Onttoverde mythen | Adam, Eva, Newton en de appel

In Archimedes in bad bespreekt en ontleedt Maarten Franssen mythen rond "momenten waarop onze kennis van de wereld een sprong vooruit maakte of een nieuwe richting insloeg". Verhalen die de evolutie van de wetenschap samenballen in beroemde personen en experimenten. Een simplificatie waardoor leken zich zonder specialistische kennis een beeld kunnen vormen van een veel complexere werkelijkheid. Probleem daarbij is evenwel dat die sterk vereenvoudigde en vertekende beelden een eigen leven gaan leiden, mythische proporties aannemen en uiteindelijk de werkelijkheid verdringen.

In de populaire geschiedenis van de wetenschap wordt de rol van het toeval sterk benadrukt en overdreven. De tientallen jaren noeste arbeid die doorgaans voorafgaan aan wetenschappelijke ontdekkingen worden geminimaliseerd. Men vergeet graag dat, zoals Franssen terecht opmerkt, "de wetenschap een plaats is waar voortdurend wordt gezocht en daarom ook voortdurend wordt gevonden". Een enkele keer werd de basis voor dergelijke perspectiefvernauwing door de geleerde zelf gelegd. Toen de hoogbejaarde Isaac Newton terugkeek op de door hem geformuleerde zwaartekrachtswet, herleidde hij twintig jaar vlijtig werk tot de gekende anekdote over de vallende appel. De appelboom in de tuin van zijn ouderlijk huis werd dan ook met het nodige ontzag behandeld, tot hij in 1820 geveld werd door een krachtige wind. Maar de beroemde boom was toen al geënt en nog steeds bloeien er nakomelingen in de Kew Gardens (bij Londen) en in de Verenigde Staten.

Franssen trekt na wat van verschillende mythen en sagen uit de geschiedenis van de wetenschap waar is en zet uiteen hoe ze zijn ontstaan. Het grootste deel ervan berust op verzinsels, meestal rond een kern van waarheid. Neem de wapen- en strijdkreet van de fysica, Eureka! Eigenlijk heurèka, Grieks voor "ik heb (het) gevonden!" Volgens de overlevering slaakte Archimedes deze kreet toen hij, volledig in beslag genomen door een theoretisch probleem, in een overvol bad stapte en daardoor de oplossing van het raadsel vond. De koning van Syracuse had Archimedes opgedragen na te gaan of de smid die zijn gouden kroon had gemaakt hem niet beduveld had. Controleren of er geen zilver of ander minderwaardig metaal in zat, zonder de kroon te beschadigen. Toen Archimedes in bad stapte, daagde het hem dat de hoeveelheid water die over de rand van de kuip liep gelijk was aan de hoeveelheid lichaam die was ondergedompeld. Een inzicht dat het mogelijk maakte het volume van een grillig voorwerp te bepalen, en dat was nodig om te berekenen of het soortelijk gewicht van de kroon dat van zuiver goud was. Kortom, Archimedes hád Heurèka kunnen roepen.

Een onwaarschijnlijk verhaal, alleen al omdat deze methode geen nauwkeurige berekening van het volume toelaat. Veel waarschijnlijker is, dat Archimedes de later naar hem genoemde wet toepaste die zegt dat "een in vloeistof drijvend voorwerp zoveel minder weegt als het gewicht van de vloeistof die door dat voorwerp werd verplaatst". Het verschil tussen het gewicht van de kroon op het droge en dat van de kroon onder water, geeft het volume van de kroon.

Over Archimedes worden verhalen verteld die nog minder waarheid bevatten. Hij zou het belegerde Syracuse gered hebben door vanop grote afstand Romeinse schepen in brand te steken door middel van reusachtige holle spiegels. Een mythe die vermoedelijk teruggaat op het 'Griekse vuur', projectielen van brandend teer die bij de oorlogsvoering werden gebruikt. Ook het prachtige verhaal over Archimedes' dood, dat velen onder ons op school geleerd hebben en dat talloze keren door kunstenaars werd uitgebeeld, klopt niet. Hij werd niet gedood zonder dat goed te beseffen, verdiept als hij was in een meetkundig probleem dat hij in het zand had uitgetekend. "Verstoor mijn cirkels niet!", zou hij zijn moordenaar, een plunderend Romeins soldaat, hebben toegevoegd. Bestaat er een sterker beeld van de door kennis en wetenschap begeesterde mens?

Verfraaiing van de werkelijkheid, daar draait het bij de meeste van deze mythen om. Maar ook laatdunkendheid over de 'domheid' van mensen in vroeger tijden. Over de tijdgenoten van Columbus wordt verhaald dat ze dachten dat de aarde plat was. Columbus zou daar heldhaftig tegen ingegaan zijn en hun ongelijk bewezen hebben. Franssen noemt dit "de platste uitdrukking van het superioriteitsgevoel van de moderne tijd ten opzichte van voorgaande eeuwen". De oude Grieken wisten al dat de aarde bolvormig was. En dat werd ook tijdens de middeleeuwen niet betwijfeld, enkele zonderlingen niet te na gesproken. Dat men zolang wachtte met het oversteken van de oceaan in westelijke richting kwam niet doordat men vreesde van de aarde af te vallen, maar had te maken met de overtuiging dat alle continenten gegroepeerd lagen op een kwart van de aardbol. De westelijke route naar Indië leek véél langer dan de oostelijke. Wie bij zijn verstand was begon er niet aan. Columbus onderschatte de omtrek van de aarde zwaar en meende, tegen zijn tijdgenoten in, dat Indië wel te kunnen bereiken in een paar weken tijd. Hij vergiste zich schromelijk, maar zelf bleef hij ervan overtuigd Indië bereikt te hebben. Het toeval dat later Amerika werd genoemd, speelde hier dus wel degelijk een rol.

De geringschatting voor vroeger tijden komt ook tot uiting in de mythe dat middeleeuwse theologen ernstig discussieerden over de vraag hoeveel engelen op de punt van een naald kunnen dansen. Een verhaal dat het in antiklerikale kringen nog steeds doet. Leken en niet-gelovigen begrepen niet veel van de ingewikkelde theologische vraagstukken waarmee kerkvaders hun (en andermans) hersenen pijnigden. Dat, en spot, drukt de mythe uit. In zijn Summa theologiae behandelt Thomas van Aquino de vraag of engelen zich op een bepaalde plaats bevinden. Zijn antwoorden getuigen veeleer van gezond verstand dan van ongrijpbare metafysica. Ja, engelen bevinden zich, wat kracht en werking betreft (een lichaam hebben ze nu eenmaal niet), op een bepaalde plaats. Neen, ze kunnen zich niet terzelfder tijd op twee of meer plaatsen bevinden. Theologen bleven verrassend vaak met beide voeten op de grond. Uit het feit dat in de evangelies een man door een legioen demonen bezeten wordt, leidden ze af dat duivels immaterieel moesten zijn; een mensenlichaam was gewoon te klein voor zoveel demonen. "Zo bezien", merkt Franssen gevat op, "was de middeleeuwse theologie een wetenschap voor een pseudo-werkelijkheid".

Giordano Bruno, gedoodverfd martelaar voor de wetenschappelijke vooruitgang, werd helemaal niet veroordeeld omdat hij de leer van Copernicus aanhing, maar wel omdat hij zo goed als alle katholieke leerstellingen loochende. Galileo Galilei liet naar alle waarschijnlijkheid nooit metalen kogels van de toren van Pisa vallen om zijn valwetten uit te testen. En de inquisitie riep hem niet ter verantwoording omdat hij als eerste luidop verkondigd zou hebben dat de aarde rond de zon draait in plaats van andersom. De toenmalige paus bewonderde Galilei's werk maar had hem toch te verstaan gegeven dat hij in zijn geschriften moest vermelden dat de nieuwe wetenschappelijke inzichten op generlei wijze de macht van god inperkten. Galilei had die raad in de wind geslagen en  er zelfs een beetje de draak mee gestoken. Het proces tegen Galilei "had veel weg van een farce" en het beroemde eppur si muove (en toch beweegt ze - de aarde) werd toen niet uitgesproken. Maar het is een goede omschrijving van het gedrag van Galilei na zijn veroordeling, toen hij aan al wie het wou horen zijn gelijk verkondigde. Deze mythe verwijst naar nog een andere werkelijkheid, het verzet van de Kerk tegen Verlichting, vooruitgang, wetenschap en moderniteit. Evenzovele zaken die een bedreiging vormden voor religieuze en  mythische verklaringen voor wereldse fenomenen. Aan dit belangrijk demystifiërend of onttoverend aspect van de wetenschap had Franssen wat mij betreft best wat aandacht mogen besteden in zijn lezenswaardig, informatief en uitstekend gedocumenteerde boek.

Enkele van de door Franssen geanalyseerde mythen komen ook aan bod in het Lexicon van hardnekkige misverstanden, maar heel wat oppervlakkiger. Onder Archimedes vind je alleen de brandspiegels terug. Dit boek is van een heel ander kaliber dan het voorgaande. Dat ligt ten dele aan het opzet: een verzameling van misverstanden. Of het nu om aforismen, drogredenen of postzegels gaat, bij verzamelingen legt de kwaliteit het dikwijls af tegen de kwantiteit. Ook hier hebben de auteurs nogal wat beuzelarijen, platitudes en triviale zaken samengebracht. Enig criterium bij het aanleggen van de verzameling was of een bepaalde bewering fout was. Dat volstond om opgenomen en weerlegd te worden, zelfs wanneer bewering noch weerlegging enig belang hebben. Een weinig kritische invalshoek waardoor het verzamelde aan waarde inboet. Een samenraapsel dat bitter weinig zegt over de maatschappij, cultuur en tijdsgeest waarin de opgenomen misverstanden en vooroordelen leven. De auteurs hopen dat de luchtige stukken de vertering van de zwaardere zullen bevorderen. Het tegendeel is waar, de vele banaliteiten gaan op de zenuwen werken, verder lezen kost inspanning.

Het oorspronkelijk in het Duits verschenen boek werd vertaald, herschreven en aangevuld voor de Nederlandse markt. Maar de op Nederlandse maat gesneden statistieken en voorbeelden (hoed af voor de vertalers!) zullen Vlamingen weinig zeggen. Dat er voor elke 2.000 Nederlanders een huisarts is, is wetenswaard, maar dat er in België nog veel meer zijn (naar schatting 1 per 700) is dat zeker ook.

Een andere tekortkoming van dit lexicon is, dat de auteurs zich de moeite niet hebben getroost om de bron te geven van de drogredenen. Soms krijg je de indruk dat ze bij het grasduinen in encyclopedieën en boeken op interessante weetjes zijn gestoten, en die dan als een wijd verbreide misvatting hebben geformuleerd óm ze te kunnen weerleggen. Wie gelooft nu dat: de planeten zich in cirkels rond de zon bewegen; het monster van Loch Ness werkelijk bestaat; ambtenaren in het oude Pruisen onkreukbaar waren; het altaar een christelijke uitvinding is; kannibalen mensen eten om hun honger te stillen; eskimo's alleen (en nog steeds) in iglo's leven; er alleen in Tirol gejodeld wordt; additieven in levensmiddelen altijd ongezond zijn; na elke bliksem een donder volgt; bosbranden altijd schadelijk zijn; Atlantis echt heeft bestaan; ridders altijd ridderlijk waren; een buikspreker met z'n buik spreekt; indianen rood zijn; de Dode Zee dood is; je door hard werken rijk wordt; de geneeskunde altijd een zegen voor de mensheid is geweest; 'hamburger' afgeleid is van ham (en frankfurter van frank zeker?); de rattenvanger van Hamelen echt bestaan heeft; piloten jong sterven? Wie dat alles gelooft, kan zijn voordeel doen met dit boek.

De auteurs liggen graag dwars ("van lijnen word je dikker", "alcohol is niet ongezond", "hoe meer de geneeskunde haar best doet, des te zieker worden we") zonder zich vragen te stellen over het risico dat het ene misverstand door het andere vervangen wordt. Hun kritiek is zelden diepgaand of maatschappijkritisch. Neem bovenstaande slogan over de geneeskunde. Het vooroordeel luidt volgens hen dat "hoe meer we uitgeven aan de gezondheidszorg, des te gezonder we worden". Neen, zeggen ze, dankzij de prestaties van de geneeskunde leven mensen langer en zijn er dus ook meer zieken. Dat de geneeskunde ook ziekten veroorzaakt en verspreidt (iatrogene ziekten) vermelden ze niet. Ander voorbeeld. Ze tonen aan dat het aantal armen in Nederland niet toeneemt, maar vergeten erbij te vertellen dat de kloof tussen arm en rijk almaar breder wordt. Ook wat niet werd opgenomen zegt iets over dit lexicon: graancirkels, UFO's, racisme, migranten, seks, geloof, paus (pausin)... om maar iets te noemen.

Er staat interessante informatie in, bijvoorbeeld over het portret dat werd vervaardigd aan de hand van de gemiddelde of gezamenlijke kenmerken van een dertigtal toevallig geselecteerde vrouwen. De aldus gemonteerde foto sprak mensen sterker aan dan om het even welke foto van één van de dertig vrouwen. We vallen op doorsneegezichten, besluiten ze wat overhaast. Ze missen nogal wat kansen en geven ook foute informatie. Over Jean-Paul Marat valt beslist meer te melden dan dat hij "vooral beroemd is geworden door in zijn badkuip ten onder te gaan". Het is best leuk nog eens te lezen dat de vrucht die Adam en Eva tot de zondeval bracht geen appel maar waarschijnlijk een vijg was. De appel werd binnengesmokkeld uit de Griekse of Keltische mythologie waar hij het symbool is van de godin van de liefde, "en omdat seks voor goede christenen lange tijd iets slechts was, moest de verboden boom wel een appelboom zijn geweest". Mis poes! In mediterrane landen is de (rijpe) vijg van oudsher een symbool voor de vrouwelijke genitaliën en dus seks. De fica (Latijn voor vijg), het gebaar met de duim tussen wijs- en middelvinger, is een oud middel om kwaad af te weren. Het joods-christelijke verhaal over de geboorte van goed en kwaad heeft dus wel iets te maken met de ontdekking van de seksualiteit. De auteurs maken ook duidelijk dat sportprestaties niet geschaad worden door seks vlak voordien. Ware het niet interessant geweest ook de mogelijke oorsprong van dit vooroordeel te geven? Mannen die fanatiek trainen hebben minder testosteron (en andere hormonen) in hun bloed, kleinere testikels en minder beweeglijk sperma.

Over het geheel genomen is het boek vooral geschikt voor verwoede quizliefhebbers. Het niveau van weetjes zonder context, om kennissenkringen mee te verbazen, wordt te zelden overschreden.

Franssen, Maarten - Archimedes in bad. Mythen en sagen uit de geschiedenis van de wetenschap, Amsterdam, Ooievaar, 1998

Krämer, Walter & Trenkler, Götz - Lexicon van hardnekkige misverstanden. 500 kapitale blunders, vooroordelen en denkfouten, Amsterdam, Bert Bakker, 1997

Gepubliceerd  in De Morgen, 28 augustus 1998