Prêt à déporter | Edgar Morin - La rumeur d'Orléans

Mei 1969 - terwijl in Parijs de studentenrevolte nog nazindert, gonst het in Orléans, 110 kilometer lager, van middeleeuws aandoende geruchten. Mooie meisjes verdwijnen in paskamers van modieuze joodse boetieks en komen aan de andere kant van de wereld als blanke slavinnen te voorschijn. Ze werden verdoofd met gedrogeerde bonbons of een inspuiting, bijvoorbeeld met een injectienaald in de hak van een gepaste schoen.

Dat er niet één iemand vermist wordt, stoort kennelijk niemand. Het stilzwijgen van pers en politie? omgekocht door de joden! Het gerucht verspreidt zich razendsnel, met als leidmotief 'geen rook zonder vuur'. Eind mei valt de stad aan paniek ten prooi. Huisvrouwen jagen elkaar de stuipen op het lijf, mensen troepen samen voor de verdachte winkels.

Begin juni komt een felle reactie op gang. Joden hebben klacht ingediend; politie, antiracistische bewegingen en de pers hebben de mond vol van racisme en nazisme. Begin juli, als het gerucht uitgestorven lijkt, arriveert de socioloog Edgar Morin met vijf jonge medewerkers om de groei, wording en teloorgang van de stadslegende te bestuderen.

Blijkt dat het gerucht eind jaren vijftig al de ronde deed en ook in andere steden circuleert (ook in België, in Gent werd de kledingzaak Samdam geviseerd). Het scenario voor het gerucht van Orléans stond in mei '69 inNoir et Blanc: een verhaal over een vrouw die in een paskamer verdween, overgenomen uit de roman L'esclavage sexuel maar nu voorgesteld als waar en recent gebeurd. Kwam daarbij dat op 10 mei een niet-joodse confectiezaak in het centrum van Orléans een nieuwe afdeling opende, Aux Oubliettes - paskamers in een kelder, mysterieus en pikant ingericht om de sfeer van middeleeuwse vergeetputten op te roepen.

Het gerucht groeide en bloeide aan colleges en lycea. Adolescente meisjes kregen er koude rillingen van, slaakten gilletjes van ongeloof en opwinding. Avontuur, erotiek en slachtofferschap (seks zonder verantwoordelijkheid) spraken tot de verbeelding. Enkele meisjes waren sterk ontgoocheld toen bleek dat het allemaal verzonnen was.

Rond 20 mei hoorden volwassenen van het verhaal. Moeders reageerden ongerust, leerkrachten gingen nog feller tekeer tegen boetieks en aardse verleidingen. De mythe nam groteske vormen aan: de winkels zijn ondergronds verbonden, er loopt een gang naar de Loire, 's nachts komt een schip of onderzeeër de vracht ophalen, nu al zestig meisjes!

Morin en de zijnen analyseren het prachtig. De mythe draait rond verlokkingen en gevaren van de moderniteit. De economische expansie bracht maatschappelijke veranderingen met zich mee. Oude hiërarchieën, waarden en zeden raken in onbruik. Het is de tijd van de mini-jupe, de yéyé, modieuze en goedkope confectiekleding - prêt-à-porter, in Orléans al gauw omgetoverd tot prêt à déporter. Een nieuwe leeftijdsklasse krijgt vorm: de 'jeugd', koopkrachtige tieners. Vroeger was het gewoon ondenkbaar dat jonge meisjes alleen uit winkelen gingen, laat staan in dat soort winkels! (klassieke joodse kledingzaken werden nooit geviseerd). Nogal wat moeders en leerkrachten hebben moeite met de emancipatie, overdrijven de gevaren. De fantasie slaat op hol, ook bij de meisjes. De aantrekkingskracht van het verbodene slaat om in vrees, aanvankelijk een beetje gespeeld maar gaandeweg almaar echter. De mythe bevestigt een conservatieve angst, mini-jurken leiden tot zedenverval, tot prostitutie.

Ook de anti-mythes en hun analyse boeien: 'de moffen zitten er achter', 'de pers moet nu eenmaal kranten verkopen', 'gelanceerd door extreemrechts ofles Arabes', 'rijken en machtigen beduvelen het gewone volk'. Morins verklaring voor de antisemitische inslag van la rumeur d'Orléans (de jood als archetypische Ander, 'altijd uit op winst') bevredigt niet. Hij meent dat 'joden' en 'handel in blanke slavinnen' voor het eerst aan elkaar gekoppeld werden, maar het gaat om een oud antisemitisch thema. In de nazi-film Der ewige Jude (1940) luidt het dat de handel in blanke slavinnen voor 98% in handen van joden is.

Dit soort geruchten is van alle tijden. Midden achttiende eeuw bijvoorbeeld, brak in Parijs een oproer uit toen het volk er zichzelf van overtuigd had dat 'de rijken' hun kinderen ontvoerden. De paskamerlegende duikt af en toe nog op (koppel op huwelijksreis in Parijs, bruid verdwijnt in kledingzaak, jaren later duikt ze op in een freakshow), maar de moderne sagen gaan mee met hun tijd. Verhalen over orgaandiefstal doen het goed. In EuroDisney zou bij zoekgeraakte kinderen een nier verwijderd zijn. Een urban legend die uit de Derde Wereld is overgewaaid. Veel armen zijn ervan overtuigd dat rijke Amerikanen grof geld betalen voor nieren en hoornvliezen van hun kinderen. Nieuwe verhalen, oude angsten en verklaringen.

Edgar Morin - La rumeur d'Orléans, Paris, Seuil, 1969

Gepubliceerd in De Standaard der Letteren van 10 april 2003, in de reeks Zolderboeken en in Mores augustus 2003.