Demon-cratie

De praktijk, de geschiedenis, heeft uitgewezen dat de democratie een minste kwaad is. Ze is de beste van de mogelijke, van de uitvoerbare staatsvormen. Haar realisatie, instandhouding en doelstellingen vereist minder leed en waarborgt een bredere verspreiding van rechten en vrijheden, een hogere graad van sociale, ekonomische en juridische gelijkheid. Binnen dit vergelijkend perspektief kan de demokratie niet ernstig meer in vraag gesteld worden. Deze eensgezindheid leidt soms tot kritiekloze verheerlijking. De onvolkomenheden van deze staatsvorm, de ongelijkheid en diskriminatie die ze, ondanks alles, in zich draagt en in stand houdt worden dan uit het oog verloren. De democratie is een regelsysteem voor veranderende, evoluerende sociale groepen en processen. Dat houdt in dat ze steeds voor verbetering, aanpassing aan de veranderde situatie, vatbaar is en dat ze steeds weer kritisch bekeken moet worden. Enige stimulering van kritisch denken over bestuursvormen, leiderschap en selektiemechanismen is in deze pre-elektorale periode zeker niet overbodig.

Staatsvormen regelen de wijze waarop macht wordt geregeld en verdeeld, de mate waarin machtsverdeling en verdeelde macht in banen worden geleid en aan banden worden gelegd. In de parlementaire democratie wordt een groot deel van de macht volgens afgesproken regels en termijnen door het volk afgestaan aan vertegenwoordigers. Deze formele regels van machtsdelegatie en -verdeling zijn relatief ingewikkeld. Daarnaast bestaan er ook informele regels en selektiemechanismen die moeilijk te doorgronden zijn, weinig bestudeerd worden en bijgevolg weinig of niet gekend zijn. Zij die de macht afstaan en hun vertegenwoordigers kiezen zijn dus door de band slecht op de hoogte van de regels die eraan ten grondslag liggen.

Het volk kiest zijn afgevaardigden, zij die zijn macht zullen uitoefenen. In theorie kan eenieder verkozen worden, in de praktijk wordt verkozen wie de aandacht en de gunst van een niet onbelangrijk deel van het volk heeft verworven. Aan de verkiesbaarheid gaat een lange weg, een loopbaan vooraf. Niet iedereen kan deze weg inslaan, bewandelen en uitlopen. De selektie gebeurt volgens onuitgesproken faktoren en processen die het opklimmen in elke hiërarchie bepalen. Die faktoren en processen beïnvloeden uiteindelijk de machtsuitoefening en de bestuursvorm.

De klim omhoog en de verkiesbaarheid worden gedetermineerd door opeenvolgende filters. Geslacht en milieu waarin men geboren wordt, opvoeding en schoolse opleiding, beroepskansen en beroepskeuze, de sociale groepen waarin men terecht komt, de carrière (machts- en statusverwerving) in die groepen en, wat het politieke bedrijf betreft, vooral in de partij. De eigenschappen van het individu en zijn groep bepalen of iemand het haalt of niet, of iemand voor een bepaald ambt verkozen wordt. Die eigenschappen vallen niet noodzakelijk samen met de kwaliteiten vereist voor een goede ambtsuitoefening.

Een zeer belangrijke faktor is de beloning of kompensatie voor promotie op de hiërarchische ladder. Die beloning is het die doorgaans tot deelname aanzet, de mogelijkheid (meer) status, macht of materieel voordeel te verwerven.

Dit soort selektieprocessen begint vrij vroeg. De prille jeugd wordt vaak bepaald door een sanktiesysteem dat niet zelden dubieuze criteria van goed en kwaad hanteert. Op school ontkomt niemand eraan. Formele sanktiesystemen en selektiemechanismen (goeie en slechte punten, klashirarchien) werken gaandeweg volgzaamheid, gehoorzaamheid, onkritische naäperij, papegaaien en strebersmentaliteit in de hand. Zij die daar het minst in uitblinken scoren normaliter het laagst. Revolutionaire, originele, gezagsdoorbrekende, initiatiefrijke impulsen worden ontmoedigd. Daarenboven krijgen studenten, zeker in de menswetenschappen, een opleiding die niet is aangepast aan de maatschappelijke funktie die ze verondersteld worden later te vervullen. Veel geblok en van buiten leren, maar zelden of nooit een waardevolle training voor de pedagogische taak die velen in het onderwijs wacht.

Selectieprocessen binnen hiërarchieën werken bijna altijd oneigenlijke kwaliteiten in de hand, kwaliteiten die niet van wezenlijk belang zijn voor de funktie die moet worden uitgeoefend. De selectie garandeert in elk geval niet dat de meest geschikten het halen. Behalve voor wie dit alles cynisch interpreteert. Alles wijst er immers op dat de meest machtsbelusten, de meest statusgevoeligen, de minst skrupuleuzen, zij die opportunisme en ellebogenwerk niet schuwen, veel meer kansen hebben dan idealisten, de intrinsiek gemotiveerden, zij die de funktie of het ambt nastreven om redenen die er eigen aan zijn.

De kwaliteiten en persoonlijkheidseigenschappen nodig om op te klimmen horen in de carrièristische sfeer thuis. Enerzijds een bepaalde mate van agressiviteit, koppigheid, doorzettingsvermogen en meedogenloosheid tegenover concurrenten, anderzijds onderdanigheid en volgzaamheid tegenover hiërarchisch hogeren.

Gezagsgetrouwheid, hardnekkigheid, statuszoekerij, konservatisme en autoritarisme worden beloond. Uiteindlijk helpen ze het systeem waaruit ze voortkomen in stand houden.

Dit alles geldt in nog sterkere mate voor het politieke bedrijf aangezien daar vele opeenvolgende en elkaar bekrachtigende filters voor een doorgedreven selektie zorgen. Selektie en opleiding tot politicus zijn grotendeels niet doelgericht. Eigenschappen en kwaliteiten worden uitgezuiverd die niet direct in overeenstemming zijn met de vereisten van het ambt waarvoor geselekteerd wordt. Dit wordt nog versterkt door het demokratische verkiezingssysteem. Aangezien het volk zijn vertegenwoordigers kiest, moeten kandidaat-vertegenwoordigers de gunst proberen te verwerven van dat volk, zoveel mogelijk vertrouwen proberen in te boezemen. De ingewikkeldheid van politieke funkties, de geringe kennis die het grootste deel van het volk kan hebben van bestuursfunkties en -problemen, het feit dat het gros van de kiezers dus de bekwaamheid van de verkozenen niet kan beoordelen en dat de kwantiteit van de stemmen doorslaggevend is, dit alles zorgt ervoor dat die kandidaten die kunnen beschikken over de krachtigste publicitaire of demagogische middelen - machtsmiddelen - het meest kans op sukses hebben.

Het langdurige selektieproces waarborgt op generlei wijze dat de intrinsiek meest geschikten aan de macht komen. Integendeel, het bevordert deelname en succes van de meest machtshongerigen, de meest status- en prestigebelusten, kortom, zij die beter niet aan politiek zouden doen. Politici die goed of redelijk werk verrichten, doen dat niet dank zij maar ondankshun opleiding en voorgeschiedenis. Macht zou zó onaantrekkelijk moeten zijn dat niemand ze lang wil uitoefenen.

 

Opiniestuk verschenen in De Morgen, 25 mei 1991