Nazikamp universum

Na een decennialange vloed aan ooggetuigenverslagen, wetenschappelijke studies, romans, toneelstukken, televisieseries, films, documentaires, herdenkingsplechtigheden en musea over de nationaalsocialistische concentratie- en uitroeiingskampen, zou je denken dat daarover nu wel alles gezegd en geweten is. Niets is minder waar. Een groot deel van l’univers concentrationnaire (zoals David Rousset, een overlevende, het in 1965 doopte) is in de mist van de collectieve herinnering verdwenen. Herinnering en niet geheugen omdat die denkbeeldige opslagplaats statisch lijkt en als collectief fenomeen nog moeilijker te plaatsen is dan individueel al het geval is. Collectieve herinneringen, de wijze waarop een gemeenschap zich voorbije gebeurtenissen herinnert – en andere vergeet – worden net als persoonlijke herinneringen gevormd en vervormd door actuele noden, verwachtingen en doelstellingen van de zich herinnerende gemeenschap. Verleden en toekomst worden in niet onbelangrijke mate meebepaald door het heden.

Ook de collectieve herinnering aan de nazikampen wordt gekleurd en verkleurd door hedendaagse waarden, belangen en doelstellingen. Ook zij is tijdsgebonden, wordt op tijd en stond herdacht. In de eerste naoorlogse decennia stond ze in het teken van de politieke gevangenen, zij die zich als lid van een politieke, doorgaans linkse groepering verzet hadden tegen de nazi’s. Auschwitz, tegenwoordig de hoofdstad van de Holocaust, kreeg slechts aandacht omdat de overgrote meerderheid van gevangenen en slachtoffers van Auschwitz-I geen joden waren, maar Poolse politieke gevangenen en Russische krijgsgevangenen. Tot in de late jaren 1980 deden de Poolse katholieke kerk en het Vaticaan er dan ook alles aan om Auschwitz katholiek te duiden, onder meer door in de voormalige opslagplaats van Zyklon B in Auschwitz-I een heus karmelietessenklooster in te richten.

Wereldwijd joods verzet hiertegen en flink wat media-aandacht brachten een kentering teweeg. Enkele andere kantelmomenten in de herdenkingsstrijd over ‘Auschwitz’ waren het proces tegen Adolf Eichmann (Jeruzalem, 1961), de Auschwitzprocessen (Frankfurt-am-Main, 1963-1965) en de succesrijke Amerikaanse televisiereeks Holocaust (1978). Nog belangrijker was (en is) de politieke exploitatie van de Holocaust door Amerikaansjoodse drukkingsgroepen en bepaalde Israëlische regeringen. Amerikaanse joden eigenden zich het begrip ‘holocaust’ toe als unieke en sacrale gebeurtenis, dé Holocaust, en verhieven de jodenmoord tot funderingsmythe van de joodse staat, noodzakelijk en gerechtvaardigd omdat joden altijd en overal geslachtofferd worden.

Voordien kregen joodse slachtoffers van het Derde Rijk slechts aandacht als ze tevens politieke gevangene waren geweest. Getuige hiervan de oprichting in 1980 van de 'Stichting Auschwitz' door de 'Belgische vriendenkring van gewezen politieke gevangenen van Auschwitz-Birkenau, kampen en gevangenissen van Silezië' (cursivering GvdB).

Eind jaren tachtig richtten verscheidene westerse staten een eigen Holocaustmuseum op, te beginnen met de Verenigde Staten, een natie waaruit niet één jood was gedeporteerd. De herdenkingsstrijd culmineerde rond de vijftigste verjaardag van de bevrijding van Auschwitz in nationale wetten tegen Holocaustontkenning. Sedertdien wordt bijna alle leed op één noemer geplaatst: Holocaust-Auschwitz.

Monumentaal meesterwerk

Nikolaus Wachsmann (1971), hoogleraar Europese geschiedenis aan de Birbeck University in Londen, besteedt in KL. Een geschiedenis van de naziconcentratiekampen weinig tot geen aandacht aan dit alles, maar hij maakt wel duidelijk dat de geschiedenis van de nazi-kampen compleet scheefgetrokken werd en wordt door de eenzijdige aandacht voor de Holocaust. Die term hanteert Wachsmann, zoals veel historici, zonder enige duiding als historisch begrip. Van oorsprong is het een religieus begrip en betekent het ‘totaal brandoffer’ (gebracht aan god), een slachtofferterm. Vanaf de zeventiende eeuw werd ‘holocaust’ ook gebruikt voor grote rampen (vooral die veroorzaakt door vuur) en twee eeuwen later was de secularisering compleet. De New York Times bijvoorbeeld gebruikte ‘holocaust’ vanaf zijn oprichting in 1851 voor bosbranden, scheepsrampen, treinbotsingen, de Groote Oorlog, de Armeense genocide, economische tegenspoed (de ‘holocaust voorspeld door Marx’), de boekverbranding in nazi-Duitsland, een Duitse munitiefabriek die in het nazitijdperk in de vlammen opging, de vrees voor een nieuwe wereldoorlog (‘nog een holocaust’), de Spaanse burgeroorlog, de Tweede Wereldoorlog, het bombardement op Rotterdam, geallieerde bombardementen op Duitsland…

Dat een uitmuntend historicus als Wachsmann, die koste wat het kost elke Hineinterpretierung en terminologische dubbelzinnigheid wil vermijden, de slachtofferterm Holocaust gebruikt, bewijst hoezeer die ondertussen ingeburgerd is. Andere misleidende of onjuiste benamingen zet Wachsmann immers gedreven recht. Zo gebruikt hij KL als afkorting voor Konzentrationslager in plaats van het onder gevangenen en overlevenden gebruikelijke, harder en ook beter klinkende KZ. Wachsmann kiest voor KL omdat het de officiële benaming, de daderterm is. In dezelfde logica zou hij ook Endlösung (eindoplossing) moeten gebruiken en niet Holocaust, of in elk geval minder waardegeladen, objectievere termen zoals ‘jodenuitroeiing’, ‘jodenmoord’ of ‘judeocide’. Endlösung der Judenfrage maakt bovendien ook meteen duidelijk dat de nazi’s eerst aan andere oplossingen voor het ‘joodse probleem’ dachten en pas tot uitroeiing overgingen toen ze de joden op geen andere manier meer kwijtraakten.

Een wereld van kampen

In het Derde Rijk bestonden er in totaal 27 hoofdkampen en meer dan 1100 satellietkampen. Niet alle tegelijk, sommige werden opgedoekt, andere opgericht. Tienduizenden daders en mededaders, mogelijk 60.000 of meer, hebben er ooit in gewerkt. Zij regeerden over meer dan 1,3 miljoen gevangenen, waarvan dixit Wachsmann zowat de helft is omgekomen, voornamelijk Polen en Russische krijgsgevangenen, de eerste Untermenschen die de nazi’s wilden uitroeien. Het sterftecijfer bij niet-joodse gedeporteerden uit West-Europese landen lag lager, naar schatting 30% (niet vermeld door Wachsmann). Daarnaast werden ook nog eens bijna 6 miljoen joden uitgeroeid, eerst door de Einsatzgruppen (SS-eenheden die in het zog van de Wehrmacht in Polen en de Sovjet-Unie opereerden) en later in uitroeiingskampen als Chelmno (evenmin vermeld door Wachsmann), Belzec, Treblinka, Sobibor, Birkenau (Auschwitz-II) en een deel van Majdanek.

Dit concentrationair universum overzien is vrijwel onmogelijk, maar Wachsmann komt zeer dicht in de buurt. Het blijft natuurlijk, zoals hij al in zijn titel aangeeft,een geschiedenis, niet de geschiedenis (une histoire, niet l’histoire). Niemand kan de enorme hoeveelheid bronnenmateriaal (dagboeken, brieven, getuigenissen, archieven, processtukken, wetenschappelijke publicaties…) nog overzien. Bovendien zijn er volgens Wachsmann ook nog enkele hiaten en blinde vlekken in het wetenschappelijk onderzoek. Nieuwe bronnen en benaderingen zullen ons ook ‘dwingen om nog eens na te denken over dingen die we dachten zeker te weten’. De herdenking van de nazikampen zal nooit volledig afgesloten zijn.

Een complexe wereld

Wachsmann beschrijft de complexiteit van de kampen, integreert ze als wezenlijk onderdeel in de geschiedenis van het Derde Rijk en situeert de laatste fase van de jodenmoord in die van het concentratiekampsysteem, in zoverre er van een systeem sprake kon zijn. De auteur brengt de evolutie en escalatie van het kampuniversum in kaart. Anders dan velen denken en sommige historici beweren, bestond er vele jaren na het aan de macht komen van de nazi’s geen masterplan om eender welke bevolkingsgroep of welk ‘mensenras’ uit te roeien.

Psychiatrische patiënten en invaliden kwamen het eerst aan de beurt, maar die Euthanasie Aktion begon pas na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (voordien waren al honderdduizenden van die ‘levensonwaardigen’ gesteriliseerd). Communisten, socialisten, joden, Jehova’s getuigen, ‘asocialen’, homoseksuelen en andere gevaarlijk of minderwaardig geachte mensen werden tot 1941 weliswaar gediscrimineerd, geïntimideerd, gemolesteerd, opgesloten, vrijgelaten, tot emigratie gedwongen… maar relatief zelden gedood.

Wachsmann schetst het veelzijdige en dynamische karakter van de nazikampen. Doel en functie, bewakers en gevangenen, levensomstandigheden en overlevingskansen – alles verschoof op vaak onvoorziene, ongeplande en verrassende wijze, omdat Adolf Hitler of Reichsführer-SS Heinrich Himmler het geweer van schouder veranderde en vaak door het verloop van de oorlog. ‘Niets was onvermijdelijk aan de weg die het concentratiekampsysteem heeft afgelegd,’ de kampen ‘hadden ook een heel andere richting in kunnen slaan, en halverwege de jaren dertig zag het er zelfs naar uit dat ze zouden verdwijnen’.

Achteraf gezien lijkt het alsof nazi-Duitsland een voorbeschikte weg volgde naar extreme terreur. Maar toen Hitler aan de macht kwam beschikte hij niet over een blauwdruk en moesten de nazikampen nog worden uitgevonden. Invloedrijke figuren in Staat en Partij wilden ook geen blijvende terreur maar een autoritair systeem, in stand gehouden door een traditioneel overheidsapparaat. Het extreme geweld van het beginjaar was alleen maar nodig geweest om politieke tegenstanders, ‘links gespuis’, mores te leren en het regime te stabiliseren. Vanaf augustus 1933 tot 1935 kregen de meeste KL-gevangenen tamelijk goed te eten, mochten ze brieven schrijven, boeken uit de kampbibliotheek ontlenen, voetballen (soms tegen de SS), geld en bezoek ontvangen. Gevangenen in KL Börgermoor organiseerden in augustus 1933 zowaar een theatervoorstelling, Zirkus Konzentrazani, waarin ook de draak gestoken werd met SS-ers, ‘die geamuseerd met enig ongeloof toekeken’.

Wachsmann beschrijft daders, slachtoffers en omstanders (de Duitse bevolking, de geallieerden), hoe en waarom gevangenen en SS-ers in kampen terechtkwamen, wat ze er deden of moesten doen, onderling gedrag en de interne hiërarchie (zo’n tien procent van de gevangenen hoorde bij de ‘prominenten’ en die hadden het beduidend minder zwaar dan de rest). Ook aan bod komen dadermotieven, diefstal en corruptie bij de SS, medische experimenten op Häftlinge, uitbreiding en internationalisering van de kampen, uitbesteding van gevangenen aan de industrie (onder meer IG-Farben, Volkswagen, Heinkel, BMW).

Wachsmann koppelt grondige literatuurkennis en archiefonderzoek aan goed gekozen uittreksels uit ooggetuigenverslagen (van slachtoffers, daders en omstanders) en doet alles op bijzonder genuanceerde wijze uit de doeken. Al doende zet hij ook enkele hardnekkige vooroordelen en kampmythes nog maar eens recht. Nee, de nazi’s hebben geen zeep vervaardigd uit mensenvet. Nee, gevangenen uit KL Neuengamme werden begin mei 1945 niet op schepen geladen om ze in de bocht van Lübeck tot zinken brengen, de boten werden ‘per vergissing’ gekelderd door Britse gevechtsvliegtuigen. (‘Criminele’ en ‘asociale’ gevangenen (groene en zwarte driehoeken) die door de meeste politieke gevangenen (rode driehoeken) werden gemeden als de pest, waren verre van alle tuig. De meeste misdadigers hadden alleen vermogensdelicten begaan en de Asoziale waren daklozen, bedelaars, souteneurs en prostituees.

KL. Een geschiedenis van de naziconcentratiekampen is een absoluut meesterwerk. Enkele kleine uitschuivers erin vallen maar op omdat ze zo schril afsteken tegen de rest van Wachsmanns betoog. Zijn emotionele veroordeling van SS-arts Josef Mengele lijkt wel door een ander auteur geschreven. Merkwaardig ook is dat hij niet de minste aandacht besteedt aan de conferentie van Evian, waar in juli 1938 kleine en grote mogendheden weigerden meer joodse immigranten op te nemen. Geen woord ook over de politieke exploitatie van de Holocaust.

Roepen in de woestijn

Wachsmann gebruikt ‘Auschwitz’ ongedifferentieerd voor Auschwitz-I, het hoofdkamp, Birkenau (Auschwitz-II) en Buna-Monowitz (Auschwitz-III). Tegenwoordig is Auschwitz zowat synoniem met de Holocaust, maar de meeste joodse slachtoffers werden eerder en elders vermoord en ook niet in Auschwitz-I. Dit Auschwitz werd als concentratiekamp voor Poolse politieke gevangenen ingericht in een verlaten Poolse kazerne (stenen gebouwen). In de tweede helft van 1941 kwamen daar ook honderdduizenden Russische krijgsgevangenen terecht. In september dat jaar werden in Auschwitz-I bij proefvergassingen met Zyklon B honderden Russen vermoord. Maar de meeste Russische krijgsgevangenen moesten in mensonterende omstandigheden Birkenau, Auschwitz-II, uit de grond stampen (houten barakken). Dat kamp moest een reusachtig arbeidsreservoir worden voor de uitbreiding van het Duitse Lebensraum, de verfraaiing en verduitsing van de stad Oświęcim, en de bouw van een reusachtig industrieel complex voor IG-Farben (Buna, synthetisch rubber) met aangrenzend een kamp voor de gevangenen-dwangarbeiders, Monowitz of Auschwitz-III.

Toen op 15 oktober 1941 het eerste konvooi Russische krijgsgevangenen in Birkenau arriveerde, wees niets erop dat dit kamp ‘op een dag het hart van de Holocaust zou worden’. Maar na de massamoord op psychiatrische patiënten en invaliden, op zieke concentratiekampgevangenen en Russische krijgsgevangenen, waren alle essentiële onderdelen aanwezig voor de Endlösung, ook al was dat geenszins gepland en was de beslissing om ook de joden uit te roeien nog niet genomen.

Birkenau en Monowitz verschilden wezenlijk van Auschwitz-I. Birkenau was veel uitgestrekter, het was nooit bedoeld als concentratiekamp en werd vrij snel een uitroeiingskamp. Daar, op het perron naast de deportatietreinen werden de beruchte selecties uitgevoerd: gaskamer of slavenarbeid (Vernichtung durch Arbeit). Midden 1944 werden de treinsporen en het perron door de poort van Birkenau rechtstreeks het kamp binnengeleid voor de uitroeiing van meer dan 400.000 joden uit Hongarije. De meer dan een miljoen joden die in Birkenau werden vermoord, hebben het Arbeit macht frei boven de poort van Auschwitz-I nooit gezien, ze zijn nooit in dat Auschwitz geweest. Toch rekent Wachsmann die joden bij de slachtoffers van de concentratiekampen (anders dan de slachtoffers van de andere uitroeiingskampen). En zo houdt zelfs deze grote historicus, vermoedelijk ongewild, de mythe in leven dat de jodenmoord zich (ook) in Auschwitz-I voltrok, die trekpleister voor collectieve herinnering en toerisme.

Toen eind augustus dit jaar het Museum Auschwitz aan de publieksingang van Auschwitz-I, nevelaars (mist sprinklers) liet installeren om de in volle zon aanschuivende toeristen enige verfrissing aan te bieden, kwam er fel joods protest tegen die ‘douches’ en waren de media er als de kippen bij om de rel aan te dikken. De museumdirectie liet weten dat in Auschwitz-I geen joden waren vergast en dat in Birkenau Zyklon B niet via valse douchekoppen kwam – maar het bleef roepen in de woestijn.

Wat hier verder ook van zij, KL. Een geschiedenis van de naziconcentratiekampen is een monument en wordt de komende decennia hét referentiewerk. Hoed af ook voor het knappe vertaalwerk (Paul Heijman, Nannie Plasman, Jan Willem Reitsma, Pon Ruiter en Frits van der Waa) en voor de uitgever van deze onwaarschijnlijke turf.

Wachsmann, Nikolaus – KL. Een geschiedenis van de naziconcentratiekampen, Amsterdam/Antwerpen, De Bezige Bij, 2015, 1163 p. – ISBN 978 90 234 9355 6

Gepubliceerd op De Reactor op 16.9.2015 en in De Geus, maart 2016, p. 38-41