Omzien zonder verwondering

Ludo Abicht is in Vlaanderen een geziene figuur. Bekend van talloze lezingen en vormingsavonden, artikels en boeken, gewaardeerd als lesgever en opiniemaker; actief in verenigingen en comités. Een bewogen man met een bewogen leven.

Als jezuïet in wording gooide hij zijn kap over de haag. Als lesgever aan Amerikaanse universiteiten was hij actief in de burgerrechtenbeweging. Toen hij na meer dan twintig jaar naar België terugkeerde werd hij lid van de communistische partij, ijverde voor de Vlaamse zaak en voor amnestie. Ludo is een bevoorrechte getuige.

Er zijn heel wat mindere goden die hun levensverhaal te boek stellen, in de sport en glamourwereld bijvoorbeeld, maar als een filosoof dat doet zijn de verwachtingen hooggespannen. Het Lunapark en andere plekken lost die niet in. Ludo verklaart de breukmomenten in Abichts leven niet, de momenten waarop hij de ene voor de andere wereld inruilde. Tegengestelde werelden, al wijst Ludo terloops op enkele overeenkomsten zoals de ceremoniële gelijkenis tussen de 'eeuwige geloften' van de jezuïet in opleiding die hij was, en de inwijding als atheïstisch vrijmetselaar die hij geworden is.

Wat dreef hem als adolescent in de armen van de Sociëteit van Jezus? Wat bracht hem er na zeven jaar toe dat sterke engagement op te geven? Hoe werd en bleef hij zeventien jaar lang actief lid van de communistische partij (iets wat hij onvermeld laat) en waarom stapte hij ook daar op? Vanwaar die overstap van religieuze naar wereldse heilsleer? Was die wel zo uitzonderlijk? Hoe hebben al die hechtingen en onthechtingen Abichts mens- en wereldbeeld beïnvloed of bepaald? Alleen de eerste vraag wordt min of meer beantwoord, voor de rest schrijft Ludo zijn levensloop toe aan het toeval van de (geografische, ideologische en maatschappelijke) plekken waar hij terechtkwam en zijn uit vrije wil gemaakte keuzes.

Hij besloot jezuïet te worden uit bewondering voor zijn leraren op college en voor jezuïeten in het algemeen. Daar ging natuurlijk aan vooraf dat hij in het jaar Onzes Heren 1936 in een diep gelovig Vlaams gezin geboren werd. Jezuïet worden was toen volgens Ludo verre van ongebruikelijk. Liefst zes klasgenoten uit de retorica traden samen met hem in; dat ging toen zo in heel Europa (het moet toch een bijzonder college geweest zijn, want dat jaar dienden zich in Vlaanderen in totaal slechts 24 kandidaat-jezuïeten aan). De ­tijdsgeest werd versterkt door geestelijke leiders en door de ambitie "het allerbeste te maken van je leven". Priesters en kloosterlingen stonden toen in hoog aanzien (in dat milieu). Toen het moment aanbrak om zijn "jeugd op zo'n brutale manier af te sluiten", twijfelde Ludo even, maar hij besloot dat "voor de moeilijkste weg kiezen geen vergissing kan zijn". De gedachte tot een voorhoede te behoren die de zorg voor anderen op zich neemt, trok hem aan.

De opleiding was hard. Opstaan bij het krieken van de dag, wassen met koud water, een uur op je knieën mediteren, zelfkastijding, een maandlang zwijgen, breken met het verleden. Maar, stelt Ludo, je kon op elk moment het noviciaat verlaten, je bleef ervoor kiezen. Ook voor kadavergehoorzaamheid, bevelen van superieuren opvolgen was tenslotte niets anders dan Gods wil uitvoeren. Dit alles had volgens Abicht niets te maken met brainwashing of sekten. Je wist immers dat je "rechtstreeks in de dienst van de Heer" stond, "met zo weinig mogelijk menselijke en zeker sentimentele bindingen"; volledig uit vrije wil, na uitvoerig en voortdurend nagedacht te hebben over je levenskeuze. De "definitieve breuk met ouders en gezin" noemt hij "het beste bewijs van hun jeugdige maar reële volwassenheid". Mij lijkt dit alles een vrij accurate beschrijving van de begeestering van sekteleden, ook al noemen we dat geen roeping.

Na een jaar of vijf trad er vervreemding op. Niet dat Ludo zich vragen stelde over het jezuïetenleven en "de waarden en waarheden van het christelijke geloof", maar hij begon zich een buitenstaander te voelen, zag in dat het een geloof was als een ander. Zijn verstand nam het over. Hoe dat precies in zijn werk ging, waarom dat toen en niet eerder of later gebeurde, wordt niet duidelijk gemaakt. Ludo volhardde nog een tijdje in de goedheid, maar stortte uiteindelijk ineen en verliet de orde.

Zoveel aandacht als Abicht in zijn levensverhaal aan het jezuïtisme besteedt, zo weinig gaat er naar marxisme en communisme. Zo te zien lijkt de leer van Ignatius van Loyola bepalender geweest te zijn dan de lessen van Karl Marx. Over het marxisme als beweging schrijft Ludo ook dat het een verleden is "dat in veel opzichten niet te verdedigen valt", maar over de jezuïeten, die hij nadrukkelijk blijft bewonderen, geen verkeerd woord, al valt er ook over die beweging in dit opzicht beslist meer te zeggen.

Mogelijk werd de grondslag van Ludo's filosofie - tolerantie en respect voor anderen en afwijkende levenshoudingen - veel vroeger gelegd, namelijk door zijn vader. Een overtuigd, integer katholiek en pacifist, die zich voor de Vlaamse Beweging inzette, zich daar met spijt van afkeerde toen te velen gemene zaak maakten met de Duitse bezetter, maar na de oorlog zijn vroegere kompanen bijsprong toen ze vervolgd en onderdrukt werden. "Het was dus mogelijk", leerde Ludo, "mensen te beschermen met wie je het helemaal niet eens bent en niet alles wat 'de goeden' doen, is daarom automatisch goed".

Het Lunapark en andere plekken is goed geschreven, bevat behartenswaardige anekdotes en trefzekere beelden. Maar het is de biografie van een intellectueel, geen intellectuele autobiografie. Het boek staat vol namen van bekende en minder bekende denkers, maar de auteur staat te weinig stil bij hun denken en hoe dat hem beïnvloed heeft. Er staat veel wetenswaardigs in, maar niet alles wordt even helder uiteengezet. Wat het Derde Rijk, de nazi-kampen en de jodenuitroeiing betreft bevat ook het verscheidene onjuistheden.

Interessant maar te summier zijn Abichts beschouwingen bij het onderwijs (een Vlaamse open universiteit waar iedereen die dat wil verder studeren kan); bij de verkleutering van de media en "de atomisering van de samenleving en de geestelijke zelfverminking van het individu", die hij toeschrijft aan het uit angst voor indoctrinatie niet doorgeven van ideologische en politieke informatie aan jongeren. Des te vreemder is het dat Abicht zijn jarenlange inzet als nationaal voorzitter van het Masereelfonds slechts zeer terloops vermeldt, zonder in te gaan op het belang van dit soort cultureel-maatschappelijke en ideologische bewegingen. Ludo heeft het wel herhaaldelijk over zijn eerste politiek engagement, de Vlaamse Beweging, maar hij neemt in deze woelige Vlaams-nationalistische tijden geen actueel standpunt in.

Abicht, Ludo - Het lunapark en andere plekken. Autobiografisch materiaal, Kapellen, Pelckmans, 2008

Licht gewijzigd verschenen in De Standaard der Letteren, 30 oktober 2008