Van de doden niks dan goed | Koerperwelten

De educatieve tentoonstelling Körperwelten met geplastineerde lichamen, organen en doorsnedes van mensen, loopt nog tot 24 februari. Niet te missen. In de Zaterdag Tijd werd er al aandacht aan besteed, in deze bijdrage worden de ethische aspecten belicht.

Toen de tentoonstelling in 1995 werd ingericht, ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de Japanse vereniging voor anatomie, was de belangstelling onverwacht groot. In de Japanse pers verscheen niet één negatief bericht. Ook in Duitsland, waar de expositie vanaf 1997 te zien was, was de toeloop enorm, maar er kwamen negatieve reacties, vooral uit kerkelijke en medische hoek. In België ging de commotie de expositie vooraf. Maar het volk, dat blijft toestromen, in totaal al bijna acht miljoen mensen.

Kritiek

De kritiek is meedogenloos: aberrant, grotesk, macaber, morbide, wansmakelijk, weerzinwekkend; pseudo-educatie, schunnige voorlichting, ontheiliging, ontwaarding; degradatie van dode mensen, trivialisering en ontkenning van de dood; lijkenschennis, voyeurisme, sensatie- en spektakelzucht; zedelijk verval, hemeltergende verachting van alle waarden, afgronddiepe minachting voor het menselijk leven; monstershow, vleesbarak, Disneyland van de onvergankelijkheid, schaamteloos rariteitenkabinet van een geobsedeerde professor die er nazipraktijken op nahoudt, een nieuwe Frankenstein of Mengele; mensonterend, ethisch niet te rechtvaardigen, moest strafbaar zijn.

In België komt de kritiek voornamelijk uit medische hoek. 'De Huisarts' heeft het over sensatiezoekerij van 'zielloze' initiatiefnemers, een 'zoveelste bewijs van de banalisering van het leven die we sinds de Tweede Wereldoorlog gestalte hebben zien krijgen'. Jan Pieter Clarijs, hoogleraar experimentele anatomie en verantwoordelijke voor de afdeling plastinatie aan de VUB, gewaagt van een totaal gebrek aan respect voor het menselijk lichaam. Dat moet blijken uit de hoogzwangere vrouw met geopende baarmoeder, die volgens de hooggeleerde in een P-magazine houding ligt. Onduidelijk blijft of dit principieel niet kan, dan wel omwille van die zogenaamd erotische houding. De tentoonstelling druist in tegen de menselijke waardigheid; Gunter Von Hagens, uitvinder van de plastinatietechniek, schendt die 'op Hitleriaanse wijze'. Veel verdachtmakingen en gezagsargumenten. Iedereen 'met enige ethisch referentiepunten vindt deze tentoonstelling degoutant, choquant en smakeloos'. Mordicus houdt men vol dat de tentoonstelling in Nederland verboden werd, maar dat is een door de media verspreide kwakkel.

Veel emotionele reacties, veel grote woorden, weinig feitelijke inhoud. Welke precieze normen en taboes worden overtreden, welke waarden en belangen worden geschaad? Om wiens waarden en normen gaat het in feite?

Bezoek

Uit de tentoonstelling spreekt veel respect voor het menselijke lichaam en de bezoekers. Die worden geleidelijk, voorzichtig binnengeleid in de wereld van de plastinatie. Doordat de lichamen 'levend' gepresenteerd worden, gevangen in een activiteit of beweging, verdwijnt het besef dat het lijken zijn een beetje op de achtergrond. De dood boezemt hier weinig of geen angst in. Ook al omdat de omgeving mooi en rustgevend is: planten, vijvertje, bronnetje.

Alles is grondig, professioneel georganiseerd. De makers hebben uit het verleden geleerd. Japanse bezoekers hadden een beetje moeite met de oorspronkelijk 'cleane' voorstelling van de lichamen, zonder suggestie van beweging of activiteit, in een aseptische omgeving. Door enscenering en esthetisering worden de afweer en afkeer omzeild die zo vaak opduiken bij klassieke preparaten op formol. Alles wordt zorgvuldig toegelicht, hoogstaand aanschouwelijk onderricht.

Vanzelfsprekend zal niet alles bij iedereen in de smaak vallen. Bepaalde installaties zijn eerder gezocht. Er wordt ingespeeld op nieuwsgierigheid en voyeurisme, maar met die strevingen is niets fundamenteel mis, al helemaal niet als ze een didactisch doel dienen. De bezoekers lopen er geïnteresseerd en verwonderd bij, ingetogen, vol respect en ontzag.

Natuurlijk is het een spektakel, worden er sensaties opgewekt, maar spektakel- of sensatiezucht? daar valt weinig van te merken. Lichamen, organen en doorsnedes worden niet gedehumaniseerd of op oneigenlijke wijze gebruikt, bijvoorbeeld als presse-papier of onderlegger. Geen spoor ook van erotisering, die zit in Clarijs' verbeelding.

Een representatieve enquête onder Duitse bezoekers leert dat 10% met een negatieve houding aan de tentoonstelling begon (70% positief, 20% neutraal), dat bij het buitenkomen nog slechts 5% tegen was en meer dan 90% ervoor gewonnen was. Wel vond 28% het onnodig ook misvormde foetussen te tonen. De weerstanden zijn het felst bij gelovige mensen. Veel bezoekers voelen zich enorm verrijkt, 95% heeft het gevoel meer inzicht te hebben in zichzelf.

De locatie, onder het slachthuis van Anderlecht, is een ongelukkige keuze. Die associatie had vermeden mogen worden. Ook al omdat op dagen dat er beesten verhandeld worden, in de hele exporuimte een weeë, wat misselijk makende geur hangt. Een ander storend element is de commercialisatie. Een busje met plastinaten dat in grote steden rondtoert om bezoekers te lokken - toch bedenkelijk. Zo ook het tentoonstellingswinkeltje met horloges, puzzels, T-shirts, affiches, pins en dies meer - even storend als in Lourdes of het Louvre.

Habeas corpus

Het levensbeschouwelijk, religieus verzet tegen Körperwelten houdt verband met het taboe op verstoring van de rust van de doden. Vroeger was men ervan overtuigd dat de ziel pas tot rust kwam als het lichaam begraven was. Vandaar de cenotaaf, een leeg graf voor een niet teruggevonden of vernietigd lichaam, opdat de over de aarde dolende ziel rust zou vinden en... ons niet lastig zou vallen. Angst en ontzag voor de dood en geesten, dat ligt aan de basis. Het leven - adem, beweging, bloed, lichaamswarmte - is weg, de ziel moet het lichaam verlaten hebben, maar de geest blijft erop toezien dat het stoffelijk overschot met respect behandeld wordt. Het kerkhof als laatste rustplaats, een zware grafsteen houdt de mogelijk boze geest eronder.

De doden begraven is een plicht, ook in het christendom, getuige het zevende werk van barmhartigheid (dus een dienst bewezen aan de dode). Geëxcommuniceerden en terechtgestelden werden vaak niet begraven, ze moesten een tweede dood sterven, hadden hun recht op wederopstanding verbeurd. In februari dit jaar hield een Berlijns priester een dodenmis voor de honderd tentoongestelde lijken in zijn stad, die Von Hagens 'gevangen houdt in het aardse leven'. In een reactie op de tentoonstelling noemt een lid van het Comité voor Bio-ethiek het respect voor het dode menselijke lichaam zowaar 'de meest fundamentele ethische wet'.

Centraal begrip in de hele discussie is de menselijke waardigheid. Hoe die wordt ingevuld, hangt van iemands mensbeeld af. In de joods-christelijke cultuur gaat de menselijke waardigheid terug op de overtuiging dat de mens geschapen is naar gods evenbeeld. Mens-zijn is een absolute waarde en een morele plicht, men moet zich god waardig tonen. De mens is gods schepping, behoort zichzelf niet werkelijk toe (vandaar de afwijzing van anticonceptie, abortus, euthanasie, zelfdoding, klonen), wordt bij zijn dood teruggeroepen tot god.

Daarnaast is er de filosofische positie, in onze contreien vooral op Immanuel Kant gebaseerd. De menselijke waardigheid berust in het menselijk vermogen redelijk en moreel te handelen, vrij van begeerte, drift en instinct. Ook hier dus een inherente waarde en een morele opdracht. Als tempel van de rede heerst de mens over al het levende en levenloze, de 'waardeloze' natuur.

Tot slot is er de radicaalseculiere positie. De menselijke waardigheid wordt bepaald door de wijze waarop een mens met zichzelf en anderen omgaat, door de manier waarop de staat met zijn burgers omspringt. Niet langer een wezenskenmerk dus, maar wel een opdracht. De menselijke waardigheid is het resultaat van de wederzijdse achting die kwetsbare en zelfbeschikkende burgers elkaar betonen.

Kern van de discussie over 'Körperwelten' is de vraag of mensen, lichamen en lijken een inherente waarde hebben, los van de persoonlijkheid. Als dat zo is, dan mag de persoon er niet vrij over beschikken. In wezen gaat het dus om het menselijk zelfbeschikkingsrecht.

Een lijk is een dood lichaam, een levenloos object. De gestorvene daarentegen leeft nog geruime tijd voort in de herinnering van de nabestaanden. Het lijk wordt begraven, de overledene wordt herdacht. Het lijk is dood en zichtbaar, de overledene leeft voort maar is onzichtbaar. In materialistische termen zijn we veeleer lichaam dan dat we er een hebben; in termen van persoonlijkheid hébben we een lichaam.

De menselijke waardigheid straalt op het lijk af. Symbolisch vertegenwoordigt het de waarde van de overledene. Het lijk wordt niet gewaardeerd om een of andere intrinsieke waarde, maar om zijn voorbije waarde. Als stoffelijk overschot, gewezen materiële drager van een persoonlijkheid, als iemands lichaam.

Mensen hebben een na hun dood doorwerkend persoonlijkheidsrecht. Het individu zelf beslist wat er met zijn dode lichaam gebeuren moet. Wie die laatste wens niet respecteert, tast de waarde van de overledene aan. Alle lichamen op 'Körperwelten' komen van mensen die welbewust gekozen hebben voor plastinatie en erin toegestemd hebben dat het publiek vertoond wordt.

Elitarisme

Een eerste vorm van elitarisme is antropocentrisch: opgezette en geplastineerde dieren mogen, geplastineerde mensen niet. Een tweede vorm is protectionistisch: een medische elite vreest voor haar beroepsprivilege en kennismonopolie. Plastinaten mogen voor ingewijden (artsen en studenten geneeskunde), niet voor leken.

Voordat de geplastineerde lichamen publiek tentoongesteld werden, waren er geen bezwaren tegen. Integendeel, Von Hagens werd in de vakliteratuur bejubeld om zijn uitvinding, geprezen om zijn vakmanschap en dissectiekunde. De plastinatietechniek betekende ook een revolutie voor bewaartechniek, anatomie en medische opleiding. Ondertussen maken meer dan vierhonderd universiteiten en instellingen in een veertigtal landen er gebruik van.

De kritiek komt van poortwachters, religieuze en medische specialisten. Bij deze laatsten klinkt soms afgunst door, maar vooral spijt en verontwaardiging om het verlies van monopoliepositie, macht en mysterie. Vandaar ook het gevoel van ontwaarding en banalisering. Röntgen-opnames waren lange tijd met mysterie omhuld, patiënten kregen maar zelden de foto's van hun inwendige te zien. Tegenwoordig krijgen we ze mee naar huis en zijn we er al lang aan gewend.

Von Hagens heeft het medisch monopolie en mysterie welbewust verder doorbroken. Zeker, om de roem en de centen, maar ook om leken een kijk in het eigen lichaam te gunnen. En dat is, blijkt uit commentaren in de gastenboeken, voor velen een openbaring, een ware revolutie. Mensen worden zich bewuster van hun kwetsbaarheid, nemen zich voor gezonder te gaan leven. Een en ander kadert overigens in de toenemende vraag naar betrouwbare en vulgariserende medische informatie, een vraag die positief beantwoord wordt door veel geneeskundigen.

Terloops dit nog: de catalogus is de moeite waard, zeker wat de foto's betreft, maar de tekst is bijzonder slordig vertaald (dat geldt ook voor de andere brochures). Een echte aanrader is Schöne Neue Körperwelten. Der Streit um die Ausstellung (Stuttgart, Klett-Cotta). Het andere Duitse boek dat op de tentoonstelling te koop is, Endlich unsterblich?, is een beaat hagiografisch werkje over Von Hagens.

Gepubliceerd in de Financieel Economische Tijd, maart 2002