De Sjoa-epidemie

Het Jodendom wordt alleen nog samengehouden door de Sjoa en Israël door zijn oorlogen. Niet God, maar de Holocaust is er alomtegenwoordig. Tientallen jaren Sjoapropaganda van rechtse politici als Menachem Begin en Benjamin Netanyahu, die tegenstanders van Israëls Midden-Oostenpolitiek steevast met Hitler en nazi-Duitsland vergeleken, hebben de jodenuitroeiing gepromoveerd tot de belangrijkste gebeurtenis uit de Joodse geschiedenis, "belangrijker dan de schepping, de uittocht uit Egypte, de openbaarmaking van de Thora op de berg Sinai, de verwoesting van de twee tempels, de ballingschap, het messianisme, de verbazingwekkende culturele prestaties, het ontstaan van het zionisme, de stichting van de staat Israël of de Zesdaagse Oorlog". 

De Sjoaïsering, die "doordringende pijn in holle kitsch" verandert, doordringt elk aspect van het Israëlische bestaan. De Sjoa-epidemie belet Israël volwassen te worden. De Joodse staat spreekt meer met de stem der doden dan die van de levenden, en mede daardoor is "oorlog er eerder regel dan uitzondering". Israël moge dan machtiger zijn dan ooit, door alle Holocaustpropaganda blijven Israëli's zich zo bedreigd voelen dat ze "een volk van aanvallers zijn geworden". 

Er is maar één Holocaust en die is Joods, elders aangerichte bloedbaden zijn gewone misdaden, geen Holocausten, en dus veel minder erg. De Joodse staat is een meester in het wegkijken en minimaliseren van andermans genocide. De Sjoa is Israëlisch bezit, Israëls belangrijkste exportproduct, een krachtiger wapen dan zijn leger. 

Israël wordt ook geplaagd door "vreselijke vormen van racisme die in essentie niet verschillen van het racisme dat zoveel van onze voorouders heeft uitgeroeid". De neiging tot "discriminatie, arrogantie en bevooroordeeldheid" zit in de Joodse genen. 

Geef toe, een mens wordt tegenwoordig voor minder antisemiet genoemd. Toch is dit maar een beperkte selectie uit De Holocaust is voorbij en de auteur van dat boek is geen antisemiet maar een overtuigd filosemiet. Avraham Burg houdt zoveel van het (vroegere) Jodendom en Israël, dat hij hun teloorgang niet langer kan aanzien. Burg kan het weten, want hij was jarenlang een vooraanstaand links politicus, lid van het Israëlisch parlement en ook voorzitter van die Knesset. In 2003 zei hij de actieve Israëlische politiek vaarwel omdat die volgens hem inmiddels meer weg heeft van koehandel op dorpsniveau dan van nationaal leiderschap. Geen open en toekomstgerichte politiek, maar een benepen beleid, gevangen als het zit in een lang voorbij maar constant aangezwengeld slachtofferverleden. Een getuigenis van binnenuit dus, die niet zomaar van tafel geveegd kan worden. 

Burg legt niet alleen Israëls kwalen en noden bloot, hij toont ook de weg naar herstel en genezing. Israël moet "oprijzen uit de as van de Holocaust", zich eindelijk van Hitler bevrijden. Zich niet langer beroepen op slachtofferschap maar opkomen voor al wie hier en nu gediscrimineerd, vervolgd of geslachtofferd wordt, waar ook ter wereld. Israël moet een soort wereldgeweten worden, "een licht voor andere landen, een baken van universele menselijkheid". Dat is volgens Burg ook de plaats die Israël en het "moreel superieure judaïsme" historisch gezien toekomt. Daar valt heel wat op af te dingen, maar vast staat dat, wil Israël ooit de schijn van een moreel imperium verwerven, het zijn Midden-Oostenpolitiek drastisch moet herzien. Eindelijk regelingen treffen met de vele Palestijnen die kort na de oprichting van de Joodse staat etnisch weggezuiverd zijn; blokkades en nederzettingen opheffen, akkoorden en vrede sluiten die wederzijdse terreur voor eens en altijd overbodig maken. 

De Holocaust is voorbij is een fel en moedig, een pessimistisch en optimistisch boek, maar goed gecomponeerd is het niet. Burg zet de evolutie van de zionistische en Israëlische omgang met de Sjoa achterstevoren uiteen. Wie niet goed op de hoogte is van deze evolutie komt meer dan eens op het verkeerde been te staan. Bovendien spreekt de auteur zichzelf verscheidene malen tegen. De ene keer noemt hij hedendaags antisemitisme "belachelijk en zelfs onschadelijk" (gezien Israëls macht en de Amerikaanse steun); de andere keer waarschuwt hij dat het overal op de loer ligt, zeker in de VS. 

Bijzonder vreemd is Burgs opvatting dat "de wereld" (zeg maar het Westen), anders dan Israël, de jodenuitroeiing direct na de bevrijding van Auschwitz al in een breder kader plaatste. Terwijl Israël de Sjoa nationaliseerde, internationaliseerde 'de wereld' de Holocaust ("vooral als gevolg van ons voortdurende gezeur over de Sjoa"). In het Westen maakt de Holocaust volgens Burg "deel uit van de geschiedenis, zoals Napoleon, Versailles, Lenin, Spanje, de Eerste Wereldoorlog en de Duitse deling". Dat is een sterk geïdealiseerd beeld van de westerse houding tegenover de jodenuitroeiing. Burg lijkt niet te beseffen dat de Holocausthype bij ons van nog recentere datum is dan die in Israël. Ondertussen kun je bij vergelijking wel stellen dat in westerse publicaties en musea de Holocaust vaker in verband wordt gebracht met andere vormen van discriminatie, vervolging en genocide dan in Israël. Maar ook dat ging (en gaat) niet zonder slag of stoot, getuige de jarenlange strijd tegen een breed opgevat, vergelijkend nationaal holocaustmuseum in de VS en een herhaling van al die ellende in de aanloop naar het nog op te richten Vlaams holocaustmuseum. 

De wereld mag zich dan gedragen volgens de door Israël geëiste normen, toch zijn volgens Burg de Israëli's nooit tevreden. Dat komt omdat de wereld die eis terugspeelt naar de Israëli's, terugkaatst wat zij van anderen verlangen. En dat vinden ze "oneerlijk, we willen nog wat langer de rouwdouwer uithangen; daar hebben we recht op; dat hebben we tijdens de Sjoa verdiend". 

Burg, Avraham - De Holocaust is voorbij. Afrekenen met Hitlers erfenis, Amsterdam, Ambo, 2010, 306 p. - ISBN 978 90 263 22570 

Gepubliceerd in De Standaard der Letteren , 23.4.2010