Robinson Crusoe | Mythe en werkelijkheid

De avonturen van Robinson Crusoe hebben sinds hun publicatie in 1719 velen begeesterd, jong en oud, rijk en arm. Groten der aarde spraken er lof over. Filosoof Jean-Jacques Rousseau maakte in Emile ou de l'éducation slechts één uitzondering op zijn stelregel dat "boeken slecht zijn, alleen maar leren praten over wat men niet weet": Robinson Crusoe, "het spektakel van een man die in zijn eentje werkt om te overleven".

Het stichtend, Victoriaans boek van de politieke auteur Daniel Defoe werd ettelijke keren uitgegeven en in vele talen vertaald. Een succes dat Pierre Larousse in zijn onvolprezen Grand dictionnaire universel du XIX siècle(1863) toeschreef aan de levensechtheid en de hoogstaande moraal van het verhaal. Van groter belang is waarschijnlijk dat Defoe, als kind van zijn tijd, de Mens verheerlijkte. De 'naakte' mens, teruggeworpen op zijn natuurlijke gaven, triomferend over de natuur; een lofrede op de westerse mens, zeg maar de Engelse gentleman.

Zo gedraagt Robinson Crusoe zich wanneer hij als enige overlevende van een schipbreuk op een onbewoond eiland belandt. Nooit gekweld door eenzaamheid of wanhoop, altijd geduldig en werklustig, betrouwend op god en zijn umbrella. Na drieëntwintig jaar alleenzijn redt hij een uit het niets opgedoken kannibaal van de dood (je zult maar kannibaal zijn op een onbewoond eiland!). Hij noemt hem Vrijdag en bekeert hem, zijn vader en nog een zwarte tot het christendom. Crusoe keert na achtentwintig jaar afwezigheid naar de beschaafde wereld terug alsof er niets gebeurd is.

Volgens Larousse dankt het boek zijn grootste kracht aan het feit dat het zo waar gebeurd lijkt. De onvolkomenheden en fouten in het relaas van Defoe maken het alleen nog echter - bijvoorbeeld Robinson die zijn kleren uittrekt, naar het wrak zwemt en zijn zakken volpropt met scheepsbeschuit. Het boek is "zo naïef, zo eerlijk, dat het bijna onmogelijk lijkt dat Robinson een imaginaire creatie is. Afgunstigen en vijanden beweren dat Defoe zich heeft gebaseerd op de avonturen van ene Alexander Selkirk die vier jaar en vier maand op het eiland Juan Fernandez zou vertoefd hebben. Er zou al eerder over die man gepubliceerd zijn. Mogelijk, maar dat verandert niets aan de grote verdienste van Defoe".

Robinson Crusoe, de fictie, had midden negentiende eeuw Alexander Selkirk, de werkelijkheid verdrongen. Selkirk was ongeloofwaardig geworden, moest het afleggen tegen de legende. Honderd jaar later, in 1966, werd het vulkanisch eiland waar hij vier jaar en vier maand overleefd had, om toeristische redenen omgedoopt tot Isla Robinson Crusoe. Een nabijgelegen, klein en onbewoonbaar rotseiland werd naar Selkirk genoemd, ook al zette hij er nooit voet aan wal.


Piraten

Het bewuste eiland ligt op zo'n 500 kilometer ten westen van de Chileense kust, negentien op zeseneenhalve kilometer groot. Het werd in 1574 ontdekt door een zeevarend koopman, Don Juan Fernandez, en naar hem genoemd.

In 1680 deed William Dampier, een roemrucht piraat en auteur van reisverhalen, het eiland aan. Zeventien jaar later berichtte hij erover in het druk gelezen New Voyage around the World. Daarin ook het verhaal van Will, een Miskito-indiaan die, toen hij in de bergen op geitenjacht was, per vergissing op het eiland werd achtergelaten en pas drie jaar later weer werd opgepikt.

In 1702 organiseerde Dampier een nieuwe tocht om de zilvervloot van de koning van Spanje te veroveren, galjoenen op weg naar Spanje, vol goud uit zuid-Amerikaanse mijnen. Dampier had zijn investeerders verzekerd dat het goud gewoon voor het rapen lag.

Het was niet zomaar een plundertocht. Engeland, Oostenrijk en Nederland waren in oorlog met Spanje en Frankrijk. Deze en andere rooftochten werden bij koninklijke proclamatie verheven tot "vergeldingsmaatregelen tegen de overzeese bezittingen van hunne katholieke majesteiten de koningin van Frankrijk en Spanje". De kapers kregen een officiële kaapbrief. Buit zou de enige beloning zijn voor de bemanning. Overeengekomen werd dat, anders dan gebruikelijk, geen manschappen zouden worden afgezet op onbewoonde eilanden.

Op 11 september 1702 voeren de St George en de Cinque Ports uit, bemand door in totaal zo'n tweehonderd man. Een zootje ongeregeld, wanhopige en misnoegde lieden die een bestaan zonder hoop de rug toekeerden, het avontuur tegemoet. Ze "maakten meer kans op scheurbuik of dysenterie dan op goud", velen zouden sneuvelen, deserteren of creperen.

Schipper van de Cinque Ports was de stugge Schot Alexander Selkirk (°1680). De zee had hem van jongsaf aangetrokken, al op zijn vijftiende koos hij het ruime sop. In 1702 was hij een keihard, door de wol geverfd zeeman; gewelddadig en opvliegend, vechtersbaas en overlever. Maar wel een goed navigator en dat was nodig. Zeekaarten waren onbetrouwbaar, elke kaart gaf een andere breedte aan, de lengtegraad was nog niet ontdekt, men moest op sterren en andere hemellichamen voortgaan.


Het eiland

Nog voor ze uitvoeren lagen de kapiteins overhoop met gezagvoerder Dampier. Na een maand werd de bemanning muitziek, geteisterd door verveling, dronkenschap, ruzie, ziekte (scheurbuik, de "gesel van de zee") en chirurgijns. Een man die een schedelbreuk had opgelopen toen hij uit de ra viel, werd behandeld door aderlatingen, maar "hij bleef zwijgen". Een oproerkraaier werd aan land gezet. Toen ze op 4 februari op het eiland aanmeerden, bleven er van de oorspronkelijk negentig manschappen van de Cinque Ports maar tweeënveertig over.

Vier weken later maakten ze eindelijk een schip buit. In het gevecht toonde Dampier zich een lafaard. Tot overmaat van ramp liet hij, omgekocht door de kapitein van het veroverde schip, de buit ontglippen. De "mannen waren razend. Het waren misschien dieven, maar ze verwachtten een strategie, dat iedereen zich aan de regels hield". Ook dieven hebben een moraal.

In september 1704 kreeg Selkirk het aan de stok met Stradling, zijn kapitein. De Cinque Ports was door paalwormen aangetast, de scheepsbodem leek wel een vergiet. Stradling wou toch uitvaren om zijn reis terug te verdienen en zijn reputatie te herstellen. Selkirk was tegen, volgens hem zouden ze met man en muis vergaan. De ruzie liep hoog op, Stradling liet hem op het eiland achter. Tevergeefs smeekte Selkirk om vergeving.

Hij moest zich redden met een bundeltje kleren en wat beddengoed, een pistool, kogels, kruit, een bijltje, een mes, een pan, een bijbel en gebedenboek, zijn navigatie-instrumenten en kaarten. Hij stond veel op de uitkijk, bang een schip te missen, bouwde een onderkomen, jaagde op geiten, neukte ze, legde voorraden aan. Hij werd "de man van het eiland; vorst van alles wat hij overzag".

De Cinque Ports hield het maar een maand vol, het grootste deel van de bemanning verdronk. Dampier keerde pas in 1707 met lege handen in Engeland terug waar zijn ontgoochelde financiers een proces tegen hem aanspanden.


Redding

Dankzij zijn reputatie als enige Engelsman die tweemaal rond de aarde was gevaren, vond Dampier vrij snel financiers voor nog een expeditie. Dit keer zouden weduwen van gesneuvelden vijftien pond krijgen. Voor de afreis werd naar hartelust getrouwd. Dampier ging mee als loods.

Eind januari 1709 kwam het eiland in zicht. Selkirk, die een vreugdevuur had aangestoken, leek niet meer op een mens, hij kon zich ternauwernood verstaanbaar maken. Midden februari voeren ze weer uit. Selkirk kreeg de leiding over een veroverd schip. In december maakten ze een zilvergaljoen buit, volgeladen met stofgoud, goudstaven, gouden munten, specerijen, muskus, bijenwas, textiel... Maar toen ze een groter galjoen wilden enteren, kregen ze het deksel op de neus.

De terugreis verliep verre van voorspoedig, ze nam uiteindelijk bijna een jaar in beslag. De hele tijd werd er over de buit gekibbeld, thuisgekomen werd er van alle kanten aan getrokken. Pas drie jaar later kreeg de bemanning een schamele tweeënveertig pond in plaats van de verwachte duizend. Selkirk kreeg als schipper achthonderd pond en nog wat waardevolle spullen. Hij was een rijk man.

Edward Cooke, die een tijdje kapitein was op een van de schepen, werkte zijn dagboek om tot een boek. Tegen de expliciete wens van zijn uitgever in, besteedde hij weinig aandacht aan Selkirk. Zo lang alleen zijn, leek hem alleen maar saai.

Woodes Rogers, opperbevelhebber van de expeditie, verwerkte zijn dagboek tot A cruising voyage round the world (1712). Hij bracht het op avontuur beluste publiek het buitengewone verhaal van Selkirk. Een gerenommeerd journalist, Richard Steele, hielp het onder woorden brengen. Hij vormde Selkirks belevenissen om tot een bewijs van "christelijke vroomheid, de ijdelheid der rijken en de onverzettelijkheid van de mens". De mens, geschapen naar het beeld van god, maakte overal het beste van, ook in extreme omstandigheden. Selkirk was gelouterd door de strijd, de woesteling was een devoot en deugdzaam man geworden doordat hij "zijn wensen had weten te beperken tot zijn natuurlijke behoeften". Een verhaal met een moraal, de kiem voor Robinson Crusoe was gelegd.

Door verveling, drank en geweld was Selkirk weer in nesten geraakt. Hij kon maar niet wennen aan de mensen en het thuiszitten, bouwde een soort grot, kocht een huis, trouwde met een naïeve en volgzame vrouw. De zee bleef trekken. Hij sloeg iemand half lam, vluchtte naar London en tekende in 1717 bij de marine.

Ondertussen was Selkirks avontuur uit de belangstelling verdwenen. De bijna zestigjarige Daniel Defoe pakte de draad weer op. Zijn roman verscheen in 1719, anoniem. Het verhaal van een van de wereld afgesneden man die het vertrouwen in god bewaarde en er het beste van maakte, ging erin als zoete koek. De herdrukken volgden elkaar snel op, Robinson Crusoe werd een wereldklassieker.

Selkirk verzeilde helemaal op de achtergrond. Robinsons verhaal was ook aannemelijker: hij kon overleven omdat het scheepswrak hem van proviand en werktuigen voorzag; hij vermenselijkte in plaats van te verwilderen, knipte zijn haar en baard en neukte geen geiten. Luister naar de luidop predikende Robinson nadat hij geld had opgedoken uit het wrak: "O, slijk, waar ben je goed voor? Je bent niets voor mij waard, neen het oprapen nog niet... Ik kan je niet gebruiken; blijf maar waar je bent, ga naar de kelder, als een schepsel wiens leven niet waard is gered te worden". Hij leerde Vrijdag 'meester' zeggen, verbood hem nog mensen te eten, paste hem een broek aan. Robinsons deugd was, schreef Virginia Woolf ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag van zijn geboorte, afgezaagd.

Selkirk stierf op zijn eenenveertigste aan de gevolgen van malaria. Twee wettelijke echtgenotes bevochten zijn nalatenschap. Robinson, zijn deugdzaam alter ego, bereikte een gezegende leeftijd.

Souhami's biografie is boeiend en leerrijk. Een avonturenverhaal dat je meesleept in het wereldje van kapers, piraten en boekaniers. Het idealiserend-romantisch beeld van de piraterij wordt grondig bijgesteld. Het waren echte overlevingstochten, altijd in het teken van karige rantsoenen, ziekte en dood.

De reconstructie van Selkirks belevenissen, en al helemaal zijn gevoelens, berust deels op fictie. Over deze in feite onbetekenende man zijn er ook maar weinig bronnen. Enkele getuigenissen, onder meer van hemzelf op een proces tegen Dampier, een paar bladzijden in reisverhalen, enkele krantenartikels en de stukken van het proces tussen zijn echtgenotes. Souhami heeft het allemaal grondig onderzocht. Voor de rest putte ze uit andere reisverhalen uit die tijd en deed een beroep op haar fantasie. De Nederlandse vertaling is voortreffelijk, het boek is mooi uitgegeven.

De biografe heeft ook oog voor de ecologische ramp die passanten op dit en andere eilanden hebben aangericht. Matrozen schoten "als tijdverdrijf op grote hagedissen en apen", sloegen pelsrobben voor de lol dood. De beesten werden bijna uitgeroeid, "in 1801 bracht één schip een miljoen pelzen naar de Londense markt". Op de Galapagoseilanden - later beroemd geworden door Charles Darwin - namen scheepslui reuzeschildpadden gevangen, legden ze op hun rug op het scheepsdek waar ze, eieren leggend, "deprimerend lang in leven bleven". In 1977 werd het eiland door de UNESCO tot mondiaal biosfeerresevaat uitgeroepen.

Diana Souhami - Selkirks eiland. Het waargebeurde verhaal van de man die model stond voor Robinson Crusoe, Amsterdam, Anthos

Verschenen in De Financieel-Economische Tijd, 20 februari 2002