De gekloonde mens

Toen op 5 juli 1996 Dolly geboren werd stond de wereld even op zijn kop. Dit eerste uit een volwassen lichaamscel gekloonde zoogdier was het resultaat van de fusie van een eicel van een Blackface-schaap met een cel van een zesjarig Finn-Dorsett-schaap. Omdat deze laatste cel uit de uier afkomstig was werd het schaap 'Dolly' gedoopt, naar de rondborstige country-zangeres Dolly Parton.

Biologen waren het er sinds midden jaren tachtig over eens dat het zo goed als onmogelijk was om vanuit een volwassen lichaam te kloneren (beter dan 'klonen', meervoudsvorm van 'kloon'). De subsidiekraan werd dichtgedraaid, onderzoekers weken uit naar andere onderzoeksgebieden. Maar commercieel gerichte bedrijven zochten verder, lukte het dan was er veel geld mee te verdienen.

Bij het kloneren kan genetisch gewijzigd materiaal ingebracht worden, waardoor de kloon (of transgene dier) een stof aanmaakt die van groot nut kan zijn voor mens of dier. Bijvoorbeeld een zeldzame medische substantie die dan samen met melk, urine of zaad uitgescheiden wordt. Het tweede kloonschaap, Polly, produceert een bloedstollingsfactor die van belang is voor de behandeling van hemofiliepatiënten.

De geboorte van Dolly maakte in één klap duidelijk dat vroeg of laat ook mensen zouden gekloond worden. Binnen de twee dagen werd in de staat New York een wetsvoorstel ingediend om zulks bij wet te verbieden.

Maar de belangstelling van de bio-industrie laaide natuurlijk direct weer op. In de voorbije zes jaar werden er al muizen, kalfjes, rhesusaapjes en een kat gekloond. Dat laatste beest kwam er door onderzoek gefinancierd door een Amerikaans miljonair die koste wat het kost een kloon van zijn overleden hond wil. Ze komen al aardig in de buurt...

Het hek is van de dam. Eind 1998 werd een experiment stopgezet waarbij de kern van een lichaamscel van een onvruchtbare vrouw versmolten werd met een eicel van die vrouw, een experiment dat had kunnen leiden tot geboorte van de eerste menselijke kloon. Vorig jaar kloonde een Amerikaans bedrijf een menselijk embryo uit een volwassen huidcel.

Op een wetenschappelijk forum hebben drie onderzoekers, de een al serieuzer dan de ander, aangekondigd dat ze tegen alle verboden in mensen zullen kloneren. De Italiaanse gynaecoloog Severino Antinori trekt de meeste aandacht. De man is ook niet aan zijn proefstuk, enkele jaren geleden hielp hij een bejaarde vrouw aan een gezonde baby. Als het aan hem ligt, komt de eerste kloonmens er eind dit jaar, ten laatste volgend jaar.

Wetenschappers, ethici en politici zijn fel tegen. In dit stadium van het onderzoek is kloneren van mensen volkomen onverantwoord. De techniek staat nog niet op punt; wetenschappers weten nog niet precies hoe alles in zijn werk gaat; de kans op spontane abortus, doodgeboren of gehandicapte kinderen of gezondheidsproblemen op latere leeftijd is onaanvaardbaar groot.

Te gek

Kloneren spreekt tot de verbeelding. Zo heeft een groep mensen zich verenigd in het 'Second Coming Project'. De wereld van zonde bevrijden door de wedergeboorte van Jezus, gekloond uit genetisch materiaal afkomstig uit relikwieën van de echte Christus. Het aldus gekloonde embryo moest ten laatste in april vorig jaar worden ingeplant in een maagd, zodanig dat de nieuwe Jezus op 25 december 2001 geboren zou worden. Dat is niet gebeurd. Het 'Second Coming Project' doekte zijn website op, maar op het internet gonst het nog van de achterhaalde voorspellingen.

Een andere sekte, de Raëlianen, beweert onder meer dat de bijbelse verrijzenis van Christus werd gerealiseerd door kloneren. Raël (pseudoniem van de Fransman Claude Vorilhon) zou in 1973 bezoek gekregen hebben van buitenaardse wezens, de 'Elohim' (in de bijbel verkeerdelijk als 'God' vertaald), die speciaal per vliegende schotel waren afgezakt, brachten de blijde boodschap dat zij de mens op aarde hadden gezet, gekloond naar hun evenbeeld. Raëlianen zijn bezeten van de gedachte dat ieder mens, hoe onvruchtbaar ook, recht heeft op nageslacht. Daarom hebben ze Clonaid opgericht, 'the first human cloning company', de belofte van eeuwig leven door middel van kloontechnologie (www.clonaid.com).

Copyright

Dit soort sensationele randfenomenen zijn het die de media halen, de beeldvorming over klonen bepalen. De berichtgeving is doorgaans ook negatief geladen. Men speelt in op sensatiezucht en oeroude angsten voor het nieuwe en ongekende. Hierdoor is het debat over kloneren danig vertroebeld. En dat op het moment dat belangrijke beslissingen genomen moeten worden om de zich razendsnel ontwikkelende biotechnologie te reguleren. Beslissingen die beter niet uitsluitend overgelaten worden aan politici en experts.

Daarom hebben moraalwetenschapster Katrien Devolder en docent wijsbegeerte Johan Braeckman 'Copyright' geschreven. Ze willen betrouwbare kennis overdragen aan een ruim publiek, de man en de vrouw in de straat in staat stellen tot een gefundeerd oordeel te komen. Een lovenswaardig initiatief dat een leerrijk en interessant boek heeft opgeleverd. De auteurs belichten de pro's en contra's van verscheidene vormen van kloneren en ruimen hardnekkige misverstanden uit de weg.

De klemtoon ligt op reproductief kloneren van mensen. Er gaat weinig aandacht naar therapeutisch kloneren, de aanmaak van menselijk genetisch materiaal voor de productie van cellen, weefsels of organen bestemd voor medische doeleinden. De mogelijkheden zijn enorm, al zullen concrete toepassingen nog een tijd op zich laten wachten.

Bijzonder veelbelovend is het onderzoek naar stamcellen. Dat zijn niet gedifferentieerde, niet gespecialiseerde cellen die nog kunnen uitgroeien tot om het even welk soort cel - bloed-, spier- of zenuwcel. Stamcellen gewonnen uit embryo's en foetussen kunnen relatief makkelijk vermeerderd worden en vervolgens ter 'reparatie' ingebracht in zieke, defecte organen. Gedacht wordt aan hartziekten, suikerziekte, de ziekte van Parkinson en die van Alzheimer. Bij de behandeling van leukemie worden al bloedstamcellen gebruikt. Midden dit jaar werd duidelijk dat zelfs volwassen stamcellen (uit het beenmerg van muizen en mensen) nog in staat zijn andere weefsels te vormen dan die waaruit ze komen.

De meeste wetenschappers en ethici zijn ervan overtuigd dat therapeutisch kloneren moet kunnen. In Groot-Brittannië werd het licht al op groen gezet. Verzet tegen deze vorm van kloneren komt voornamelijk van mensen die, doorgaans om religieuze redenen, niet kunnen aanvaarden dat embryo's 'gecreëerd' worden om er stamcellen uit te winnen.

Normalisering

Devolder en Braeckman plaatsen kloneren in zijn 'natuurlijke context'. Kloneren is een vrij normale zaak in de natuur. Het vermogen tot zelfreplicatie is een van de wezenlijke biologische kenmerken van leven. Eencelligen doen niets anders dan zichzelf kloneren en ook onze lichaamscellen vermenigvuldigen zich op die manier. Klonering is schering en inslag in de plantenwereld. Vermeerdering door uitlopers of uit delen van wortels, letterlijke voortplanting met genetisch identieke nakomelingen als resultaat. Het woord 'kloon' komt overigens uit het Grieks en betekent 'twijg' of 'loot'. En, klap op de vuurpijl, er lopen nu al zo'n 48 miljoen menselijke klonen rond, met name eeneiige tweelingen.

Biotechnologie is ook veel ouder dan we denken. Mensen hebben van oudsher planten en dieren gemanipuleerd, door gerichte kruising en kunstmatige selectie beter aangepast aan menselijke behoeften en consumptie. Zonder de tussenkomst van de mens hadden nogal wat planten en dieren nooit bestaan.

De moderne biotechnologie biedt nog veel meer mogelijkheden maar houdt ook veel gevaren in: ­onvoorspelbare en onherroepelijke veranderingen in de natuur, een transgeen gewas of dier dat aan de controle van de mens ontsnapt, om maar iets te noemen. Duidelijk is dat de veiligheid van mensen en het welzijn van dieren gegarandeerd moet zijn. Nog belangrijker is het effect van de biotechnologie op de wereldhandel, de kloof tussen rijke en arme landen zal naar alle waarschijnlijkheid nog groter worden.

Liberalisme

Wat reproductief kloneren betreft pleiten Devolder en Braeckman voor een verbod op commercialisatie en een 'tijdelijk wettelijk verbod op het kloneren van menselijk genetisch materiaal met als doel het produceren van personen'. Zolang er geen garanties zijn voor de gezondheid van gekloneerde kinderen is dat verstandig. De risico's zijn nog onvoldoende gekend, bijvoorbeeld afwijkingen die pas na de geboorte, mogelijk jaren later, tot uiting kunnen komen. Als men kloont uit cellen van volwassen dieren dan hebben de chromosomen in die cellen, door het natuurlijke verouderingsproces, al een beetje DNA 'verloren'. Het is lang niet uitgesloten dat de daaruit gewonnen klonen sneller dan normaal verouderen. Dolly kreeg al op haar vijfde met ouderdomskwaaltjes af te rekenen, en gekloonde muizen die vroegtijdig overleden bleken biologische afwijkingen te hebben.

Geen blijvend verbod, stellen Braeckman en Devolder, want dan gebeurt het 'kloneren ondergronds, in private laboratoria die zijn gevestigd in landen of gebieden die tot de zogenaamde bio-ethische paradijzen behoren'. Het onderzoek naar celkerntransplantatie om personen te verwekken moet gereguleerd worden en, 'eens de medische aspecten op punt staan', aan strikte voorwaarden onderworpen worden. Zeker, maar het ziet er ondertussen naar uit dat het niet zo lang zal duren voor de eerste kloonmens er aankomt.

Braeckman en Devolder zijn gewonnen voor reproductieve klonering van mensen. Hetero- en homoseksuele koppels die op geen andere manier aan een genetisch eigen kind geraken, kunnen dan toch aan het gewenste nageslacht geholpen worden. Men kan een erfelijke aandoening van een van de partners omzeilen. Een ander, niet goed uitgewerkt argument, is dat kloneren zou kunnen verhelpen aan de afnemende vruchtbaarheid in geïndustrialiseerde landen. Zelf zien de auteurs meer in adoptie, maar ze vinden dat 'niemand aan volwassen mensen, die in staat zijn om verantwoordelijkheid te nemen, kan zeggen hoe ze zich moeten voortplanten'. Het verlangen naar een genetisch eigen kind 'zit nu eenmaal bij velen diep ingebakken'. Tja, zo ook het verlangen naar onsterfelijkheid.

Devolder en Braeckman huldigen een liberale visie met als hoogste waarden vrij onderzoek en maximale individuele autonomie. 'Hoe meer keuzemogelijkheden, hoe meer je vrij kunt kiezen', stelt Johan Braeckman in een interview, dat zou de waardigheid van mensen verhogen. Dat is, zacht uitgedrukt, een nogal maatschappijonkritisch standpunt. Alsof de grote keuzemogelijkheid tussen merken en types van auto's (die vaak alleen door productdifferentiatie van elkaar verschillen) tot meer leiden dan schijnvrijheid en schijnwaarden.

Alleen retorisch vragen de auteurs zich af of het vele geld dat aan kloononderzoek wordt besteed niet beter naar de derde wereld zou gaan. Zonder ernstige analyse doen ze die bedenking af met het tegenargument dat er nog meer geld gaat naar ander medisch en ook militair onderzoek. Alsof bestaande wantoestanden nieuwe kunnen goedpraten.

Wat daar verder ook van zij, 'Copyright' biedt een helder en genuanceerd overzicht met tot de verbeelding sprekende voorbeelden en veel gezond verstand. De stijl had iets vlotter gekund, het boek lijkt wel een kloon van een thesis of syllabus ('we willen erop wijzen', 'we moeten hier wel opmerken', 'we willen ook ingaan op'). Enkele schoonheidsfoutjes ontsieren het boek een beetje, bijvoorbeeld de met zekerheid geponeerde veronderstelling dat jager-verzamelaars geen nood hadden aan mythen, en de bewering dat onder seks 'gangbaar geslachtelijke voortplanting wordt verstaan'.

Devolder, Katrien & Braeckman, Johan - 'Copyright. Een bio-ethisch essay', Leuven, Universitaire Pers, 207 blz.

Gepubliceerd in de Financieel Economische Tijd, september 2002