Redenen die de rede niet kent | Vijf morele geschriften van Umberto Eco

Goede wijn behoeft geen krans. Umberto Eco denkt en schrijft op smaak. Deze essaybundel is een waar intellectueel festijn. Inspirerend en goed leesbaar, niet gespeend van humor (de fascistische kledij kende in het buitenland meer succes dan Armani, Benneton en Versace) en gekruid met interessante anecdotes, bijvoorbeeld over het mens- en wereldbeeld van de tiener Eco, opgroeiend onder het fascistisch bewind. Deze vijf morele geschriften, zoals de Italiaanse titel luidt, zijn gelegenheidsgeschriften; lezingen en artikels tot stand gekomen naar aanleiding van een specifieke omstandigheid. Nu is Eco's denken ruim en beschouwend genoeg, de aanleidingen worden ruimschoots overstegen. Maar door de bundeling komen toch enkele opvallende situatie- en tijdsgebonden factoren en onbedoelde contradicties aan het licht, die nadere bewerking en toelichting hadden verdiend. Niet dat de tegenspraken niet leerrijk zouden zijn. Mogelijk gaat daarop de wat merkwaardige Nederlandse vertaling van de titel terug, morele dilemma's in plaats van morele geschriften.

Wat Eco aan de orde stelt zijn geen dilemma's, behalve in de afgeleide betekenis van 'netelig vraagstuk'. Het gaat hier niet om onvermijdelijke keuzen tussen twee (of meer) oplossingen waaraan in feite evenveel bezwaren vastzitten. De vraagstukken die hij behandelt zijn netelig: oorlog, fascisme, xenofobie, migratie, verdraagzaamheid, de rol van de media. Maar deze heikele kwesties benadert hij sociologisch, psychologisch en ethisch, en hij komt ook aanzetten met zeer besliste en ultieme oplossingen (al worden die onveranderlijk van een nog verre toekomst verwacht). Zo poneert Eco dat in het derde millennium alle problemen rond migratie als vanzelf zullen verdwijnen. Europa wordt een reusachtige smeltkroes van rassen en culturen, racisme zal bij gebrek aan bestaansreden ophouden te bestaan. Racisten worden door de geschiedenis verslagen, zo simpel is dat. Ook oorlog zal van het wereldtoneel verdwijnen, de mondialisering van het moderne kapitalisme heeft hem immers economisch nadelig gemaakt. Er zijn alleen nog verliezers, zeker vanuit ecologisch perspectief. Oorlog is niet langer een redelijk alternatief, elke overwinning is in feite een Pyrrhus-overwinning. Hoe je daar iedereen van overtuigt, en er ook nog kan toe brengen alle niet-rationele en irrationele beweegredenen af te zweren, maakt Eco niet duidelijk. Hij ziet gezwind voorbij aan redenen die de rede niet kent. Het feit dat oorlog rationeel gezien zinloos (geworden) is, maakt hem helaas niet onmogelijk.

Eco's optimistische visie op de kapitalistische onmogelijkheid van oorlog staat haaks op een ander essay waarin hij, even eigenzinnig als briljant, het oerfascisme en zijn onuitroeibaarheid ontleedt. Leven voor de strijd, in plaats van strijden voor het leven. Ook het aangekondigde einde van het racisme wordt weersproken door een scherpzinnige analyse van de biologische grondslag van onverdraagzaamheid en heterofobie, angst en afkeer voor Anderen. "Onverdraagzaamheid jegens het afwijkende of het onbekende is bij een kind net zo normaal als het instinct zich alles wat het hebben wil toe te eigenen. Een kind leert beetje bij beetje om verdraagzaam te zijn, [zoals het ook leert] zijn sluitspier in bedwang te houden. En hoewel iedereen ten slotte leert zijn eigen lichaam te beheersen, blijft verdraagzaamheid voor volwassenen helaas een continu leerproces, omdat men in het dagelijks leven voortdurend wordt geconfronteerd met het fenomeen van het anders-zijn." Het ware boeiend geweest van Eco te vernemen hoe hij al deze onbedoelde tweestrijdigheden dacht op te lossen.

Vastberaden stellingen dus, zeker niet als dilemma's bedoeld. Eco verkeert niet in tweestrijd, hij hakt knopen door. Zijn prikkelend en stimulerend denken wordt in deze essays te snel afgerond door simpele 'oplossingen', niet zelden gebaseerd op wensdenken. Had hij deze vraagstukken maar wat minder beslist, meer tweestrijdig, 'dilemmatisch' belicht. Maar goed, laten we niet klagen, Eco zet met zijn bespiegelingen zeker aan tot meer besef en kritisch inzicht.

Het denken wordt vooral aangescherpt door een aantal bruikbare onderscheiden die hij aanbrengt. Het verschil bijvoorbeeld tussen fundamentalisme en integrisme, of tussen immigratie en migratie. Bij immigratie gaat het om een relatief klein aantal individuen, die zich beetje bij beetje verplaatsen van het ene naar het andere grondgebied. Immigratie "kan op politiek niveau beheerst, beperkt, aangemoedigd, gepland dan wel geaccepteerd worden". Dat ligt anders voor migraties, volksverhuizingen. Dat zijn als natuurverschijnselen, niet tegen te houden. "Fenomenen die men in Europa nog tracht te beschouwen als gevallen van immigratie, zijn in wezen gevallen van migratie. De derde wereld klopt aan de poorten van Europa, en komt binnen, of Europa dat nu wil of niet. Het probleem is niet langer dat er besloten moet worden - zoals de politici voorgeven te geloven - of er in Parijs studentes met een chador zullen worden toegelaten, of hoeveel moskeeën er in Rome gebouwd moeten worden. Het probleem is dat Europa in het volgende millennium ... een multiraciaal, of zo je wil 'gekleurd' continent zal zijn. Ziet u daarnaar uit? Het gebeurt zonder meer. Ziet u daar niet naar uit? Het gebeurt toch."

Ook de verschillen tussen nationaal-socialisme en fascisme worden duidelijk gemaakt. Het nazisme was specifieker, eenzijdiger, totalitairder, herkenbaarder. Het Italiaanse fascisme was politiek en ideologisch onsamenhangender, dictatoriaal maar niet totalitair, zonder eigen filosofie, alleen maar retoriek. Fascistische regimes kunnen van een of meer kenmerken ontdaan worden, zonder hun fascistische identiteit te verliezen. Dit bij vergelijking vage karakter van fascisme maakt dat het begrip op meer situaties kan worden toegepast. En dat verklaart dat 'fascist' een wijder verbreid scheldwoord is dan 'nazi'.

In het stuk over de pers zet Eco uiteen hoe het succes van het "huishoudelijke apparaat" televisie ertoe geleid heeft dat dagbladen 'verweekbladiseerd' werden. Steeds dikkere kranten, almaar meer bijlagen en bladvullende interviews. Van een venster op de wereld zijn de massamedia veranderd in een spiegel. Daarin wordt voornamelijk gereflecteerd over wat in andere nieuwsorganen aan bod komt, met inbegrip van de nieuwsgaarders.

In een brief aan een kardinaal zet Eco de mogelijkheid uiteen van onkerkelijke 'religiositeit' en van een niet op openbaring gestoelde moraal. Hij gaat daarbij uit van de menselijke beperktheid, het feit dat we allen in de eerste plaats lichamen zijn, met niet herleidbare noden en gevoelens. Daaruit kunnen volgens hem algemeen geldende opvattingen, rechten en regels worden afgeleid (technisch gezien is dit een vorm van ethisch naturalisme). Niemand wil "dat iemand hem verhindert te spreken, te zien, te luisteren, te slapen, op te slokken of uit te spugen, te gaan en staan waar hij wil. We dulden niet dat iemand ons vastbindt of ons dwingt tot afzondering, ons afranselt, verwondt of vermoordt, ons onderwerpt aan lichamelijke of geestelijke martelingen die ons denkvermogen doen afnemen of tot nul reduceren". Deze lichaamsrechten vormen de grondslag van Eco's universele ethiek. Maar hoe alle mensen van deze universaliteit overtuigd kunnen worden, en hoe ze ertoe gebracht kunnen worden die moraal tot alle Anderen uit te breiden... legt hij niet uit. Het lijkt hem te ontgaan dat moraal per slot van rekening op waarde-oordelen teruggaat. En waarderingen zijn steeds in min of meerdere mate subjectief, minder veralgemeenbaar en absoluut dan feitelijke oordelen. Emotionele en morele problemen kunnen en moeten rationeel benaderd worden, zeer zeker, maar daardoor worden ethiek noch emoties (volledig) rationeel. Al zal Eco's morele betoog niet iedereen overtuigen, zijn begeesterende getuigenis over de schoonheid van mens, leven en wereld verdient een ruime verspreiding.

Umberto Eco - Vijf morele dilemma's, Amsterdam, Bert Bakker, 1998

Gepubliceerd in De Morgen, 9 april 1998