Als de dood voor pijn

Pijn en lijden, er bestaan vrolijker en makkelijker onderwerpen voor een tentoonstelling. Hoed af dus voor het Museum Guislain dat het (bijna) onzichtbare zichtbaar probeert te maken. Maar ook hier zie je, zoals in het werkelijke leven, alleen sporen van pijn, vertrokken gezichten en rare lichaamshoudingen. Wie zich niet inleeft, voelt niet mee. Pijn mist de duidelijkheid van een open wonde, mist de dramatiek van bloed.

De tentoonstelling verloopt via twee trajecten. 'Pijn is niet plezant' toont pijn vanuit de optiek van de lijder. 'Troost doet deugd' laat zien hoe buitenstaanders met pijn omgaan; van medelijden voelen en troosten, tot voyeurisme, sadisme en foltering. Pijn als spektakel: een 'tandarts' op een kermis temidden drommen toeschouwers; een stervende aids-patiënt met Christusallures op een United Colors of Benetton-affiche. Daar had een gravure bij gemogen van de menigte die in vroeger tijden steevast toestroomde als iemand geradbraakt, gevierendeeld of verhangen werd. En ook een beeld van een kijkfile of een andere vorm van hedendaags rampentoerisme of leedvermaak.

Het behandelen van pijn en de pijn van het behandelen worden onder meer in beeld gebracht door een operatiekoffer uit midden vorige eeuw, compleet met vervaarlijk ogende tangen en houten hamer; allerhande verdovingstoestellen en tuigen voor het toedienen van elektroshocks. Een man met grote doek om het hoofd en jeneverfles bij de hand, een magnifiek ivoren beeldje, maakt tandpijn aanschouwelijk. Op een in mekaar geflanste houten estrade zit een broze, uitgemergelde, verkrampte man zonder hoofd - een bijzonder sterk beeld van de Gentse kunstenares Berlinde De Bruyckere.

Naast waanzinnige pijn is er ook de pijn van de waanzin. Een reeks foto's toont een inwoner van een krankzinnigengesticht, eind 19de eeuw, gehuld in een zelfgemaakt harnas van koper, rubber en papier - een vergeefse poging om wat van binnen zit, buiten te houden. In de gaanderij van het voormalige asiel Guislain, hangen de gevoelige platen die Elke Boon maakte van mensen die hier en nu pijn lijden. Onbedoelde zoekprenten, tot je iets aanwijsbaars, een mogelijke oorzaak vindt, een kneuzing of een vervormde voet. Al blijft veel pijn, die van een whiplash bijvoorbeeld, onzichtbaar. Lijder en buitenstaander zijn dankbaar voor zichtbare sporen, ook al verwijzen die soms naar pijn die geen zeer meer doet.

De mooi uitgegeven catalogus valt, voor wie dacht iets bij te leren over pijn, nogal tegen. Alleen de artikels van pijndeskundige Bart Morlion en antropoloog David Le Breton kunnen door de beugel. Pijn is een signaal dat waarschuwt voor (dreigende) weefselbeschadiging en zet het lichaam aan tot actie om erger te voorkomen. Pijn voelen is geen mechanistisch proces zoals afgebeeld in een werk van Descartes: de gewaarwording van een kind met een hand boven een vuurtje wordt via pijnbanen rechtlijnig naar de hersenen overgebracht. Pijn is complexer, ze wordt behalve door weefselschade ook bepaald door de betekenis die de lijder eraan geeft, en die betekenis is afhankelijk van psychische, sociale en culturele factoren.

Pijn is een persoons- en cultuurgebonden ervaring; wat de één nog net draaglijk vindt, is voor de ander compleet ondraaglijk. Pijnbeleving hangt samen met iemands verleden, geslacht (gender), leeftijd, sociale klasse... Woede en opwinding verhullen of dempen pijn; stress en angst verlagen de pijndrempel. David Le Breton, auteur van een 'Anthropologie de la douleur', gebruikt het begrip 'lijden' voor de houding die mensen aannemen tegenover pijn - berusting of weerstand. Of pijn tot lijden uitgroeit, hangt af van die sociaal bepaalde attituden. Ook de veroorzaking en de gevolgen van pijn zijn van belang. Pijn die men zichzelf toebrengt (atletiek, masochisme), valt minder zwaar dan pijn toegebracht door een ander (foltering). Een zwaargewonde soldaat die naar huis mag, voelt vaak minder pijn dan zijn minder zwaar gewonde kompaan die wordt opgelapt om naar het front terug te keren.

Ook de omgeving, aandacht en troost van anderen, legt veel gewicht in de schaal. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat wie voor, tijdens en na een chirurgische ingreep goed geïnformeerd en begeleid wordt, achteraf minder pijnstillers nodig heeft dan wie een routineuze ziekenhuisbehandeling onderging.

Een mooie en interessante tentoonstelling, zeker, maar ook met enkele mankementen. Er viel meer te zeggen over het onderwerp pijn als boetedoening, offer en heilmiddel, over religieuze en psychiatrische zelfkastijding. Je verneemt ook weinig of niets over medelijden, en al evenmin over de sociale gelaagdheid van pijn en pijnbestrijding - niet iedereen is gelijk voor de wet, niet iedereen kan zich het laatste, nog niet terugbetaalde snufje van pijnbestrijding permitteren. Ook het thema 'wie schoon wil zijn moet pijn lijden', esthetische chirurgie, wordt niet uitgediept. Geen woord ook over mentale en morele pijn, zoals bij de 'leraars' die voor een wetenschappelijk experiment onder zachte dwang elektrische schokken toedienden om 'leerlingen' bij de les te houden. Het beroemde experiment van Stanley Milgram, waarbij geen echte schokken werden toegediend en de 'leerlingen' alleen maar pijn fingeerden, komt wel even aan bod, maar men ziet voorbij aan de échte pijn, de aangrijpende morele worsteling van 'leraars' die tegen hun zin pijn deden.

Ons woord 'pijn' is afgeleid van het Latijnse 'poena': boete, straf, smart. Pijn is kwaad (j'ai mal, le mal). Ze vertraagt, verlamt, immobiliseert, tast de identiteit aan, isoleert, verwijdert. We hebben niet voor niets meer angst voor pijn dan voor de dood.

Museum Dr. Guislain, Gent - van 8.10.2005 tot 30.4.2006

Verschenen in De Tijd van 13.10.2005