De onnatuurlijke selectie van Charles Darwin

Drie grote krenkingen heeft de eigenwaan van de mens moeten ondergaan. Copernicus maakte duidelijk dat de aarde niet het middelpunt van het heelal is, maar slechts een nietig deeltje. Darwin en Wallace toonden aan dat de mens niet door God geschapen werd maar uit lagere diersoorten is geëvolueerd, zoals ook blijkt uit zijn onuitroeibare dierlijke natuur. En Sigmund Freud gaf de menselijke grootheidswaan de doodsteek toen hij bewees dat de mens niet eens baas is in eigen huis, maar zijn Ik aangewezen is op schamele berichten uit zijn onderbewuste.

Gewoonlijk vertelt men er niet bij dat dit verhaal van Freud zelf komt. Die diste het op in zijn Inleiding tot de psychoanalyse , een reeks colleges die hij tijdens de Eerste Wereldoorlog gaf aan de universiteit van Wenen. Freuds zelfverheerlijkende verhaal moest duidelijk maken waarom zovelen tegen zijn nieuwe wetenschap waren.

Van Freuds heilige drievuldigheid blijft momenteel alleen Darwin over. De aarde moge dan rond de zon draaien, nu draait alles rond Darwin. De medeontdekker van de evolutietheorie, Alfred Wallace, door Freud nog in één adem met Darwin genoemd, is van geen tel meer. Darwinisten die uit de pas van de Meester liepen, een stapje verder wilden zetten, om de ook volgens Darwin stokkende natuurlijke selectie een handje toe te steken, worden doodgezwegen of gedemoniseerd. Sleutelen aan eigen volk, de menselijke soort verbeteren, heet uit den boze te zijn. Eugenetica is taboe. Dat terwijl we met nieuwe technologieën en terminologieën meer dan ooit aan eugenetica doen. Niet langer van staatswege; ouders beslissen nu of en hoe een bevruchte eicel mens kan en mag worden.


Totaalverklaring

Tegenwoordig is het al biologie wat de klok slaat. Evolutionisten passen hun theorie op alles en nog wat toe. Ook de evolutietheorie wordt één van "de krachtigste en meest verreikende ideeën ooit" genoemd (Buskes). Darwin heeft ons mens- en wereldbeeld voorgoed veranderd, hij "toonde aan dat God nooit heeft bestaan" (Buskes). Waar is dat Darwin door de confrontatie met de tegelijk mooie en wrede natuur twijfelde aan het bestaan van een algoede god, maar hij bleef zijn hele leven een theïst. Hij kon zich niet voorstellen dat "dit immense en prachtige universum het resultaat zou zijn van blind toeval of onvermijdelijkheid", en voelde zich daarom "genoodzaakt te vertrouwen op een schepper met een intelligente geest" (Darwins autobiografie). Maar Darwin toonde toch aan dat de mens niet geschapen werd maar uit 'lagere' levensvormen is geëvolueerd? Juist, maar dat hadden verscheidene filosofen en biologen al lang voor Darwin gedaan.

Darwin wordt over het paard getild. De evolutietheorie tast alles aan: filosofie, psychologie, sociologie, antropologie, geneeskunde, linguïstiek, theologie. Ook onze "obsessie met schoonheid" is genetisch bepaald. Mens en dier hebben aangeboren soortspecifieke voorkeuren voor bepaalde zintuiglijke stimuli, gemodelleerd door de evolutie. Mannetjes moeten nu eenmaal pralen en pronken om vrouwtjes te versieren. Vandaar het opvallend verschil tussen (pauw)haan en hen; vandaar dat "grote scheppende musici, componisten, kunstenaars en wetenschappers bijna altijd man zijn" (Buskes). Biologisch elitarisme, ook bij de nochtans kritische wetenschapsfilosoof Chris Buskes. Evolutionair biologisch gezien, schrijft hij, moet Grote Kunst, werken van Beethoven, Kafka en Van Gogh, "eigenlijk door elke mens gewaardeerd worden". Er is maar één menselijke natuur, alle mensen waar en wanneer dan ook hebben "in principe dezelfde cognitieve en emotionele predisposities".

Met Darwin kun je alle kanten op. De Amerikaanse filosoof Michael Ruse noemt de evolutietheorie een kind van het christendom. Darwins theïsme was het dat hem op het concept van natuurlijke selectie bracht; "niet louter verandering maar verandering in de richting van kenmerken die ontworpen leken te zijn"! God kon alleen aan de hand van een darwinistische wet scheppen en de evolutie moest wel intelligente wezens voortbrengen met een gevoel voor religie en moraal.

Het Darwinjaar is geen herdenking maar een offensief, schril afstekend bij de zo bescheiden Darwin. Hij erkent een zeer fortuinlijk leven gehad te hebben. Nooit moest hij het eigen brood verdienen; zijn geneeskundestudie kon hij afbreken toen hij - toch een verwoed jager - niet opgewassen bleek tegen operatiebloed. Drie jaar later mocht hij zijn opleiding tot geestelijke stopzetten om als ongeschoold en onbezoldigd natuuronderzoeker een vijf jaar durende wereldreis te ondernemen. Toch wel bevoordelende omstandigheden, al doet dat niets af aan Darwins verdienste.

Darwins evolutietheorie was ook niet af. Hij had, zoals zijn tijdgenoten, geen weet van de erfelijkheidswetten van Mendel en hij bedacht een foute theorie. Het zou nog zeventig jaar duren vooraleer de evolutietheorie op punt gesteld werd door de 'moderne synthese', de combinatie van het mechanisme van natuurlijke selectie met inzichten uit de populatiegenetica (statistische analyse van populaties) en de biogeografie (demografie van soorten, bijvoorbeeld soorten die van elkaar gescheiden zijn door onoverkomelijke obstakels).

Geen wonder dat vroege darwinisten in de fout gingen. Ze vreesden samen met Darwin dat de natuurlijke selectie, de motor van de evolutie, werd afgeremd door de beschaving. Die hield met armen- en ziekenzorg mensen in leven die in de natuur geen schijn van kans gehad zouden hebben. Op die manier overleven almaar meer biologisch niet-fitte mensen, en die planten zich ook nog eens veel sneller voort dan de wel fitten. De natie is bedreigd. Wat lag er meer voor de hand dan te proberen de voortplanting van de unfit te beperken en die van de fitten te bevorderen? Niemand immers had weet van genen, mutaties en recessieve kenmerken. Darwin was het hiermee in theorie eens, maar kantte zich om morele redenen tegen terugschroeving van armen- en ziekenzorg, al juichte hij wel de bestaande structuren en geplogenheden toe die armen, criminelen en zwakzinnigen beperkten.

Tal van progressieve geleerden en kunstenaars waren pro eugenetica. Ze richtten wetenschappelijke tijdschriften, instellingen en leerstoelen op. Evolutionisten verzwijgen dit of stellen de eugenetica karikaturaal en demoniserend voor. Een beweging van zonderlingen, fout gelopen met de nazi's en nadien volledig afgezworen. Vergeten lijkt dat lang na de Tweede Wereldoorlog nog veel gerenommeerde biologen en geleerden voor eugenetica waren (zie over dit alles De mens voorbij ).

Het evolutionisme is een totaalverklaring, een seculiere religie, zoals de psychoanalyse en de eugenetica in de eerste helft van twintigste eeuw. De alles overkoepelende eugenetica waarvan Francis Galton en Julian Huxley hoopten dat hij als een soort religie in de geest van mensen zou postvatten. Ook Freud twijfelde niet aan het alles verklarend, revolutionair karakter van zijn leer. En ook de evolutionaire psychologie schrijft een aanzienlijk deel van ons denken en gedrag toe aan onderliggende, onbewuste en voorlopig niet aantoonbare mechanismen.


Fossiel brein

Volgens evolutionisten loopt onze biologische evolutie zozeer achter op de culturele evolutie, dat onze hersenen quasi stil zijn blijven staan. Ons brein dateert uit het stenen tijdperk. Ons relationeel en seksueel gedrag wordt nog steeds bepaald door het feit dat bij zoogdieren vrouwtjes minder eicellen hebben dan mannetjes zaadcellen, en vrouwtjes ook meer opdraaien voor de zorg voor het nageslacht. Dus verspreiden mannetjes hun genen door met zoveel mogelijk vruchtbare vrouwtjes te paren; en zijn vrouwtjes die hulp in het huishouden willen van nature veel kieskeuriger geworden.

Psychoanalyse en andere psychologische theorieën worden verdrongen voor evolutionaire psychologie, indianenverhalen over onze jager-verzamelnatuur. Want in die periode zouden de wortels van ons denken en handelen verankerd zijn. Een evolutionaire verklaring die zich op stilstand beroept. De beroemde Amerikaanse bioloog Stephen Jay Gould noemde de vaak vindingrijke maar vooral speculatieve verhalen van evolutionisten just so stories , naar het gelijknamig kinderboek van Rudyard Kipling over 'hoe de kameel aan zijn bult komt" en meer van dat.

Cultuur en technologie evolueren inderdaad veel sneller dan onze biologie. We hebben toestellen bedacht die onze biologie ver overstijgen. We kunnen vliegen en ons sneller voortbewegen dan om het even welk dier. We passen ons niet langer aan omgevingen aan, we zetten ze naar onze hand. Ook ons vermogen tot onheil stichten, vernietigen en doden is schrikbarend toegenomen. Lichaam, gedrag en moraal lopen vaak hopeloos achterop. Ook daar werken we aan, we ontworstelen ons aan vooroordeel en onwetendheid, bedenken juridische en ethische werktuigen. Langzaam maar zeker. Want we zijn maar mensen, wezens van vlees en bloed; mee bepaald door emoties, driften en noden. Filosofen en romanschrijvers hebben daar bibliotheken vol over geschreven.


Nature and nurture

Doorheen de tijd tekent zich een slingerbeweging af tussen twee uitersten: biologisch versus cultureel determinisme. Niet natuur én omgeving, maarnature versus nurture, de formule bedacht door Francis Galton, Darwins neef en begeesterd eugeneticus. Beiden waren ervan overtuigd "dat opvoeding en omgeving slechts een geringe invloed op de mens uitoefenen, en dat de meeste van onze eigenschappen aangeboren zijn" (Darwins autobiografie). Zo dacht men in die tijd en die sociale klasse. Biologisch determinisme bleef tot kort na de Tweede Wereldoorlog de norm. Toen nam cultureel determinisme de fakkel over. Menselijk gedrag en psyche moesten volkomen flexibel zijn, volledig bepaald door sociaaleconomisch milieu, opvoeding en onderwijs.

Het evolutionisme is hierop een overtrokken reactie. Nu moet zo goed als alles biologisch bepaald zijn. Terloops bewijzen evolutionisten wel lippendienst aan omgevingsfactoren, maar niet één probeert een synthese uit.

Op de achtergrond spelen natuurlijk ideologische en politieke factoren mee. Links spint garen bij cultureel determinisme; rechts is als de kippen bij de biologische variant.


Goed en kwaad

Ook moraal moet evolutionair bepaald zijn. Eens te meer zetten evolutionisten zich af tegen een extreem standpunt, de zogenaamde bovennatuurlijke oorsprong van moraal. Dat moraal een zaak van mensen, niet van goden is, was velen al lang duidelijk. Moraal ontstaat door en voor het samen leven, door en voor de samenleving.

Evolutionisten opteren voor kant-en-klare moraal, aangeboren disposities, gemodelleerd door biologische evolutie. Vandaar, stellen ze, dat verschillende geloofssystemen vaak dezelfde morele codes hanteren. Juist, maar het één volgt niet noodzakelijk uit het ander. Mensen hebben ongeveer dezelfde noden en driften en die moeten, als ze willen samenleven, gereguleerd worden. Evolutionisten draaien dit om: moraal niet als product van cultuur en beschaving, maar "beschaving als resultaat van onze in de biologie gewortelde moraal" (Buskes).

In Het morele instinct. Over de natuurlijke oorsprong van onze moraalbeweert Jan Verplaetse alles verzameld te hebben wat we "momenteel weten over de oorsprong en de ontwikkeling van moraal". De stellige titel en ondertitel worden binnenin meteen afgezwakt: niet één moreel instinct, maar meerdere moralen, diep in ons vlees verankerd door de evolutie. Moraal behoort tot de biologische standaarduitrusting van de mens, is "in grote mate het gevolg van biologische, automatische en emotionele processen". Morele processen zijn instinctief.

Neem de hechtingsmoraal. We helpen familieleden, niet omdat we met hen opgegroeid zijn, aan hen vertrouwd en gehecht geraakt zijn, wederzijdse emotionele banden en afhankelijkheid ontwikkeld hebben; neen, we helpen omdat we niet anders kunnen, het zit ons in de genen.

Profiteurs wijzen we niet af omdat we door scha en schande geleerd zijn; neen, we doen dat automatisch, vanuit een evolutionair ontstaan biologisch rechtvaardigheidsgevoel "dat niet duldt dat iemand neemt zonder te geven" (tot we zelf aan zet zijn).

Een beetje hechtingsmoraal moet over agressieremmende mechanismen beschikken. En zie maar: om te kunnen doden moeten mensen grote weerstanden overwinnen. De mens heeft van nature een afkeer van (buitensporig) geweld. Tja, lees er de wereldgeschiedenis op na, denk aan alledaagse conflicten in het verkeer, of aan geweld bij en onder jongeren. Elders verbaast Verplaetse zich trouwens over het feit dat zoveel kinderen zich aan dierenmishandeling bezondigen, kikkers opblazen, insecten levend cremeren met een vergrootglas. Hij redeneert dit weg door er een rite de passage van te maken, altijd groepsgewijs beoefend. Vervelend is dat nogal wat jongeren, ook de jonge Darwin, dieren stiekem in hun eentje mishandelen. Hou ook in gedachten dat het begrip dierenmishandeling van recente datum is, en dierenmishandeling nog steeds expliciet verboden moet worden.

Verplaetse zet ook het experiment van Stanley Milgram naar zijn hand. Niet langer staat voorop dat mensen bereid blijken om onder lichte druk van een legitieme autoriteit medemensen zware elektrische schokken toe te dienen; neen, beklemtoond wordt dat niet iedereen dat van harte doet. Conclusie: genetisch bepaalde agressieremmen! Erg waarschijnlijk is dat niet. De proefpersonen waren geen kleine kinderen maar welopgevoede volwassenen, mensen die al lang geleerd en geïnterioriseerd hadden dat medemensen nodeloos pijnigen uit den boze is.

Met al die agressieremmende mechanismen moet het wel meevallen met dat geweld van ons. Maar dat is zonder de geweldmoraal gerekend, het biologisch antwoord op honderdduizenden jaren van levensbedreigende situaties. Kinderen, luidt het nu, gebruiken spontaan geweld, en "vanuit historisch oogpunt is vechten even normaal als praten of eten". Volkomen normaal in een wereld van schaarste; maar in onze "wereld vol overvloed is agressie nergens goed voor". Geen woord over psychisch en structureel geweld.

Die ietwat wereldvreemde visie ligt ook aan de basis van Het morele instinct. Opgegroeid in een volgens Verplaetse vrijwel geweldloze westerse samenleving, nam hij aan dat moraal alleen betrekking heeft op het goede. Het kwade was alleen maar ontkenning van moraal, een tijdelijke ontsporing voortkomend uit wanhoop en ellende. Pas na "intensieve studie van geweld en wreedheden" zag hij in dat ook het slechte, geweld, met moraal te maken heeft. Verder denkend in 'modules' (de hokjes van evolutionisten) zonderde Verplaetse dit geweld af als een apart soort moraal. Gedaan met de klassieke tegenstelling tussen goed en kwaad, dat zijn gewoon "uitdrukkingsvormen van verschillende morele systemen". Een cirkelredenering, de conclusie zat in het uitgangspunt (geweldloze samenleving, moraal heeft alleen met het goede te maken). Maar ondertussen zijn de menselijke waarde-oordelen goed en kwaad, omgetoverd in evolutionair biologisch bepaalde instincten.

Verplaetse onderscheidt nog twee instinctieve moralen, maar hij is niet krenterig, wat hem betreft kunnen er best meer bestaan. En inderdaad, als je driften, behoeften, noden, emoties en instincten omdoopt tot 'moralen', is het eind niet in zicht. Wat dacht u van biologisch gefundeerde seks- en voortplantingsmoralen; overlevings- en doodsmoralen (omgang met de dood); bezits- en ruilmoralen; tuinier- en jagermoralen (man en vrouw)? Ze kunnen alle met een minimum aan vindingrijkheid evolutionair biologisch verklaard worden. Bedenk ook dat iets wat morele gevolgen heeft of kan hebben, daarom niet zelf moreel, laat staan een moraal is.

Moraal is niet langer des mensen. Als moraal instinct is, dan hebben alle dieren die samenleven aangeboren moralen, denk aan de sociale instincten van bij en mier. Dat bepaalde dieren, vooral primaten, morele gedragsregels hanteren lijdt geen twijfel; maar tot het bewijs van het tegendeel ontwikkelen die zich vooral door en voor de samenleving. Mogelijk op een al dan niet specifieke biologische ondergrond, maar zekerheid daarover krijgen we pas als morele gedragsgenen zijn aangetoond.


Veel geblaat

Het morele instinct is een goed geschreven en intelligent opgebouwd samenraapsel van feiten, weetjes en speculaties die de evolutionistische moraaltheorie moeten schragen. Feiten die niet altijd even betrouwbaar weergegeven worden. Maar Verplaetse zegt meer te zijn dan de archivaris van andermans ideeën, hij beroept er zich op ook aan experimenteel breinonderzoek te doen, al moet hij uiteindelijk toegeven dat dit nog maar weinig om het lijf heeft.

Natuurlijk spelen morele processen zich in de hersenen af - waar anders? Maar hoe vastgesteld dat iets van nature is ingebouwd, en niet door cultuur is ontstaan? Elk nieuw menselijk leven wordt van bij zijn conceptie ondergedompeld in cultuur. Gebruiken, gewoonten en regels worden voortdurend aangereikt en aanhoudend ingepompt, iets wat ook nodig blijkt te zijn.

Verplaetse heeft het over vele neurochemische processen die hechting mogelijk maken, maar noemt slechts één hechtingshormoon, oxytocine. Dat speelt een rol bij barensweeën en borstvoeding, remt agressie een beetje af en stimuleert bij sommige dieren interesse in eigen kroost. Ook bij mensen "stijgt de oxytocinespiegel als ze seks hebben. De missionarisstand, die zo kenmerkend is voor menselijke paring - de meeste dieren paren a tergo - drijft het vrijkomen van oxytocine op". Betekent dit dat er bij de missionarishouding meer oxytocine vrijkomt dan bij andere standjes? En dat die houding dààrom "zo kenmerkend" is voor mensen? Of is het andersom? Overigens is de missionarishouding niet kenmerkend voor mensen in het algemeen maar voor joods-christelijk opgevoede mensen. De benaming ontstond als spotnaam voor de verwoede inspanningen van missionarissen en andere kolonisten om de autochtone bevolking ook seksueel te 'beschaven'. Mensen deden en doen het graag op zijn hondjes en op andere manieren die, zeker voor de vrouw, meer bevrediging schenken dan missionarissen vergund is. Overigens is de missionarishouding ook wat voortplanting betreft verre van ideaal. Had de evolutie het voor het zeggen, dan zouden - als ook seksstandjes genetisch bepaald zijn - trefzekerder houdingen heel wat couranter moeten zijn. Of hoe cultuur het ook hier haalt op natuur.

 

Een toevallige greep uit de Darwinlawine:

Charles Darwin - De reis van de Beagle, National Geographic

Charles Darwin - Over het ontstaan van soorten door middel van natuurlijke selectie, of het behoud van bevoordeelde rassen in de strijd om het leven, Amsterdam, Nieuwezijds, 2007

Charles Darwin - Het uitdrukken van emoties bij mens en dier, Amsterdam, Nieuwezijds

De autobiografie van Charles Darwin 1809-1882, Amsterdam, Nieuwezijds, 2008 (2000)

Johan Braeckman - Darwins moordbekentenis , Amsterdam, Nieuwezijds, 2001

Chris Buskes - Evolutionair denken. De invloed van Darwin op ons wereldbeeld, Amsterdam, Nieuwezijds, 2008 (2006)

Rogier Deckmyn - De evolutie van het darwinisme, Antwerpen/Amsterdam, Houtekiet, 2009

Michael Ruse - Charles Darwin , Kampen, Ten Have, 2009

Gie van den Berghe - De mens voorbij. Vooruitgang en maakbaarheid. 1650-2050, Meulenhoff/Manteau

Marc van Roosmalen - Darwin in een notendop, Amsterdam, Bert Bakker, 2009

Jan Verplaetse - Het morele instinct. Over de natuurlijk oorsprong van onze moraal , Amsterdam, Nieuwezijds, 2008

 

Gepubliceerd in De Standaard der Letteren van 19 juni 2006.

Dit is een lichtjes uitgebreide versie