Souvenir | Susan Sontag - On photography

Fotografieën, beelden geschreven door het licht, hadden van meet af aan grote overtuigingskracht. De internationale campagne tegen de gruweldaden in de Kongo van Leopold II bijvoorbeeld, kreeg pas wind in de zeilen toen, kort nadat Kodak in 1888 de eerste betaalbare draagbare camera lanceerde, missionarissen foto's opstuurden van mannen, vrouwen en kinderen wier handen waren afgehakt omdat ze niet genoeg rubber hadden binnengebracht (in de Middeleeuwen werden dieven op die wijze gestraft; tijdens en na WO-I hechtten velen geloof aan de mythe dat de... Duitsers handen van kinderen afhakten).

Foto's komen het dichtst in de buurt van iets met eigen ogen gezien hebben. Ze 'bewijzen' dat iets werkelijk gebeurd is, bepalen soms de werkelijkheid. 'Je hebt', schreef Emile Zola in 1901, 'iets maar echt gezien als je het gefotografeerd hebt'. Foto's liegen niet. De camera is, luidde de eerste slogan van Kodak, 'een spiegel met een geheugen'. Alsof de camera, niet de fotograaf ziet.

Ondertussen horen we beter te weten. Foto's zijn interpretaties, manipulaties van stukken werkelijkheid. Geen spiegels maar concepten; de fotograaf ensceneert, ziét de foto voordat hij afdrukt. Elk beeld is een vervormde afspiegeling, zoals de schaduwbeelden in Plato's grot. Foto's zijn fragmenten van, citaten uit de realiteit. Verander context of onderschrift en ze krijgen een andere betekenis.

De fotografie bracht ons een nieuwe visuele code bij. Ze leerde ons fotografisch kijken, breidde het bezienswaardige uit, al maakte ze dat tegelijk almaar clichématiger. Moderne staten hadden snel door dat beelden meer en beter toezicht en controle toelaten. In 1871 verspreidde de Parijse politie foto's van uitgemoorde communards om duidelijk te maken dat de orde was hersteld. Later kregen we pasfoto's, bewakingscamera's, flitspalen... en altijd weer lokt dat verzet en agressie uit.

Elk gebruik van de camera houdt een zekere agressie in. Het toestel wordt 'gericht' als een wapen, plaatjes worden 'geschoten'. Het heeft iets roofzuchtigs. Wie fotografeert eigent zich iets toe, berooft. Er kleeft nog altijd iets magisch aan; de foto van het lief wordt als een talisman of fetisj bijgehouden en, als het uit is, teruggevraagd of vernietigd.

Bijna iedereen heeft een eigen portrettengalerij, vereeuwigde 'prestaties' van leden van het gezin of andere gewaardeerde groepen: behoren bij, opheffing van onzeker- en eenzaamheid. Ook op reis, in den vreemde, worden veel kiekjes gemaakt. Onzekerheid wegnemen, vorm geven aan nieuwe ervaringen. En natuurlijk al dat moois en merkwaardigs vastleggen, al valt het op dat de toeristen bijna altijd mee op de foto moeten. Hét bewijs dat men ergens geweest is, veel gezien heeft, lol getrapt heeft. Souvenirs, gefixeerde herinneringen, maar ook memento mori, elk fotoalbum illustreert het verouderingsproces, sterfelijkheid.

De alomtegenwoordigheid van beelden tast de morele gevoeligheid aan. Herhaalde blootstelling aan gruwelfoto's verdooft, de gruweldaden lijken er minder echt door, de morele verontwaardiging ebt weg. Het is als met pornografie, er treedt gewenning op en het zijn tenslotte... maar beelden, die bovendien in niets verschillen van fictief, filmisch geweld. Alles kan en mag in beeld gebracht worden. Reclamedoeleinden 'verschonen' armoe, ziekte en sterven (denk aan de Benettoncampagne).

De camera 'maakt van iedereen een toerist in de realiteit van anderen, en uiteindelijk in die van zichzelf'. Met de beroepsfotograaf als supertoerist. Inkaderen zonder tussen te komen. 'Fotograferen is een daad van non-interventie', zeker in tijden van nood. Om het ondraaglijke te dragen, zijn afstandelijkheid en morele ongevoeligheid vereist.

De meeste foto's zijn bedoeld als kopie, een zo natuurgetrouw mogelijke weergave van iets dat familiaal, wetenschappelijk, militair of anderszins van belang is. Kunstzinnige foto's daarentegen kopiëren de werkelijkheid niet, maar werpen er nieuw licht op. Ze leggen schoonheid bloot waar niemand ze verwacht, niet zelden in wat iedereen zien kan maar als 'te gewoon' veronachtzaamt. Maar of dat ook Kunst is? Susan Sontag geeft daar geen duidelijk antwoord op, al vindt ze het correct dat foto's, anders dan schilderijen, niet gesigneerd worden.

Beelden bevestigen de werkelijkheid en bekrachtigen ervaringen. In de welvarende wereld is bijna iedereen verslaafd aan deze 'onweerstaanbare vorm van mentale pollutie'. Beelden voorzien in instant geschiedenis, ogenblikkelijke sociologie en participatie. Maar zoals bij veel instant, blijft veel aan de oppervlakte. Het is slechts schouwspel, niet iedereen krijgt zijn deel.

Beelden leveren schijnkennis, kennis op een koopje. Of met de woorden van Bertolt Brecht: een foto van de Krupp-werken onthult zo goed als niets over dat bedrijf. Begrijpen is niet gebaseerd op hoe iets er uitziet, maar op hoe iets werkt, functioneert. En functioneren gebeurt in de tijd, moet dus ook in de tijd verklaard worden. Alleen het verhalende leidt tot begrip, laat toe iets te doorgronden.

Beeldcultuur en kapitalistische maatschappij gaan samen. Beelden zetten tot kopen aan, en dat verdooft frustraties die samenhangen met (inkomens)klasse, sekse, ras... Beelden schragen de heersende ideologie: spektakel voor de massa, controle voor machthebbers. Product- en beeldverandering in plaats van maatschappelijke verandering; 'de vrijheid een pluraliteit van beelden en goederen te consumeren gelijkgeschakeld met vrijheid zelf. De vernauwing van vrije politieke keuze tot vrije economische consumptie vereist de onbeperkte productie en consumptie van beelden'.Consumeren betekent opbranden, opgebruiken. Vandaar de vraag naar altijd nieuwe en meer producten. Met beelden als superproduct, want die zijn nu eenmaal onuitputtelijk. Maar ze verbruiken, consumeren de realiteit. Tegelijk tegengif en ziekte, accapareren en banaliseren ze de werkelijkheid in een voort-durende recyclage.

Susan Sontag - On photography, Penguin, 1977

Deze bijdrage verscheen in de reeks 'De klassieker' in De Tijd van 24 januari 2004.