De klauwen van de Kerk | Zalige kinderroof

De kogel is door de kerk. Pius IX, de langst regerende paus ooit (1846-1878), de laatste ook die nog wereldlijke macht bezat, wordt morgen zalig verklaard, samen met Johannes XXIII. Pio Nono's beatificatie is een van de langste en moeilijkste uit de geschiedenis van de Kerk. De in 1907 ingezette procedu­re werd pas midden jaren tachtig afgerond. Telkens weer rees er verzet, binnen en buiten de Kerk, tegen de verheerlijking van een van de meest conservatieve, reactionaire pausen. Hij was een uitgesproken tegenstander van de Verlichtingsideeën, moderniteit, burgerlijke vrijheden, Italiaanse eenmaking en joden. Zo fel tegen, dat zijn critici hem Pio No No! noemden.

Toen zijn zaligverklaring begin dit jaar werd aangekondigd waren velen in Vaticaan en Kerk met verstomming geslagen. Ook in vooraanstaande Vlaams-katholieke kringen werd met ongeloof en verbijstering gereageerd. Tot voor kort ontkende het bisdom zelfs dat er iets van waar was. En de katholieke pers besteed­de er opvallend weinig aandacht aan.

In joodse kringen is de beroering nog veel groter. Niet ver­wonderlijk, want deze Pius IX dreef in 1850 de joden terug het getto in en liet stiekem gedoopte joodse kinderen ontvoeren. In joodse bronnen wordt hij steevast afgeschilderd als een opvliegende, anti-democratische epilepticus. De meest onpopu­laire paus aller tijden; toen zijn stoffelijk overschot naar de begraafplaats werd overgebracht probeerde een woedende menigte zijn lijk in de Tiber te gooien.

In de joodse media en op het internet woedt al maandenlang een felle discussie, waarbij het al snel meer over de halfslachti­ge houding van Pius XII tegenover de holocaust gaat dan over Pius IX. Meer terzake is de affaire Mortara waarnaar telkens verwezen wordt. Edgardo Mortara, een zesjarig joods jongetje, werd in juni 1858 door de pauselijke militaire politie wegge­haald uit het ouderlijke huis in Bologna. Het was de inquisi­tie ter ore gekomen dat hij op éénjarige leeftijd gedoopt was door een katholieke dienstbode toen die - ten onrechte - voor zijn leven vreesde. Volgens het kanonieke recht heeft een gedoopte recht op een katholieke opvoeding. Om het risico op afvalligheid te beperken moet hij uit zijn joodse milieu verwijderd worden. Edgardo's ouders kregen te horen dat ze zich geen zorgen hoefden te maken, hun zoontje stond voortaan onder de hoge bescherming van de paus.

Edgardo werd overgebracht naar Rome om opgeleid te worden in een Casa dei catecumeni, een huis voor catechumenen of doop­leerlingen. Zulke huizen waren er al in de derde eeuw, maar Edgardo kwam in het eerste van de moderne huizen terecht, opgericht door de stichter van de jezuïeten, Ignatius van Loyola, met het oog op de bekering van joden en moslims. De bekering van ongelovigen zou gods glorie meer kracht bijzetten en de Wederkomst van Christus bespoedigen.

Onvrijwillige doopsels en inbeslagneming van joodse kinderen waren in het Italië van die tijd niet uitzonderlijk. In Edgar­do's geboortejaar bijvoorbeeld, werd een anderhalf jaar oud meisje opgepakt; haar ouders zouden haar pas als volwassene terugzien.

Volgens het canonieke recht mogen kinderen beneden de zeven niet gedoopt worden zonder toestemming van de ouders, behalve als ze in levensgevaar verkeren. Dan krijgt het belang van de ziel voorrang op de ouderlijke zeggenschap. In de praktijk werden alle doopsels van minderjarigen oogluikend geduld. Het doopsel heeft een onmiddellijk en onomkeerbaar effect. De erfzonde en alle tot dan begane zonden worden kwijtgescholden, de gedoopte wordt deel van het mystieke lichaam van Jezus Christus, de ware Kerk. Ook als het sacrament zonder ouderlij­ke toestemming werd toegediend is het geldig, als voor de rest alles maar correct gebeurd is, met gebruikmaking van de juiste doopformule. In noodsituaties mag iedereen dopen, zelfs ket­ters, zolang het met de juiste ingesteldheid gebeurt. Ook als naderhand, zoals bij Edgardo, blijkt dat het kind niet in levensgevaar verkeerde blijft het doopsel van kracht.

Wie de ziel van een ongelovige helpt redden, kan op gods zegen rekenen. Adellijke families kampten om de eer om peetvader of -moeder te mogen zijn. Joden keken daar natuurlijk heel anders tegen aan. In hun ogen waren de bekeerlingen verraders die omwille van materieel gewin het geloof van hun voorvaderen de rug toekeerden. Een jood bij zijn volle verstand kon het christendom niet superieur vinden. Omdat er inderdaad vaak materiële voordelen mee gemoeid waren, probeerden kerkelijke gezagsdragers na te gaan of de kandidaten oprecht waren. Echt aandringen deden ze niet, daarvoor was de christelijke superi­oriteit té vanzelfsprekend en het gevoel van triomf te groot.

Deze praktijk bracht nogal wat sociale drama's teweeg. Neem het meisje van zes dat een arts een stervend kind had zien dopen, "de weg naar de hemel openen" zoals hij zei. Kort nadien doopte ze haar driejarige joodse vriendinnetje, dat liever naar de hemel dan naar de hel wou. Jaren later bracht ze, gekweld door gewetenswroeging, verslag uit aan de kerke­lijke autoriteiten. Alleen het feit dat de gedoopte ondertus­sen de echtgenote was van een van de rijkste en invloedrijkste joden van Ferrara redde haar uit de klauwen van de Kerk.

De Mortaras stelden alles in het werk om hun zoon terug te krijgen. Ze riepen de hulp van hun geloofsgenoten in. Franse, Engelse en Amerikaanse joden zetten hun regeringen onder druk. Protest en verontwaardiging zwollen aan, het hele westen stond op stelten. In New York en San Francisco stapten duizenden joden en protestanten mee op in protestmarsen. Al die beroe­ring zorgde ervoor dat vader Mortara zijn zoon mocht bezoeken. Dat was ongezien, doopleerlingen werden doorgaans zorgvuldig afgeschermd tegen alles wat hun bekering belemmeren kon. Joden werden als de incarnatie van het kwaad gezien, men was er heilig van overtuigd dat ze hun kinderen nog liever doodden dan ze als katholiek te laten opgroeien.

Van teruggave van Edgardo kon geen sprake zijn. Ontvoerd twee maand voor zijn zevende verjaardag, had hij ondertussen de 'jaren van verstand' bereikt. Daarenboven zou hij volgens de kerkelijke autoriteiten zijn nieuw leven en geloof met beide armen omhelsd hebben. In het jaar van de eerste verschijning van de Maagd aan Bernadette Soubirous te Lourdes had god ook Edgardo verlicht, op weg naar Rome bij zijn eerste kerkbezoek. Overigens beschikten de ouders volgens de kerkelijke autori­teiten over een probaat middel om hun zoon terug te krijgen: het volstond dat ook zij zich tot het ware geloof bekenden.

In de traditionele interpretatie van de evangelieverhalen waren joden godsmoordenaars; zij hadden Jezus, de Zoon van God, vermoord. Maar omdat Jezus zelf een jood was en de joodse bijbel een van de eigen heilige boeken, werden de joden binnen strikte grenzen getolereerd. Aanvankelijk bleef de discrimina­tie binnen de perken, verwacht werd dat het joodse volk uit­eindelijk het ware geloof zou omhelzen. Midden zestiende eeuw kwam hierin verandering. De joden werden in getto's gedreven, hun bekering moest actief worden nagestreefd. In Bologna, waar van oudsher een bloeiende joodse gemeenschap leefde, werden in 1553 op bevel van paus Julius III alle Hebreeuwse geschriften openbaar verbrand, met inbegrip van honderden kopieën van de Talmud. In 1569 werden joden uit de stad verbannen. Pius V deed de joodse begraafplaats cadeau aan de nonnen van het klooster van Sint Petrus de Martelaar met als opdracht "alle joodse graven, alle inscripties, herdenkingstekens en grafste­nen volledig te vernietigen ... kadavers, beenderen en andere restanten van de doden op te graven". In 1586 mochten de joden terugkeren, zeven jaar later werden ze opnieuw verjaagd. En zo ging dat maar door.

Toen Pius IX in 1846 aantrad, leek zich een lotsverbetering aan te kondigen. Anders dan zijn voorganger, die zelfs een inenting tegen mazelen als een afwijking van gods wegen zag, kantte Pio Nono zich niet van meet af aan tegen de moderni­teit; straatverlichting en spoorwegen mochten. De poorten van het getto werden neergehaald en de predica coatta werd afge­schaft, de eeuwenoude verplichting voor joden om op sabbat in de kerk naar een anti-joods sermoen te luisteren. Heilige joodse riten werden dan op hun kop gezet en bekeerde joden kwamen 'getuigen' over de valsheid van hun vroegere geloof. Het salaris van deze afvalligen en van de politielui die bij de ingang van de kerk controleerden of niemand wasbolletjes in de oren had, was voor rekening van de joodse gemeenschap.

Nadat in 1848 Europa werd opgeschrikt door revolutionaire bewegingen, sloeg de houding van Pius IX om. Hij veroordeelde het Risorgimento, het Italiaanse streven naar politieke een­wording, en dreigde ermee al wie zich tegen de Pauselijke Staat en zijn wereldlijke macht keerde, te excommuniceren. Maar de publieke opinie keerde zich tegen hem. Eind 1848 werd zijn eerste minister vermoord en de paus nam de benen, vermomd als priester met gekleurde brilglazen. De maand daarop mar­cheerde Garibaldi de Eeuwige Stad binnen. In februari 1849 werd de Romeinse Republiek uitgeroepen. Pius IX deed een beroep op de katholieke mogendheden om hem in zijn macht te herstellen. Midden 1849 heroverden Franse troepen Rome. Een jaar later keerde de paus terug. Alle voorrechten werden afgeschaft en Pio Nono bleef voor de rest van zijn leven een gezworen tegenstander van moderniteit, liberalisme en joden.

Dat de ontvoering van Edgardo, anders dan eerdere gevallen van kinderroof, een internationaal schandaal werd, heeft vooral te maken met twee factoren die elkaar bekrachtigden: het toene­mend verzet tegen de wereldlijke macht van de paus en de almaar grotere impact van de pers. Voor de tegenstanders van de Kerkelijke Staat was de kidnapping van Edgardo als manna uit de hemel. Kort nadien zegde Napoleon III militaire steun toe aan het koninkrijk Sardinië om de Oostenrijkse troepen uit Noord-Italië te verdrijven en de door hun bezette gebieden in te lijven, met inbegrip van driekwart van de Pauselijke Staat. De Italiaanse eenmaking was begonnen.

De paus klampte zich aan zijn wereldlijke macht vast en ging in het verweer tegen het liberalisme, dat nu ook in eigen rangen was doorgedrongen. Eind 1864 vaardigde hij een van de beruchtste encyclieken van de moderne tijd uit, de Quanta Cura, met daaraan vastgehecht de Syllabus van dwalingen. Tachtig misvattingen werden veroordeeld: pantheïsme, natura­lisme, rationalisme, socialisme, communisme, liberalisme, vooruitgang, moderniteit, geheime genootschappen, democratie, religieuze en politieke vrijheid, vrije meningsuiting, beper­king van geestelijke of wereldlijke macht van de Kerk... De revolutionaire notie dat mensen hun regeerders zelf mogen kiezen, dat ze vrij zijn om te denken wat ze willen, te gelo­ven wat ze geloven, werd als waanzin veroordeeld.

Zoals de Index librorum prohibitorum, het register van de door de Kerk verboden boeken, is deze Syllabus best een leerrijk werkstuk. De verderfelijke meningen worden zonder wederwoord opgesomd en dat levert een interessant overzicht op van de toenmalige moderniteit. Bij lezing zit je ook vaak instemmend te knikken, bijvoorbeeld met nummer 12, "De decreten van de Heilige Stoel beletten de vrije vooruitgang van de weten­schap"; of nummer 21, "De Kerk heeft niet het recht per dogma vast te leggen dat de religie van de Katholieke Kerk de enig ware religie is" en stelling nummer 40, "De doctrine van de katholieke Kerk is tegengesteld aan het welzijn en de belangen van de maatschappij".

In 1870 trokken de Franse troepen zich uit Rome terug. Kort nadien werd de pauselijke garde onder de voet gelopen. De paus vluchtte het Vaticaan in. De bezetting van het territorium van de Heilige Stoel veroordeelde hij als "onrechtvaardig, geweld­dadig, zonder betekenis en ongeldig". Al wie hierbij betrokken was, ook koning Victor Emmanuel II, sloeg hij in de ban. Op het Eerste Vaticaans concilie (1869-70) vaardigde hij, ondanks veel tegenstand, het dogma van de Pauselijke Onfeilbaarheid uit. Het verlies aan wereldlijke macht gecompenseerd door grenzeloze uitbreiding van de geestelijke.

Hoe verging het Edgardo verder? De paus bekostigde zijn opvoe­ding, ontmoette hem regelmatig en wees hem er herhaaldelijk op hoeveel hij om hem geleden en geriskeerd had. "Regeringen en volkeren, wereldse heersers en journalisten - de werkelijke machthebbers in onze tijd - hebben me de oorlog verklaard." Rond zijn dertiende besloot Edgardo zijn leven aan de Kerk te wijden. Na zijn priesterwijding werd hij in heel Europa een gegeerd spreker, niet het minst omdat hij zijn jeugdervaringen zo mooi in zijn sermoenen verweefde. Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog leefde hij in Bouhay (België) in een klooster van de Reguliere Kanunniken van Lateranen, de orde waar hij toe behoorde. Hij wijdde zich aan studie, gebed en Mariaverering. Hij stierf op 11 maart 1940, net op tijd om aan de greep van de nazi's te ontkomen.

In hedendaagse katholieke bronnen, zoals de gerenommeerde Catholic Encyclopedia, wordt Pius IX voorgesteld als het slachtoffer van een complot van vrijmetselaars, joden, vrij­denkers en Italiaanse revolutionairen ("verraders en avontu­riers die nooit geziene gruweldaden begingen"). Een martelaar van het 19de eeuwse antiklerikalisme die onverschrokken weer­stand had geboden tegen de gruwelen van het modernisme. Over Edgardo Mortara wordt met geen woord gerept.

Het Vaticaan vindt dat Pius IX de kerkdoctrine van zijn tijd volgde. Antiklerikalen en Italiaanse nationalisten hebben de zaak Mortara opgeblazen om de Kerk in diskrediet te brengen. De hele affaire is "slechts een detail, die ons beeld van de grote paus niet mag verstoren".

Teruggeplaatst in zijn tijd valt een en ander wel te begrij­pen, maar Pius IX wordt hier en nu de hemel in geprezen. Wat hij heeft uitgericht mag dan verklaarbaar en misschien begrij­pelijk zijn, goedgepraat mag het niet worden. Wie dat wel doet is naïef of heeft een verborgen agenda. Pius' zaligverklaring is een flinke stap terug in de katholiek-joodse toenadering. Het positieve effect van de verontschuldigingen die de paus eerder dit jaar aanbood voor antisemitisch gedrag (van indivi­duele katholieken) zou er wel eens door teniet gedaan kunnen worden. Wat bezielt de Kerk?

Het eerste wat opvalt is dat Pius IX samen met Johannes XXIII zalig wordt verklaard. En dat was een van de meest progressie­ve pausen, iemand die de deuren van de Kerk wijd opengooide voor de moderniteit, als eerste toenadering zocht tot de joodse gemeenschap en eeuwenoude antisemitische zinsnedes uit de kerkelijke liturgie liet schrappen. Is deze dubbele beati­ficatie een poging om het evenwicht te bewaren tussen conser­vatieven en liberalen in de hedendaagse Kerk? Maar was het oorspronkelijk niet de bedoeling Johannes XXIII aan Pius XII te koppelen? Dat ging uiteindelijk niet door omdat joden fel protesteerden en lobbyden tegen de paus die ostentatief van de holocaust had weggekeken. Pius IX werd zijn plaatsvervanger.

Diens zaligmaking heeft waarschijnlijk vooral te maken met het feit dat de huidige paus, theologisch gezien, een even groot conservatief is. Zijn standpunten rond vrouwelijke priesters, celibaat, voorbehoedsmiddelen, homoseksualiteit, abortus... liegen er in elk geval niet om. Ook de onmiskenbare Maria-devotie van Johannes Paulus II zal hebben meegespeeld. Ten­slotte was het Pio Nono die er in zijn eentje het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis doordrukte en dankzij hem groeide Lourdes uit tot een wereldvermaard bedevaartoord.

Gepubliceerd in De Morgen