Duistere daders

1934. Een Oostenrijks meisje van elf, op weg naar haar kostschool in Engeland, strandt door een treindefect in Neurenberg. In schooluniform woont ze het groots opgezette nazi‑partijcongres bij. Ze wordt overrompeld en begeesterd door in het gelid marcherende soldaten, kleurige vlaggen en overweldigende muziek. Aan haar stoel genageld, dan weer rechtverend om het met duizenden anderen luidkeels uit te schreeuwen.

Deze ervaring beschreef de jonge Gitta Sereny in het opgelegde opstel 'De gelukkigste dag van mijn vakantie'. Een goed stuk, vond haar Britse lerares, die haar meteen Mein Kampf aanreikte opdat ze zou begrijpen wat ze gezien had. Natuurlijk begreep Gitta niet alles, maar wel genoeg om in te zien dat het Lebensraum dat Hitler nastreefde niet gerealiseerd kon worden zonder oorlog.

In maart 1938 maakte ze in Wenen de Anschluss mee. Ze hoorde Hitler de Oostenrijkers toespreken en kwam, aangestoken door massaal enthousiasme, weer even in de ban. Kort nadien verliet ze samen met haar moeder Oostenrijk. In bezet Frankrijk werkte ze vrijwillig als verpleegster. In '42 trok ze naar de VS, waar ze spreekbeurten gaf over de oorlog in Europa. Na de bevrijding keerde ze terug en werkte in displaced persons kampen met jongeren uit concentratiekampen en kinderen die de nazi's in Oost-Europa hadden gekidnapt; 'Arisch' uitziende kinderen van twee tot zes die gegermaniseerd werden en geadopteerd door kinderloze of verdienstelijke Duitse gezinnen. Sereny's verslag over haar bezoek aan een Duits boerengezin dat twee peuters in huis had genomen en ze niet meer wou afstaan, is aangrijpend. De manifest gelukkige kinderen werden teruggegeven aan biologische ouders waar ze niet de minste herinnering aan bewaard hadden. Waarmee, vroeg Sereny zich af, zijn we in godsnaam bezig?

Een groot deel van haar leven zou in het teken staan van de vraag hoe dit alles gebeuren kon. Ze werd een van de beste Engelstalige onderzoeksjournalisten van de voorbije dertig jaar. Bij ons kreeg ze enige bekendheid door haar diepgravende interviewboeken met Franz Stangl, een van de commandanten van het uitroeiingskamp Treblinka, en Albert Speer, Hitlers architect en minister van bewapening.

Doorgronden hoe 'normale' mensen gruweldaden kunnen plegen, werd bijna een obsessie. Getuige hiervan haar boek uit 1972 over Mary Bell, een elfjarige die twee peuters van drie en vier had gewurgd. Toen Bell eind jaren negentig vrijkwam, nam Sereny contact met haar op om na te gaan hoe een kind ertoe komt andere kinderen te vermoorden. Rond haar boek, Cries unheard, stak in Engeland een storm van verontwaardiging op, vooral omdat de gewezen moordenares 'bloedgeld' had gekregen.


Duits trauma

In The German Trauma heeft Sereny een twintigtal artikels gebundeld over Duitsland voor, tijdens en na het Derde Rijk. Elk artikel wordt in‑ of uitgeleid door een beschrijving van de omstandigheden waarin het tot stand gekomen is. Een en ander wordt ook een beetje geactualiseerd, zij het niet diepgaand genoeg. Maar het is en blijft journalistiek van de bovenste plank. Wat kan die vrouw schrijven!

In de directe naoorlogse jaren deden veel Duitsers alsof het verleden nooit had plaatsgevonden. Ze 'wisten van niets', waren 'er niet bij' geweest. Een illusie die werd bekrachtigd doordat de West‑Duitsers in het kader van de koude oorlog bij de overwinnaars werden ingedeeld. Toch was deze generatie‑zonder‑verleden er bijna constant mee bezig. De Duitsers waren behalve geografisch ook van hun geschiedenis gescheiden, én van de jonge generatie die het nazi‑tijdperk niet KON meegemaakt hebben. De Duitse jeugd kon, anders dan andere jongeren, niet tegen ouders en verleden revolteren. Hun ouders wezen het verleden immers zelf af, verzwegen of ontkenden het. Zodoende groeide de onopgeloste schuld van de natie geleidelijk uit tot het trauma van de natie.

Vanaf de jaren zestig heeft Duitsland er alles aan gedaan om het nazi‑verleden alsnog onder ogen te zien. Miljoenen Duitsers, jong en oud, werden en worden er diep door geraakt, proberen ermee in het reine te komen - in Germany the past seems always present. Tegenwoordig gaan intelligente jonge Duitsers niet meer gebukt onder de last of de woede om wat hun ouders en grootouders hebben aangericht. Ze staan er nog 'altijd versteld van dat dit in hun land kon gebeuren, maar hun betrokkenheid is meer intellectueel dan emotioneel'.

In The German Trauma worden naast Stangl en Speer nog enkele min of meer bekende figuren belicht. Sereny schetst een ontluisterend portret van Leni Riefenstahl, de cineaste van het Derde Rijk die haar beroemde Triumph des Willens op de nazi-partijdagen van '33 en '34 draaide (Sereny legt dit verband merkwaardig genoeg niet).


Treblinka

Kampcommandant Franz Stangl werd in 1970 tot levenslang veroordeeld. Kort nadien zocht Sereny hem op. Hij leek een nazi met een geweten, iemand die nadacht over zijn daderschap, evenwel zonder schuld te bekennen. Het wekenlange interview met Stangl werd aangevuld met ooggetuigenverslagen en historische informatie. Het in 1974 verschenen boek verschijnt eind oktober voor het eerst integraal in het Nederlands.

Sereny probeert, op de haar kenmerkende persoonlijke en bewogen manier, door te dringen in Stangls. Hij hield van law en order, was politieman met plezier. Beetje bij beetje raakte hij meer en meer betrokken, tot er geen weg terug meer was. Hij zag zijn slachtoffers niet meer als mensen, maar als vracht, vee. Toen Sereny hem met zijn schuld confronteerde, ervoer Stangl dat bijna als een opluchting. Bij het afscheid zei hij dat hij nu kon sterven. Negentien uur later overleed hij.

Sereny ging, achteraf gezien, soms onkritisch te werk. Ze nam zonder meer aan dat de kampcommandant aan het woord was en niet de man die 25 jaar later een beeld schetste van wie hij dacht geweest te zijn. Ze trok Stangls rationaliserende beweringen niet na. Dat hij herhaaldelijk geprotesteerd had tegen de massamoorden en eruit wou stappen. Toen dat niet lukte, beperkte hij zijn activiteiten tot wat zijn geweten aankon. Hij beweert zowaar dat hij zich destijds als een gevangene beschouwde, alleen maar probeerde te overleven. De volle omvang van het gebeurde zou pas tijdens zijn proces tot hem zijn doorgedrongen. Hij heeft nooit de bedoeling gehad iemand kwaad te doen, zijn geweten is dus zuiver. Maar, erkent hij toch, hij wàs in Treblinka; daarom deelt hij in de schuld. Dat had hij niet mogen overleven.


Demjanjuk

Sereny's verhaal over John Demjanjuk is verhelderend. Deze in 1952 naar de VS uitgeweken Oekraïner werd begin jaren tachtig in beschuldiging gesteld als Ivan de Verschrikkelijke, een kampbewaker in Treblinka die daar gruwelijk te keer ging. Demjanjuk werd midden jaren tachtig onder Amerikaanse druk aan Israël uitgeleverd. In 1988 werd hij ter dood veroordeeld.

Van meet af aan was duidelijk dat de identificatie van Demjanjuk als dé Ivan twijfelachtig was, ook al hadden verscheidene overlevenden hem formeel erkend. Demjanjuk hàd iets op zijn kerfstok, hij was bewaker geweest in het uitroeiingskamp Sobibor, maar met Treblinka had hij niets te maken. Ondertussen was de ware identiteit van Ivan achterhaald. Maar Demjanjuks beroep werd op de lange baan geschoven. De Israëli's kregen het niet over hun hart hem onschuldig te verklaren, konden de getuigende overlevenden geen leugenaars noemen. Pas in september 1993 kwam hij vrij.

Sereny heeft het bij herhaling over de beperkte betrouwbaarheid van laattijdige getuigenissen. Holocaustontkenners, maken daar misbruik van. Ze moeten van antwoord gediend worden. Daarom moeten fouten en overdrijvingen in ooggetuigenverslagen en geschiedkundige werken rechtgezet worden. Sereny neemt moedige standpunten in. Door haar jeugdervaringen en mogelijk ook door haar gevoelsmatige betrokkenheid als Duitstalige, was ze op haar tijd vooruit. Ze zag als een der eersten in dat om herhaling te voorkomen, daders doorgrond moeten worden.

Terecht betreurt Sereny dat Hitler en het nationaal‑socialisme bijna volledig gelijkgeschakeld worden met de jodenmoord. Miljoenen andere slachtoffers krijgen zo goed als geen aandacht. Op die wijze wordt voorbijgezien aan Hitlers megalomane plannen om de wereld te onderwerpen, alle niet-Ariërs tot slavernij te brengen. De eenzijdige toespitsing op de judeocide doet ook rancunegevoelens tegen 'de joden' opflakkeren.

In haar slottekst uit 1989 heeft Sereny het over de in mei 1945 door de Britse regering bevolen deportatie van 70.000 Russen en Joegoslaven. Bij hun terugkeer in het vaderland werden velen geëxecuteerd, anderen kwamen om in de goelag. Sommigen beseften dat en sloegen de hand aan zichzelf voor ze gedeporteerd konden worden. Maar Befehl ist Befehl, ook voor Britten. De mensen werden met geweerkolven, bajonetten en uiteindelijk vlammenwerpers op vrachtwagens en in treinen gejaagd. Sereny weet dat er verschillen zijn, maar schuwt de vergelijking met de deportatie van joden niet.

In haar nawoord klinkt de 78-jarige lichtjes ontgoocheld. Haar droom dat racisme en xenofobie zouden worden uitgeroeid door 'de kennis van het ultieme kwaad ‑ de gaskamers', is niet uitgekomen. Racisme zit dieper ingebakken in de menselijke psyche dan ze voor mogelijk hield.

 

Sereny, Gitta - The German Trauma. Experiences and Reflections 1938-2000, London, Allen Lane Penguin, 2001

De duisternis tegemoet. Bekentenissen van Franz Stangl, commandant van Treblinka, Spectrum, 2001

Verschenen in  De Financieel Economische Tijd, 26 september 2001