Huiswerk voor holocaustontkenners

Er moet een einde komen aan de telkens weer opflakkerende beroering rond Holocaustontkenning. Bibliothecarissen, leerkrachten en leerlingen die voortdurend lastig gevallen worden, hebben geen direct afdoend antwoord op bepaalde ontkennersargumenten. Om negationistische drogredenen te ontmaskeren is gespecialiseerde geschiedkundige kennis nodig én moet men bereid zijn onderdelen van het 'klassieke' verhaal over de jodenuitroeiing enigszins te herzien. De discussie rond en met ontkenners is niet geschiedkundig. Het is een ideologisch-politiek debat waarbij gebruik en misbruik gemaakt wordt van geschiedkundige gegevens. Het gaat veel minder om wat voorbij is dan om wat nog komen moet, hoe een betere maatschappij verwezenlijkt kan worden, hoe gruwel vermeden kan worden.

Ontkennersargumenten moeten natuurlijk wel weerlegd worden, maar dat is werk voor gespecialiseerde historici. Moeilijk te vulgariseren werk, onder meer omdat, om de ontkenners afdoend te weerleggen, sommige gevestigde ideeën over de jodenuitroeiing herzien moeten worden. Maar het blijft dweilen met de kraan open. Ontkenners zijn fanatici, ze blijven herhalen wat al lang weerlegd is, komen steeds weer aanzetten met nieuwe haarkloverijen en spitsvondigheden.

Het wordt tijd ze een halt toe te roepen. Daartoe beschikken we over andere dan geschiedkundige of juridische middelen. In een ideologisch-politiek debat mogen ideologisch-politieke argumenten gebruikt worden. Waar nodig moet een beroep gedaan worden op propagandatechnieken. Waarom zouden we ons de wapens ontzeggen die de tergende en uitdagende ontkenners ons voortdurend opdringen?

Ontkenners hebben tot op heden weinig meer gedaan dan bestaande bronnen en bewijzen van de jodenuitroeiing bekritiseren en kapotpraten. Alles wordt uit zijn context gelicht, blootgesteld aan hyperkritiek, getuigen en getuigenissen worden op onoordeelkundige en beschamende wijze benaderd. Ontkenners spreken tegen en verbergen zoveel mogelijk waar ze wel voor zijn. Ze zaaien twijfel. Hun tegenverhaal heeft niets met geschiedenis te maken, het is tegen-geschiedenis. Het wordt tijd dat ze de stiel leren en de handen uit de mouwen steken. De bewijslast ligt bij hen, niet bij ons.

In plaats van historische bronnen verdacht te maken moeten ze maar eens op zoek gaan naar de bronnen die hun tegenverhaal kunnen bekrachtigen. Laten we ze aan het werk zetten met de volgende geschiedkundig verantwoorde opdracht. Het in geschiedkundige onderzoekscentra raadpleegbare Memoriaal van de 24.906 joden en 351 zigeuners die vanuit Mechelen werden gedeporteerd richting Auschwitz telt 511 bladzijden met namen van de weggevoerden. Naast familie- en voornaam worden telkens ook geboorteplaats en -datum en deportatiekonvooi opgegeven (waardoor de datum van aankomst in Auschwitz gekend is). Dit gedenkboek is gebaseerd op het fichier en de transportlijsten die de nazi's opstelden. Deze ook voor ontkenners onverdachte bronnen bevatten nog veel meer persoonlijke gegevens die niet de minste twijfel toelaten over de werkelijkheid van deze slachtoffers. Nemen we nu elke 13de naam op elk van de 511 bladzijden. Behoort de naam toe aan een persoon die de oorlog overleefde (er staat dan 'évadé' of 'R' van rapatrié bij) dan moet de volgende andersluidende naam genomen worden, dit om te voorkomen dat ontkenners die overlevenden of familieleden lastig zouden vallen. Het is nu aan de ontkenners om historisch valabele bronnen op te sporen waaruit onomstotelijk blijkt dat deze 511 slachtoffers nog in leven waren na mei 1945, of dat ze in Auschwitz een andere dood zijn gestorven dan die door vergassing, verhongering, slavenarbeid, marteling... Waar nodig moeten de ontkenners eigentijdse autopsieverslagen voorleggen (een van hun walgelijke en stupide argumenten die ik tegen hen keer). En dan hebben we het alleen over België. Hetzelfde huiswerk moet worden verricht voor de andere landen.

Gezien het arsenaal aan middelen en energie waarover ontkenners beschikken, gezien de ernst van hun aantijgingen kan dit bezwaarlijk een onredelijke of zware opdracht genoemd worden. Maar echt historisch werk is wel inspannend en tijdrovend. Waarschijnlijk proberen ze aan de taak te ontkomen door middel van een zoveelste variant op hun komplottheorie. Van geen kleintje vervaard voeren ze misschien wel aan dat de joden die bronnen toch hebben vernietigd. Maar dat moet dan wel bewezen worden. Is zelfs dat te veel gevraagd, dan kunnen ze zich toch de moeite getroosten een eenvoudige rekenkundige bewerking te maken. Als, zoals zij van de daken schreeuwen, die miljoenen joden niet werden uitgeroeid, dan is er geen reden om aan te nemen dat zij zich niet voortgeplant hebben en dan moeten er nu toch veel meer joden op de wereld zijn. Wáár zijn die dan? Ondergedoken om, koste wat het kost, de Holocaust te bewijzen?

Ik weet het, de ontkenners zullen de handen niet uit de mouwen steken, ze zullen blijven stoken. Maar daar gaat het nu niet om. Waar het om gaat is dat als deze uitdaging wijd verspreid en bekend wordt, het bij elke confrontatie met Holocaustontkenning, zeker in pedagogische situaties, volstaan zal naar dit onvoltooide huiswerk te verwijzen. Het destructief tegenverhaal mag definitief naar de prullenmand verwezen worden.

Dat deze uitdaging nog niet eerder gelanceerd werd heeft onder meer te maken met het onvoltooide verleden van de Holocaustgruwel. Sommige betrokkenen zullen gevoelsmatig revolteren tegen de omkering van de rollen, de uitdaging als grafschennis aanvoelen. Hopelijk krijgen ze ook oog voor het feit dat dit onvoltooibare huiswerk een eind kan maken aan de gruwelijke lijkenpikkerij van ontkenners, dat er geen aandacht meer moet worden besteed aan hun steeds weer openrijten van ongeneeslijke wonden.

 

Naschrift

Dit huiswerk verscheen eerder in enkele dagbladen. Dat was meteen raak: negationist Siegfried Verbeke klom in zijn venijnige pen en stuurde een schotschrift van drie bladzijden naar zijn adressenbestand. Het huiswerk zit hem duidelijk hoog. Zijn reactie is zoals gebruikelijk persoonsgericht, platvloers, tegenstrijdig en zonder niveau. Zo beweert hij enerzijds dat het huiswerk al lang gemaakt is en anderzijds dat men de negationisten belet het te maken.

De werking van dit huiswerk staat, zoals gezegd, los van reacties van ontkenners, het is een verweermiddel voor hun tegenstanders. Dat ontkenners de taak niet op zich zouden nemen was voorspeld. De drogredenen die ze aanvoeren om er zich aan te onttrekken doen er in feite niet toe. Maar de publikatie van het huiswerk in dit blad biedt toch de kans om hun sluwste argumenten te weerleggen.

Geschiedkundigen mogen geen onderzoek verrichten in de Service International de Recherches te Arolsen, een van de grootste archieven over concentratiekampen. Dat is even betreurenswaardig als begrijpelijk. Het gaat om een humanitaire instelling (van het Internationale Rode Kruis) die ten behoeve van nabestaanden het lot van vermiste nazi-slachtoffers probeert te reconstrueren. Verbeke beroept er zich nu op dat ook negationisten geen toegang krijgen. Dat is een ronduit dom argument. In Arolsen zijn over de in Auschwitz vermoorden niet meer sporen te vinden dan elders. Maar het huiswerk bestaat uit het aantonen van de leugen waarin ontkenners geloven. Als de gedeporteerden niet vermoord werden, moeten ze in 1945 nog geleefd hebben of een natuurlijke dood gestorven zijn. Daarvan moeten de voor alle burgers gebruikelijke bronnen bestaan. Het huiswerk begint in België, in de vele archieven die bewaard gebleven zijn: Jodenregister, deportatielijsten en naoorlogs opsporingsmateriaal. Werk dat moet worden voortgezet in gemeentelijke en politionele archieven in landen waar de slachtoffers volgens de ontkenners verder geleefd hebben. Iedereen die zich inspant kan deze bronnen vinden en raadplegen. Maar het kost wel inspanning én geschiedkundige kennis.

Het huiswerk zou ook waardeloos zijn omdat ik geen historicus ben. Behalve een diploma is geschiedkundige ook een beroep. Het is in de eerste plaats een wetenschappelijke methode. Zoals gebruikelijk in de wetenschap beslist de gemeenschap van wetenschappers over die methode en over haar correcte toepassing (een diploma is geen absolute waarborg). Die erkenning heeft het werk dat ik in hoofde van mijn beroep aflever al lang gekregen. Ik ben dus een historicus. Overigens, zelfs als dat niet het geval zou zijn, waarom zou het huiswerk dan niet geldig zijn?

De bewijslast ligt volgens Verbeke niet bij ontkenners, wie aanklaagt moet de schuld bewijzen. Niet gehinderd door enige kennis of methode haalt Verbeke rechtspraak en geschiedschrijving door elkaar. Daarenboven zijn het de ontkenners die een historisch aangetoonde volkenmoord ontkennen. Uit alle beschikbare bronnen, gegevens en kennis volgt dat het grootste aantal van de uit België gedeporteerde joden en zigeuners zijn omgebracht. Wie het tegendeel beweert moet dat met constructieve, wetenschappelijke argumenten aantonen. Wat is er nu logischer en eenvoudiger dan de miljoenen opsporen die volgens de ontkenners geen slachtoffers zijn?

Franse versie

 

Devoir pour les négationnistes du judéocide

Il convient de mettre fin à l'émoi récurrent relatif à la négation du judéocide. Les bibliothécaires, les enseignants et les élèves, constamment importunés, n'ont pas de réponse péremptoire à opposer à certains arguments négationnistes. Pour démasquer les sophismes négationnistes, une connaissance historique spécialisée est nécessaire; il faut en outre être disposé à revoir quelque peu certains aspects du récit "classique" de l'extermination des Juifs. La discussion avec les négationnistes et sur le négationnisme n'est pas historique. C'est un débat politico-idéologique dans lequel on use et on abuse de données historiques. Il s'agit beaucoup moins de ce qui s'est passé que de l'avenir, que de savoir comment une société meilleure peut se réaliser et comment une répétition de l'atrocité peut s'éviter.

Les arguments des négationnistes doivent bien sûr être réfutés, mais c'est un travail d'historiens spécialisés. Un travail difficile à vulgariser, entre autres parce que pour réfuter efficacement les thèses des négationnistes, certaines idées reçues sur l'extermination des Juifs doivent être reconsidérées. Mais c'est peine perdue, autant essayer de remplir le tonneau des Danaïdes. Les négationnistes sont des fanatiques, ils continuent à répéter ce qui est réfuté depuis longtemps, ils reviennent toujours avec de nouvelles chicanes et arguties.

Il est temps d'y mettre fin. Pour cela, nous disposons d'autres moyens que ceux de nature historique ou juridique. Des arguments politico-idéologiques peuvent être employés dans un débat politico-idéologique. Le cas échéant, il faut faire appel à des techniques de propagande. Pourquoi nous priverions-nous des armes qui nous sont continuellement imposées par ces exaspérants et provocateurs négationnistes ?

A ce jour, les négationnistes se sont bornés à critiquer et à détruire les sources et les preuves de l'extermination juive. Tout est sorti de son contexte, tout est exposé à l'hypercritique, les témoins et les témoignages sont étudiés de façon non judicieuse et honteuse. Les négationnistes contredisent et dissimulent le plus possible ce pour quoi ils optent. Ils sèment le doute. Leur contre-récit n'a rien à voir avec l'histoire, c'est de la contre-histoire. Il est temps qu'ils apprennent le métier et qu'ils s'attellent à la tâche. C'est à eux d'apporter des preuves, non à nous.

Au lieu de rendre les sources historiques suspectes, ils doivent aller à la recherche des sources qui peuvent valider leur contre-récit. Mettons-les au travail, avec un devoir justifié sur le plan historique. Qu'ils prennent le Mémorial de la déportation des Juifs de Belgique, donnant sur 511 pages les noms de 24.906 Juifs et 351 Tsiganes déportés de Malines en direction d'Auschwitz (consultable dans la salle de lecture du Centre). Outre le nom et le prénom, le lieu et la date de naissance sont mentionnés, ainsi que le convoi de déportation (ce qui permet de connaître la date d'arrivée à Auschwitz). Ce mémorial est basé sur le fichier et les listes de transports élaborés par les nazis. Ces sources au-dessus de tout soupçon, même pour les négationnistes, contiennent encore bien d'autres données personnelles qui ne laissent pas le moindre doute quant à la réalité de ces victimes. Prenons par exemple chaque treizième nom sur chacune des 511 pages. S'il s'agit du nom d'une personne qui a survécu à la guerre (il est alors indiqué «évadé» ou «R» pour rapatrié), il convient de prendre le premier nom suivant non homonyme, ceci pour éviter que les négationnistes n'importunent les survivants ou membres de leur famille. Il incombe désormais aux négationnistes de découvrir des sources historiques valables dont il ressort indubitablement que ces 511 victimes étaient encore en vie après mai 1945, ou qu'elles sont décédées à Auschwitz d'une autre mort que celle par gazage, famine, esclavage, torture... Si nécessaire, les négationnistes doivent montrer des rapports d'autopsie contemporains (un de leurs stupides et répugnants arguments que je retourne contre eux). Et encore, nous ne parlons ici que de la Belgique. Le même devoir doit être exécuté pour les autres pays.

Vu l'arsenal de moyens et l'énergie dont disposent les négationnistes, vu le sérieux de leurs accusations, ceci peut difficilement être qualifié de tâche lourde ou déraisonnable. Mais un véritable travail historique exige de l'effort et du temps. Il se pourrait donc qu'ils essayent d'échapper à la tâche par le biais d'une énième variante de leur théorie du complot. Ne reculant devant rien, ils arriveront peut-être à argumenter que les Juifs ont de toute façon détruit ces sources. Mais il convient alors de le prouver. Si c'est même trop leur demander, ils devraient se donner la peine de faire une simple opération arithmétique. Si, comme ils le crient sur tous les toits, ces millions de Juifs n'ont pas été exterminés, il n'y a pas de raison d'admettre qu'ils ne se sont pas reproduits. Dès lors, il devrait y avoir beaucoup plus de Juifs dans le monde. Où sont-ils donc ? Se sont-ils terrés pour prouver coûte que coûte le judéocide ?

Je le sais, les négationnistes ne vont pas se mettre au travail, ils continueront à manigancer. Il ne s'agit pas de cela mais bien du fait que si ce défi devient largement répandu et connu, à chaque confrontation avec le négationnisme, surtout dans des situations pédagogiques, il suffira de les renvoyer à cette tâche inaccomplie. Le contre-discours destructeur pourra définitivement être jeté à la poubelle.

Si ce défi n'a pas été lancé plus tôt, c'est notamment à cause de ce passé inachevé de l'atrocité qu'est le judéocide. Certaines personnes directement concernées se révolteront instinctivement contre l'inversion des rôles et ressentiront ce défi comme une profanation de sépultures. J'espère qu'elles se rendront compte du fait que cette tâche interminable peut mettre fin à cet atroce charognage et qu'il ne faut plus porter tant d'attention à l'incessante réouverture, par les négationnistes, de plaies de toute façon incurables.

Gepubliceerd in: Het Belang van Limburg, 29.5.96; Aktief, mei-juni 1996; De nieuwe gemeenschap, 1.6.96; De Morgen 24.6.96; Belgisch Israëlitisch Weekblad 28.6.96; '30-'50. Berichten van het Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de tweede wereldoorlog, nr. 27, 1996; Mededelingenblad van Belgische Vereniging voor Nieuwste Geschiedenis, 1996, nr. 2; UVV-Info (Unie Vrijzinnige Verenigingen), sept.-okt. 1996; Mores, sept.-okt. 1996; Nitro (tijdschrift voor Humanistische jongeren), nov.-dec. 1996; Klasse, nr. 70, 1996 en in, Verbeeck, Georgi (red.) - De verdwenen gaskamers, Leuven, Acco, 1997, 179-182; alsook in Franse vertaling in Les Cahiers Rationalistes, Paris, juin 1997.