Onverbeterlijk | Inquisitie en index

Begin 1998 werden de archieven van de Romeinse inquisitie en de index van verboden boeken, het bolwerk van de katholieke orthodoxie, opengesteld voor onderzoekers. Sommige potjes blijven evenwel gedekt, zoals de graviora delicta, zaken betreffende de moraal van de clerus.

De Romeinse inquisitie of Heilig Officie (niet te verwarren met de middeleeuwse inquisitie of die in Spanje) werd in 1542 opgericht als instrument van de Contrareformatie. Er moest een dam opgeworpen worden tegen het protestantse ideeëngoed en, meer nog, tegen dwalingen en ketterijen in eigen rangen.

Inquisitie en index staan voor velen symbool voor al wat slecht was of is aan de katholieke Kerk. In antiklerikale kringen maar ook in recent wetenschappelijk werk worden ze op één lijn geplaatst met repressiepraktijken in totalitaire staten. Volgens Peter Godman, hoogleraar Latijnse Middeleeuwen en Renaissance en "niet praktiserend atheïst", is dat een volkomen fout beeld.

Nu de archieven open staan kan het verhaal over inquisitie en index, dat telkens weer vanuit de optiek van de slachtoffers verteld wordt, worden bijgesteld door de visie van inquisiteurs en censors. Een geschiedenis van binnenuit dus, vanuit het daderperspectief. Godman probeert zich in te leven in de daders. Wie waren ze, welke mentaliteit hadden ze, hoe dachten ze, wat bewoog hen?

Wat bezielde bijvoorbeeld de rechters die de afvallige monnik en rondtrekkende filosoof Giordano Bruno op 17 februari 1600 op de brandstapel brachten? Het verslag dat hem noodlottig werd, werd opgesteld door Francisco Pena, vurig aanhanger en adviseur van de inquisitie. Doordat deze geleerde maar "pietluttige jurist" richtlijnen voor inquisiteurs opstelde en een praktische leidraad schreef, hebben we zicht op zijn mens- en wereldbeeld. Een wereld beheerst door de strijd tussen goed en kwaad, die de Kerk en haar vertegenwoordigers uit mekaar kennen. Als elite voelden ze zich hoog verheven boven leken, "eenvoudigen en ongeletterden (simplices et idiotae)" die ze moesten leiden, onderrichten en behoeden voor dwalingen, zoals foute interpretaties van de bijbel. Daarom wordt het Woord Gods alleen in het Latijn verspreid, bijbels in de volkstaal kwamen op de index.

Pena en de zijnen zagen het katholicisme als een belegerde vesting die ze uit alle macht moesten verdedigen. De waarheid was één en ondeelbaar, vastgelegd door de Kerk. Wat daarvan afweek was ketterij, verraad aan god, majesteitsschennis. Katholieken moesten dat aangeven, op straffe van excommunicatie. Veel aangiften, ook van seksuele avances door priesters.

Met de boekdrukkunst kregen niet alleen geschriften en ideeën maar ook de censuur wind in de zeilen. Midden 16de eeuw circuleerden al verscheidene lijsten van verboden boeken. Ook het Heilig Officie hanteerde het wapen van de censuur. De eerste Romeinse index van verboden boeken verscheen in 1559. Hij overtrof alle andere in strengheid en chaos.

Rome wou orde scheppen maar wist niet hoe, de censors beschikten over geen bruikbare criteria. De oprichting, in 1571, van de Congregatie voor de index van verboden boeken bracht geen verbetering, wel integendeel. De werkzaamheden verliepen ongecoördineerd en chaotisch. De een verbood wat de ander gedoogde. Enkelen bezaten de geestelijke souplesse en intellectuele scherpte om subtiele overwegingen te maken, maar de meeste konden alleen met de zweep knallen.

De hoeders van het ware geloof hadden slechts een vage voorstelling van protestantse ketterijen, ze hadden Luther niet gelezen, kenden trouwens geen Duits. Ze hanteerden een eenvoudiger methode: bladeren in de catalogi van de Frankfurter Buchmesse, de Duitse auteurs die ze daarin aantroffen werden voor ketters versleten.

Niet of halfbegrepen ideeën werden verworpen uit angst voor sterk overdreven consequenties. René Descartes werd als onverbeterlijk veroordeeld omdat een Franse jezuïet zich zorgen maakte dat de fysica van de elementaire deeltjes die Descartes in zijn Principia philosophiae ontwikkelde het dogma van de eucharistie in gevaar kon brengen. Leibniz kwam op de index terecht omdat hij godsdienstige tolerantie bepleitte, "de ergste ketterij die er bestaat", want tolerantie is gewoon "een ander woord voor chaos".

Op de achtergrond van dit alles speelden belangengroepen, fracties, intriges, tweedracht. Sommige boeken en auteurs werden verboden omwille van interne vetes, om iemand de voet dwars te zetten. Er heerste een cultuur van wantrouwen, censors censureerden elkaar.

Deze "gewetensbeambten" waren volgens Godman geen fanatici of totalitaire machthebbers, maar "mensen met al hun menselijke zwakheden. Zij improviseerden, klungelig en met weinig succes, en deden aldus hun best". Er was helemaal geen complot, geen uniform onderdrukkingsplan, geen vastberadenheid of fanatisme, maar een wisselende politiek, improvisatie en onenigheid. Maar elders noemt Godman de Romeinse inquisitie "vastberaden in haar fanatisme en onverbiddelijk in haar verlangen naar onderdrukking van alles wat afweek" en heeft hij het over het "opvallende fanatisme van inquisiteurs en censors, hun strenge en vastberaden optreden".

Er zat geen lijn in, beweert Godman, maar in een andere context heeft hij het over "onveranderlijke ideeën", verdediging van "eeuwige waarheden", "een continuïteit van het denken over een periode van eeuwen heen" en "een vast patroon van onderdrukking, repressie".

Dit fascinerende boek, vol gevalstudies, werpt een ander licht op Romeinse inquisitie en indexcongregatie maar is ook een slingeruitslag. Godman leeft zich zozeer in dat zijn poging te begrijpen in begrip uitmondt, bijwijlen praat hij praktijken goed waar veel onschuldigen onder geleden hebben. De zwaar belaste, uitgeputte medewerkers van het Heilig Officie noemt hij "verzwegen slachtoffers". Herhaaldelijk benadrukt hij dat de wereldlijke rechters in niets onder deden voor hun collega's van de Romeinse inquisitie. Dat inquisiteurs en censors met de beste bedoelingen handelden; niet wilden niet onderdrukken maar corrigeren. En folteren, dat deden ze "alleen onder bepaalde omstandigheden, niet in alle gevallen". Foltering was niet het voornaamste middel om de waarheid te achterhalen, "alleen een extra instrument om de waarheid te verifiëren". Het moet een hele troost geweest zijn.

Welke waren die omstandigheden waarin gefolterd werd? Als de beschuldigde (of de getuige) ontwijkend antwoordde, niet ter zake doende opmerkingen maakte, bleef ontkennen, bewijsmiddelen leek achter te houden. Eind 16de eeuw werd in Siena een jonge Duitse reiziger gefolterd omdat hij, verdacht als vreemdeling en Duitser, niets wou bekennen. Toen hij ook onder foltering niets te bekennen had, werd hij vrijgelaten. Terloops verneem je dat mensen van de adel, geestelijkheid of ridderstand, zwangere vrouwen en kinderen beneden de veertien niet gefolterd werden. Vanaf veertien mocht het.

Veel van wat Godman beschrijft doet aan een politiestaat denken. Mensen die zichzelf ­moeten aangeven en daartoe aangespoord worden in de biechtstoel. Tijdens het verhoor werden ze, onder belofte van strafvermindering of door foltering, ertoe gebracht anderen aan te geven. Vandaar dat we "in de archieven getuigenissen van vrienden tegen vrienden, inlichtingen van vrouwen over hun mannen, beschuldigingen van buren tegen buren" aantreffen.

De verdachten werden gevangen gehouden "in de vele dominicanen- en franciscanenkloosters". Beschuldigd van tovenarij of ketterij, omdat ze een kaars naast een boom, bron of steen geplaatst hadden; spijzen of dranken hadden geofferd om een godsoordeel te beïnvloeden; gevloekt hadden (godslastering); zichzelf of hun dieren probeerden te beschermen met "duivelse liederen". Een smerige zaak, vindt ook Godman, "maar dat wordt gecompenseerd door de correcte wijze waarop het" onderzoek wordt uitgevoerd.

Bij zijn weerlegging van de simplistische complottheorie beklemtoont Godman de desorganisatie, de wanorde en de willekeur. Maar de sfeer van angst en terreur die daardoor geschapen werd, vermeldt hij niet.

Godman zegt nuchter naar de feiten te kijken, maar verliest uit het oog dat hij een subjectieve bron hanteert. De archieven van het Heilig Officie vertolken het perspectief van machthebbers, weerspiegelen het (onkritische, zelfrechtvaardigende) zelfbeeld van inquisiteurs en censors.

De indexcongregatie werd in 1917 afgeschaft, censuur werd terug de taak van het Heilig Officie. De Romeinse inquisitie werd in december 1965, op de slotdag van het Tweede Vaticaans Concilie, herdoopt in 'Congregatie voor de geloofsleer'. Boeken moesten niet langer verboden worden maar "op gepaste wijze beoordeeld". In het archief van de indexcongregatie zag Godman vanuit zijn ooghoeken dozen met opschriften als: "Boekencensuur 1968, 1971, 1992".

 

Peter Godman - Het geheim van de inquisitie. Uit de verborgen archieven van het Vaticaan, Baarn, Tirion, 2003

Gepubliceerd in De Standaard der Letteren, 2003