De drie K's | W.P. voor de Vrouw. Encyclopaedie

Een van de eerste Nederlandstalige huishoudboeken, De huisvrouw van Henriëtte Davids, verscheen rond 1866. De tijd van de opkomst van een middenklasse, tussen laag en hoog, arm en rijk in. Onderwijzers, ambtenaren, chefs en voormannen verdienden goed de kost, de vrouw kon thuisblijven om ze te bereiden en legde zich toe op het arbeidsintensieve huishouden.

Man als kostwinner, vrouw aan haard; het bleef lange tijd het ideaal, ook voor vrouwen. Huisvrouw werd een beroep, met huishoudonderwijs, tijdschriften en boeken, zoals Ik kan huishouden (1910) of Wat moet gij weten (1927) door ene "Huismoeder". De eerste huishoudwoordenboeken en -encyclopedieën zagen het licht, onder meer de Larousse ménager (1926).

Bloeiperiode van het huisvrouwmodel waren de jaren vijftig en zestig. In 1953 verscheen het eerste deel van de twaalfdelige Baedeker voor de huisvrouw. Een "onmisbare hulp", want moderne vrouwen "leiden hun dochters niet meer grondig op voor het mooie, maar moeilijke vak van huisvrouw".

Datzelfde jaar werd de W.P. voor de Vrouw voltooid, bedoeld voor de vrouw "als zelfstandig wezen, niet in vergelijking met de man". Geen raadsel, sfinx of vat vol tegenstrijdigheden, da's het mannelijk perspectief; uit modern onderzoek blijkt dat de vrouw wel degelijk begrepen kan worden. Vrouwen zijn ook niet wilszwak, behalve misschien voor "wat buiten de sfeer der grote belangen ligt, waarvan de bekende gil bij een onverwachte gebeurtenis getuigenis aflegt, evenals ook het gedrag bij het zien van een muis of insect".

In een tweehonderd bladzijden dik compendium, dat aan de eigenlijke encyclopedie voorafgaat, wordt het "wezen van de vrouw op zo objectief mogelijke wijze, en zeer zeker niet vanuit een feministisch-strijdend beginsel" uit de doeken gedaan. Na een overzicht van Eva's rechten en plichten (volgens bijbel, Verenigde Naties en paus), wordt beklemtoond dat "masculiniteit en feminiteit relatieve begrippen" zijn. Vrouw en man werden als gelijken geschapen, tot de zondeval roet in het eten gooide; sindsdien "heerst man over vrouw", al is er "geen sprake van onderdanigheid of gehoorzaamheid". Vergeet ook niet dat Maria, "een vrouw, moeder Gods is". Dat vrouwen in de R.K. Kerk geen functie mogen bekleden waaraan rechts- of wijdingsmacht is verbonden, of "waarbij de aandacht der gelovigen op haar persoon zou vallen", is al evenmin een probleem, want als moeder zijn vrouwen "draagster van het priesterschap". De Kerk stond nog niet alleen, uit een lijst van "verboden beroepen" blijkt dat vrouwen te min geacht werden om deurwaarder, ijkmeester, stationschef of belastingsinspecteur te worden.

Het wezen van de vrouw wordt, bladzijden lang, opgesmukt met veren, edelstenen en bontsoorten ("het dier om de mens"), aangevuld met omgangsvormen. Niemand in de rede vallen, niet uitweiden over ziekte, nooit antipathie laten blijken. Op kantoor geen opvallende make-up gebruiken, geen lange broeken, geklede japonnen, sterk gedecolleteerde of mouwloze kleding dragen; en een Directeur-Generaal der Belastingen aanschrijven als "HoogEdelGestrenge Heer" - 't is maar dat u het weet. Dat alles gelardeerd met badplaatsen, mythologische figuren, kunstwerken, beroemde liefdesparen en goede raad voor garderobe, eten en drinken, wassen en plassen, opvoeding en onderwijs.

Ook in het alfabetische deel overheersen de drie K's - Kinder, Küche, Kirche- en de wellevendheid (kauwgom "nimmer tegen de onderkant van tafelblad of stoelzitting plakken"). Het is even wennen aan het vrouwelijk perspectief. Bij "lengte en gewicht" jaartabellen voor meisjes, niet voor jongens. "Boerenjongens", rozijnen op brandewijn, komen achter "boerenmeisjes" (met abrikozen). Op "advocaat" volgt een recept en raad om vlekken te verwijderen, pas als dat gebeurd is komt de "rechtsgeleerde raadsman" aan bod. En een "filosoof", dat is een jachtschotel, een "restverwerking van vlees, jus, uien, kruiden en koude aardappelen" - daar komt geen wijsgeer aan te pas.

Op blinde vink volgt blindheid, op court-bouillon Hedwig Courths-Mahler, die voor "een publiek schreef dat met literair waardevolle boeken niets zou weten te beginnen". Op Simone de Beauvoir volgt béchamelsaus, bedacht door markies Louis de Béchamel, de in de kabeljauwvisserij geïnteresseerde maître d'hôtel van Lodewijk XIV.

Inquisitie, ketter, kruisvaart, kolonialisme, de wereldoorlogen... het staat er niet in. Geen Hitler of Goebbels, wel Hitchcock en Rudolf Valentino. Veel wetenswaardigheden en praktische tips, van dweilen tot lippen roden; en verstandige opvoedkundige raad, kinderen bijvoorbeeld nooit naar bed sturen "bedrukt door boosheid der ouders of schuldgevoel, alle ondeugendheid moet eerst afgezoend zijn". En om te besluiten een mooi bakerrijmpje:

Roe roe kindje,
Hoe ben je toch zo stout!
Heb je pijn in je buikje,
Of zijn je voetjes koud?
Vuurtje zullen we stoken;
Papje zullen we koken;
't Wiegje gaat van zwik-zwak
Voor de kleine dikzak.

W.P. voor de Vrouw. Encyclopaedie, Amsterdam/Brussel, Elsevier, 1952-1953, twee delen

Gepubliceerd in De Standaard der Letteren op 6 november 2003, in de reeks Zolderboeken.