt volks­verhaal.

Harris' stijl munt niet uit door duidelijkheid. Vooral de theoretiserende stukken zijn bijzonder duister, vol miracu­leuze redeneringen. In het Engels kun je wel min of meer volgen, maar in de Nederlandse vertaling is dat bijna ondoen­baar. De vele fout ver­taalde woorden, begrippen en ge­dachten­gangen maken een en ander compleet onbegrijpelijk. 'Een beeld voor de geest roepen' ­werd vertaald als 'samen het beeld vormen'; 'vrees' (om in water ondergedompeld te worden) is 'doods­angst' geworden; 'opvolgen' werd 'optre­den'; 'gemeente' wordt stee­vast vertaald als 'gemeenschap'; 'liefda­digheid' als 'liefde'. In de vertaling worden mensen geboend in plaats van geschrobd; 'vrou­welijk symbolisme' is op myste­rieuze wijze omgezet in 'deze associ­aties'. Het lijkt wel het werk van op hol geslagen vertaal­software. Voortdu­rend moet je je het hoofd breken over wat bedoeld kan worden. Een voor­beeld uit vele. "Hoewel Callet [de veldwachter] zijn baan graag wilde houden, zodat hij verplicht was in het open­baar aan de touwtjes te trekken, was hij per­soonlijk een aanhanger van de grot." In het Engels wordt duidelijk dat de man privé voor de Grot was, maar in het openbaar niet anders kon dan de bevelen van zijn over­sten uitvoeren.

Het gaat, vind ik, almaar slechter met de vertaling van non-fictie. Sommigen gooien er werkelijk met de pet naar. Maar het ligt niet aan de vertalers alleen, het zit veel dieper. Uitge­vers willen de vertaling van spraak­ma­kende en aan de actuali­teit gebonden boeken steeds sneller op de markt gooien. Als het even kan tegelijk met het origi­neel (niet zelden wordt een onafge­werkt manuscript vertaald). Alles draait om verkoop­cijfers en winst. Tijd voor redactie en drukproeven is er niet (ook in dit boek ontbreken nogal wat letters, woorden en zinnen). Er moet steeds sneller vertaald worden. En dat gaat, aangezien ook vertalers geen wonderen kunnen doen, onvermijde­lijk ten koste van de kwaliteit.

 

Ruth Harris - Lourdes. Geschiedenis van een religieus feno­meen, Anthos, Amsterdam, 479 blz.

Lourdes. Body and Spirit in the Secular Age,Allen La­ne/Penguin, London, 474 blz.

Gepubliceerd in De Morgen