Imperialistische rottitel | Outsiderkunst

Het werk van Willem van Genk (1927) is monumentaal, figuurlijk en letterlijk. Doeken per vierkante meter, chaotisch, eclectisch. Het lijkt wel of de man telkens weer zijn brein uitkiepert en dan, verwoed maar tevergeefs, probeert alles met elkaar in verband te brengen. Fantastische, zinsverbijster(en)de kunst. Veel is onaf, open, ontoegankelijk. In zijn labyrinten en palimpsesten ontdek je altijd weer iets nieuws. Iedere verklaring schiet te kort.

De man is steengoed in gebouwen en transportmiddelen. Mensen en gezichten liggen hem minder. Als personages uit Huxley's 'Brave new world', expressieloos. Veel stoomlocomotieven, waar Van Genk een heilige schrik voor heeft. 'In wezen', zegt hij, 'is het de seksualiteit, die stoomlocomotieven. Dat is die wielen die op en neer gaan, die drijvers; 't is de bus Hitler, die stoomlocomotieven, de Duitse Rijksspoorwegen'.

Op zijn tiende kwam hij in een internaat voor moeilijk opvoedbare jongens terecht. Hij werd reclameschilder, maar niet voor lang. Fantasie te over, maar hij wist van geen ophouden, overschilderde wat goed was. De twijfel aan zijn verstandelijke vermogens groeide. Tekenen was een levensbehoefte geworden. De Arbeidsdienst voor Onvolwaardigen - u leest het goed - liet hem klusjes opknappen. Een stempel waar hij nooit meer onderuit gekomen is.

Collages en installaties, lijm, plakband, spijkers, potlood, pen, stylo, soms waterverf - 'Verf? Dat valt er toch maar af!'. Een wirwar van lijnen, beelden en thema's; met grote verbetenheid getekend, opgetekend. Veel anekdotes, gevangen in medaillons, vignetten en stervormige inkijkjes, als door een telescoop, lichtjes verschoven. Rondom het centrale gegeven zit vaak een kader met aparte tafereeltjes. Een lappendeken van verwarring. Maar er zit orde in de chaos. Repetitieve onderwerpen: transport, communicatie, netwerken, macht. En altijd gaat er spanning vanuit, actie en dreiging.


Gestapo

Van Genks vader zat in de oorlog bij het verzet. De Gestapo wou hem klissen, zoon Willem werd aan de tand gevoeld. De mannen in hun hooggesloten zwarte jassen maakten een onuitwisbare indruk op hem. Een breekpunt dat zijn hele oeuvre overheerst. Overal vermoedt hij verborgen verbanden, een reusachtig complot. Communisten, fascisten of kapitalisten, allemaal één pot nat, ze communiceren via het elektriciteitsnet. Wereldomspannende rails en bovenleidingen bewijzen dat, tastbaar.

Macht wordt een obsessie. Tekenen van macht, uniformen en wapens, brengen hem in verwarring én vervoering. Hij legt een indrukwekkende collectie jassen aan die hij van boven tot onder van drukknopen voorziet. Snel dicht, snel open. Elke jas wordt slechts één keer gebruikt, voor een wandeling op straat. In zo'n pantser van de macht kan hij ongemerkt seksueel opgewonden zijn. 'Misschien', zei hij daarover, 'bedrijf ik teveel zonde, is m'n geestelijk leven te slecht, nou eenmaal, maar ja, als ik minder zonde deed, dan zou ik ongezonder zijn geweest hé?'. Onge-zonde-r. Na die ene 'voorstelling' is de jas uitgewerkt, onderdeel van collectie, symbool van even macht, zo weer voorbij.

Van Genk creëert een eigen werkelijkheid, een 'onzichtbaar schild tegen het geboefte waardoor hij zich altijd belaagd weet. Elk onderdeel heeft een plaats in de snode plannen die hij smeedt om de machten te omzeilen die aan alle kanten op hem loeren'. Hij geeft zich niet bloot, geeft zijn werk geen titel mee. Toen een galeriehouder dat wel deed, had hij het over 'imperialistische rottitels'.

In zeldzame interviews van Van Genk staan de antwoorden los van de vragen. Hij spreekt in associaties, chaotisch. 'Ik heb', zegt Van Genk, 'mijn naam niet mee, één ennetje eruit en je bent het al'. Een bijzonder verwarde geest, maar niet gespeend van logica. Alles wat hij maakt is, zegt hij, bedrog: 'Ik plak van rotzooi een bus in mekaar en een dame, verder een keurig iemand ook al heeft ze een zachte gee, koopt zo'n bus en zet hem in een zaal. Bedrog. Die bus kan niks. Je kan er niet in zitten, hij kan niet rijden. Het is bedrog. Alles wat ik maak is bedrog, m'n hele huis staat er vol mee. Dat mag ook wel eens gezegd worden. Al die stations, al die pleinen: ze bestaan niet. Ze zitten in m'n kop, ze zitten in m'n handen, m'n vingers zitten onder de lijm zoals je kan zien'. Naarmate de schizofrenie en het autisme toenamen, werd zijn werk almaar complexer. Directe communicatie werd zo goed als onmogelijk.


Outsider

Van Genk werkt in isolement, autonoom, los van de kunstwereld. Hij put uit zichzelf, is immuun voor trends, mode en kunstcultuur. Zijn werk heeft weinig vandoen met 'gewone' kunst en culturele cliché's. Het is buiten-gewone kunst, art brut, outsiderskunst, buiten de invloedssfeer van l'art culturel. Hij schildert 'alsof hij de eerste en enige schilder was, met zijn rug naar de cultuurgeschiedenis', alsof hij de schilderkunst heeft uitgevonden, 'een echte schilder'. Zijn grandioos oeuvre zit wereldwijd in toonaangevende collecties. Sinds hij in 1997 twee hersenbloedingen kreeg, produceert hij zo goed als niets meer.

De catalogus is een juweeltje, voortreffelijke reproducties en uitstekende teksten van Ans van Berkum. Verkleind lijkt zijn werk nog grootser. Maar het bijgeleverde tweedimensionale vergrootglaasje komt aardig van pas.

Museum Dr. Guislain, Gent, tentoonstelling 2001

Verschenen in De Financieel Economische Tijd, 18 juli 2001