Eigen volk

Aan de hand van getuigenissen en ooggetuigenverslagen hangt advocaat Jos Vander Velpen in En wat deed mijn eigen volk? een indringend beeld op van leven en creperen in SS-Auffanglager Breendonk. Geen zwart-wit verhaal, maar een sober, aangrijpend, doorgaans genuanceerd relaas over mensen in extreme situaties. Na lectuur weet je bij benadering wat daar opgesloten zitten, betekend moet hebben. Hoog tijd overigens dat er nog eens een boek over Breendonk verscheen.

Volgens de auteur daalde er na de bevrijding een diepe stilte neer over de gevangenen en "mede daardoor kon bij buitenstaanders de indruk ontstaan dat het allemaal wel niet zo erg zal zijn geweest". Nog triester is, dat velen de oorlog als "een afgebakende, al lang voorbije periode" beschouwen, bijna "een toeristisch vermaak, een pijnloos ding, waaraan men niet langer aandacht hoeft te besteden". Een merkwaardige gedachtegang als je bedenkt dat de aandacht voor de Tweede Wereldoorlog, vooral dan voor het lot van de joden, sinds de jaren tachtig almaar toegenomen is. Er gaat in onze contreien bijna geen dag voorbij of de media hebben het erover. In die mate zelfs dat sommigen tegenwoordig instemmend spreken over een "publieke religie rond Auschwitz". In deze context, bij vergelijking met de jodenmoord en de gesacraliseerde Holocaust, valt op dat er de laatste decennia heel wat minder belangstelling is voor kampen waar joden in de minderheid waren en/of geen gaskamer bestond. En meestal is er maar interesse in zoverre en in de mate dat er ook joodse gevangenen waren.

Vander Velpen zei me dat het boek vooral bedoeld is voor jongeren, mensen beneden de veertig. Ze "kennen de plaatselijke disco wel maar van Breendonk, neen, daar hebben ze nog nooit van gehoord". Vreemd toch, het Nationaal Gedenkteken Fort van Breendonk krijgt al vele decennia jaarlijks zo'n zestigduizend bezoekers over de vloer, overwegend jongeren. En daar zal, nu tentoonstelling en rondleiding ingrijpend verbeterd werden (zie de Zaterdag Tijd van 14.6.03), niet meteen verandering in komen.

Breendonk-overlevenden zouden er doorgaans het zwijgen hebben toegedaan, erover spreken was moeilijk en er zat niemand op hun getuigenis te wachten. Dat is tot op zekere hoogte waar, maar wat Breendonk betreft valt het nogal mee. Toen ik tien jaar geleden de Belgische bibliografie over de nazi-kampen afsloot (Getuigen, gepubliceerd in 1995), had ik 259 geschreven ooggetuigenverslagen over Breendonk verzameld, tegenover bijvoorbeeld 142 Belgische egodocumenten over Dachau, 47 over Flossenbürg, 138 over het doorgangskamp voor joden en zigeuners in Mechelen en 193 over Auschwitz. In de eerste naoorlogse jaren werden er drie tot vijf keer meer getuigenissen over Breendonk geschreven dan over respectievelijk Mechelen en Auschwitz. Dat had vooral te maken met de nationalistische, patriottische interpretatie die toen aan de oorlog gegeven werd (en de meeste uit België gedeporteerde joden hadden de Belgische nationaliteit niet), alsook met de meestal grotere ontreddering bij joodse overlevenden die vaak alles kwijt waren, gezin, familie, bezit. Ze moesten van nul af herbeginnen, hadden alle energie nodig voor de heropbouw en de toekomst.

Vander Velpen meent dat er "zo weinig" over Breendonk geschreven werd omdat het "een onplezierig onderwerp" is, "het ligt om de hoek en ook Belgische SS'ers hadden het hier voor het zeggen". Vreemd, dat werd toch door niemand toegedekt, zeker door de getuigen niet? Wel waar is dat er nog altijd geen degelijke historische studie bestaat over Breendonk. Maar dat heeft vooral te maken met het tot voor kort oubollige beleid van het Nationaal Gedenkteken van het Fort en, meer nog, met het feit dat zo goed als alle oorspronkelijke Duitse documenten vernietigd werden toen de SS het kamp ontruimde. Wie de geschiedenis van Breendonk wil schrijven, beschikt over geen andere bronnen dan juridische getuigenissen (afgelegd op naoorlogse processen tegen SS'ers en Vlaamse SS'ers), ooggetuigenverslagen en enkele voornamelijk naoorlogse archiefstukken. Niet meteen het bronnenmateriaal waar historici wild van worden. Maar er is hoop, Patrick Nefors, de aan het Gedenkteken verbonden historicus, legt momenteel de laatste hand aan een wetenschappelijk verantwoorde geschiedenis die begin volgend jaar verschijnen zal.


Slachtofferperspectief

En wat deed mijn eigen volk? is een kroniek vanuit het perspectief van slachtoffers, al gaat er ook veel aandacht naar de spanningen tussen de Duitse militaire bevelhebber voor België (en Noord-Frankrijk) en de SS- en politiediensten die het in Breendonk voor het zeggen hadden. Bezorgd om zijn imago bij de Belgische elite, wou de Militärbefehlshaber, Alexander von Falkenhausen, een einde stellen aan de vele doden in Breendonk. Er kwamen verscheidene inspecties en het regime werd tijdelijk minder dodelijk.

Talloze gevangenen passeren de revue. Heel even maar, de duur van hun getuigenis over een bepaald aspect of gebeurtenis. De getuigen bestaan alleen in functie daarvan, hun verhaal en ook dat van Vlaamse SS'ers en SS'ers eindigt meestal als ze het kamp verlaten. Dat ligt aan de gekozen verhaalvorm, een chronologisch verslag van (markante) gebeurtenissen in Breendonk, maar een korte uiteenzetting achterin over wat verder met ze gebeurd is, ware interessant geweest.

Bijvoorbeeld dat kameroverste Valère De Vos, die zijn medegevangenen zozeer brutaliseerde dat het uiteindelijk ook de SS te gortig werd, begin augustus 1944 op transport gesteld werd naar Buchenwald, alwaar hij twee dagen later vermoord werd, waarschijnlijk door medegevangenen uit Breendonk die hem herkend hadden. Of dat aannemer Frans Tierens, de Vlaamse SS'er met wiens vrouw de kampcommandant een affaire had, zich schaamteloos verrijkte aan werken in het fort, maar twee dagen voor de bevrijding werd neergekogeld door onbekenden.


Feit en fictie

Willekeur en terreur, solidariteit en heldenmoed van velen worden ingehouden duidelijk gemaakt, zonder grote woorden (al is het enigszins overdreven dat "alle kampbewoners vochten voor onze toekomst en onze vrijheid"). Een levensecht beeld, dat aan een goed ooggetuigenverslag doet denken; waarachtig en boeiend. Maar anders dan de uitgever beweert verre van "hét standaardwerk over Breendonk", en de auteur heeft ook niet gedaan wat "historici hebben nagelaten". Ook de bewering achterop het boek, dat hij "zich geen ogenblik verwijdert van de historische werkelijkheid", niet "bezwijkt voor de verleiding bepaalde gedeelten op te smukken of te romantiseren" is aantoonbaar onjuist. Hier en daar werd wel degelijk geromanceerd, verzonnen, gefictionaliseerd; werden dialogen, gevoelens en gedachten van gevangenen en SS'ers toegevoegd. Daar is niets op tegen, integendeel, dat maakt alles zo levensecht, zo overtuigend. Dat spreekt een breder publiek aan dan menige gortdroge historische studie. Ideaal ware een combinatie van de twee, maar dat is eerder zeldzaam. Vander Velpen heeft een vlotte pen, maar hij beheerst het métier van historicus onvoldoende om zijn absolute aanspraak op historische werkelijkheid waar te maken.

In zijn schets van het (fout gedateerde) kampreglement van Breendonk introduceert hij zaken van eigen makelij of uit andere bron. Bijvoorbeeld dat de commandant "het volste recht heeft iemand een maand lang in zijn eentje in een cel op te sluiten". Zeker, dat was zo in de praktijk, maar het staat niet in het reglement. Net zo min als dat de bepaling dat zieke gevangenen "zich tijdens het appèl bij de dokter mogen melden" zou worden gevolgd door "de kampcommandant kan daar anders over beslissen", al kwam het daar in de praktijk wel op neer. De toevoeging is ook onlogisch aangezien het reglement er onder druk van Von Falkenhausen kwam, om de willekeur van commandant en (Vlaamse) SS'ers aan banden te leggen. Niet dat het gelukt is, het reglement bleef inderdaad "een tot niets verplichtend vodje papier" waarvan de gevangenen niet eens het bestaan vermoedden.

Een paar sterke verhalen komen de geloofwaardigheid niet ten goede. Bijvoorbeeld over de "gedetineerde tandarts die Jordan heet", die "zelfs de gouden kronen uit de mond van kamergenoten moet verwijderen", kennelijk op last van een Vlaamse SS'er. Géén Jordan te vinden in de databank over Breendonkgevangenen. Daar zullen wel enkele namen in ontbreken, maar als je bij minimale controle van een voor Breendonk onwaarschijnlijk verhaal geen bevestiging vindt, doe je er verstandig aan het niet verder te verspreiden. Ik weet niet waar Vander Velpen het haalt (geen bronverwijzingen, geen bibliografie), noch hoe oud dit verhaal is en of er toen al Jordan-tandenborstels bestonden, maar veel wijst erop dat het ontleend werd aan de gruwel van Auschwitz en andere uitroeiingkampen waar, na het vergassen van slachtoffers, gouden tanden wérden uitgetrokken. Ook de anekdote over gevangenen die schaak spelen met stukken brood, omringd door uitgehongerde lotgenoten die een kruimeltje proberen mee te pikken, is aan de onwaarschijnlijke kant. In Breendonk heerste, zoals de auteur herhaaldelijk onderstreept, bijna constant hongersnood.

Sommige onjuistheden konden makkelijk voorkomen worden, zoals fout geschreven namen van gevangenen en SS'ers, of dat "stuk keukenrol" waarmee de gevangene-kapper na het kaalscheren het hoofd van gevangenen zou hebben afgeveegd - keukenrol, in 1941! Op de kaart met nazi-kampen ontbreken de uitroeiingkampen Belzec, Chelmno en Majdanek. Sommige zaken worden slecht of niet verklaard: het Nacht und Nebel Erlass(NN-gevangenen); de internering van 'Belgische' joden in Franse kampen; dat er na de inrichting van de Dossinkazerne in Mechelen als verzamel- en deportatiekamp voor de joden van België toch nog joden in Breendonk zaten (de meeste werden van verzetsdaden verdacht of waren gehuwd met iemand van het 'Arische ras').


Erger dan erg

Gevangenen die op transport gingen naar grote concentratiekampen, Buchenwald en Neuengamme bijvoorbeeld, vonden Breendonk het ergst van al. Dat had vooral te maken met de verhouding bewakers/gevangenen in Breendonk (één op de tien), je kon je vrijwel nooit onttrekken aan kwaadwillende aandacht. Maar dat betekent geenszins dat "Breendonk nauwelijks verschilde van een concentratiekamp". Breendonk had buitencommando's noch crematoria, de gevangenen waren niet gedeporteerd, meer dan 10% werd vrijgelaten (tijdens de oorlog ondenkbaar in concentratiekampen in Duitsland), er waren minder gevangenencategorieën, er heerste geen Babylonische spraakverwarring, de machtsdelegatie van de SS aan gevangenen was minder ver doorgevoerd en mede daardoor was de (sociale, economische, politieke) hiërarchie onder de gevangenen minder uitgewerkt.

De auteur overschat het aantal gevangenen, terechtgestelden en doden. De bewering dat slechts 1733 van de bijna 4000 Breendonkgevangenen de oorlog overleefden is misleidend, de meeste kwamen in andere gevangenissen en kampen om, het zijn geen "doden van Breendonk" (enkele zinnen verder wijst de auteur daar terloops zelf op).

De Mechelse Dossinkazerne werd inderdaad in juni 1942 als verzamelkamp ingericht, maar niet omdat Breendonk afgeladen vol zat, wel met het oog op de massale deportatie van de joden (overigens zat het kamp toen helemaal niet vol). In de daaropvolgende maanden, in honderd dagen tijd, werd twee derde van alle tijdens de oorlog uit België gedeporteerde joden de trein opgejaagd.

In juli 1942 werden jonge jodinnen van Breendonk naar Mechelen overgebracht om er administratief werk te verrichten. Maar het waren er meer dan twee, minstens elf, en hun werk bestond uit het registreren op fiches en lijsten van de opgeroepen en opgepakte joden die in de Dossinkazerne toestroomden. Vermeldenswaard is nog dat een van die vrouwen Mala Zimetbaum was, Mala die zich in Mechelen en in Birkenau als heldin ontpopte.

Uit een en ander blijkt dat de auteur iets te weinig afweet van l'univers concentrationnaire. Neem die uitgemergelde gevangene die aan een nieuwkomer recepten vroeg. De nieuweling begreep er niets van, twijfelde aan de ander zijn verstandelijke vermogens, tot het tot hem doordrong dat de man van honger hallucineerde. Misschien, maar waarschijnlijk gaat het hier om 'receptomanie'. In alle kampen, vrouwen- én mannenkampen, waren er gevangenen die recepten van lekkere, dikwijls overladen gerechten verzamelden en uitwisselden, er soms van bezeten waren.

Het wachtwoord 21, om aan te geven dat de kust veilig is, wordt terloops vermeld maar niet verklaard. De verklaring dient gezocht in de tegenhanger, het signaal voor onraad, 22. Een getal dat aan twee zwaantjes doet denken, de gemotoriseerde rijkswacht - controle, gevaar.

SS-majoor Philipp Schmitt, de eerste commandant, zou "het ideale profiel van een kampcommandant" gehad hebben. Uit een studie van Tom Segev, die persoonlijkheid en gewoontes van nazi-kampcommandanten doorlichtte (Soldiers of evil), volgt het tegendeel. De meeste commandanten waren idealistische, beginselvaste en plichtbewuste politieke soldaten, in dienst van een nieuwe sociale orde. Soldaten uit vrije wil, uit overtuiging, met een missie. Bij de SS gegaan omdat ze er zich mee identificeerden, aangetrokken door het elitaire karakter, de cultus van jeugd en mannelijkheid, de ascetische zelfopoffering en de stringente moraal. Schmitt was atypisch, overigens werd hij zowel in Mechelen als in Breendonk wegens fraude uit zijn functie gezet.

In de levensschets van Schmitt vermeldt Vander Velpen dat diens "vader het nooit verder heeft geschopt dan lager rechtbankambtenaar". Wat is hiervan de relevantie en wat is er mis met lagere rechtbankambtenaren? Maar het is wel een interessante verschrijving, zeker bij een linkse auteur en uitgeverij. Hieruit blijkt eens te meer dat, al spant men zich nog zo in, onze (terechte) morele afkeuring van SS'ers (of andere vijanden) de selectie en beoordeling van feiten blijft vervormen. Geen mens die er zou aan denken zoiets over de vader van een slachtoffer te schrijven.

In En wat deed mijn eigen volk? wordt met geen woord gerept over Breendonk-II, de periode direct na de bevrijding toen verzetslui, niet zelden van het laatste uur, 'zwarten' opsloten in het fort en de vrije loop lieten aan wraak en sadisme. Echte en vermeende collaborateurs werden getergd, mishandeld en gefolterd. Anderhalve maand duurde het vooraleer de situatie onder controle was. Breendonk-II is relevant omdat het aantoont dat als de overheid, van om het even welk volk, wegkijkt of het licht op groen zet voor brutaliteiten, het hek van de dam is.

Conclusie: een verdienstelijk, misschien zelfs noodzakelijk boek. Maar wel jammer van die onjuist- en onvolkomenheden, er zijn al zo weinig recente en betrouwbare publicaties over Breendonk. Doen die onjuistheden er wel toe, is het niet veel belangrijker dat mensen toleranter en democratischer worden, meer op hun hoede zijn voor wat daartegen indruist? Zeker, als en in zoverre dat het (enige) effect is. Maar de historische 'waarheid' heeft ook haar rechten, moet in de mate van het mogelijke gevrijwaard worden, alleen dan heeft het zin zich op haar te beroepen. Wie in historische 'ware' verhalen op onwaarheden botst, kan beginnen twijfelen, betwijfelen, banaliseren, ontkennen. Juist datgene wat Vander Velpen met dit boek wou tegengaan.

Jos Vander Velpen - En wat deed mijn eigen volk? Breendonk, een kroniek, Berchem, EPO, 2003

Verschenen in Financieel-Economische Tijd, 4 oktober 2003